bloedvaten 2 Flashcards

1
Q

waar liggen grote aders

A

oppervlakkiger dan slagaders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn gelijkenissen tussen slagaders en aders

A

zelfde verloop
zelfde benaming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarvan ontvangt vena cava superior bloed

A

hoofd, hals, armen en borstorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarvan ontvangt vena cava inferior bloed

A

benen, bekken en buikorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke slagaders komen aan in de hersenen

A

2 paar
arteria carotis
arteria vertebralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de cirkel van willis

A

komen slagaders aan, cirkel, slagaderlijk bloed kan beide kanten uitstromen (goed als kant blokkeerd want gaat gewoon langs andere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

andere naam levercirculatie

A

leverpoortadersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke aanvoerende bloedvaten heeft de lever

A

leverslagader
poortader (vena porta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waaruit komt het bloed uit de vena porta

A

bloed spijsverteringsorganen en milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is er met het bloed uit de vena porta

A

bevat glucose, aminozuren, afvalstoffen en soms gifstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doet de lever met de voedingsstoffen

A

slaat deze op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er met de gifstoffen

A

worden ontgift/afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar komt de leveraders uit

A

vena cava superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe verloopt de bloedsomloop in lever

A

gebruikt bloed via vena porta, dan tweede capilairsysteem (opslaan/afbreken), dan leverader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe ontstaat polsslag

A

afwisselend uitzetten en inkrimpen van slagaders bij elke systole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is gemiddelde polsslag

A

75/min

17
Q

wat zijn drukpunten

A

plaats waar je kan drukken om drukverlies tegen te gaan

18
Q

wat is de bloeddruk

A

de druk die het bloed uitoefent tegen binnenwand van grote slagaders van grote circulatie

19
Q

hoe stroomt bloed

A

van hoge naar lage druk

20
Q

wat is atherosclerosa

A

vetafzetting tegen wand bloedvat, hierdoor bloedvat minder elastisch
(elasticiteit zeer belangrijk)

21
Q

hoe wordt systolische/diastolische druk uitgedrukt

A

mmHg (milimeter kwikdruk)

22
Q

onthouden: bloeddruk bijna 0 wanneer het terug in hart aankomt, bloeddruk neemt af doorheen de bloedsomloop

A
23
Q

wat beeinvloed de bloeddruk

A

slagvolume en perifere weerstand
hogere slagvolume = hogere systolische druk

24
Q

waarvan is de perifere weerstand afhankelijk

A

vernauwing bloedvaten
hoger bloedvolume (oedeem)
verhoogde viscositeit

25
Q

wat als bloeddruk veranderd

A

reactie autonoom zenuwstelsel en urinewegstelsel

26
Q

wat als bloeddruk daalt

A

sympatisch zenuwstelsel: vasoconstrictie
hartfrequentie stijgt ook

27
Q

hoe neemt het zenuwstelsel verandering in bloeoddruk waar

A

baroreceptoren

28
Q

wat doet het urinewegstelsel als bloeddruk stijgt

A

meer urine produceren
-> lager bloedvolume = minder bloeddruk

29
Q

wat doet urinewegstelsel als bloeddruk daalt

A

nieren houden water vast
-> meer bloedvolume = meer bloeddruk

30
Q

wat doen nieren bij bloeddruk

A

maken enzym renine

31
Q

waarvan is renine deel

A

RAAS-systeem: renine-angiotensine-aldosteronsysteem

32
Q

wat doet het RAAS-systeem

A

angiotensine: zorgt voor vasoconstrictie
alsdosteron: bijnierschorshormoon, hogere opname natrium = trekt water aan = meer bloedvolume = meer bloeddruk