cardiovasculaire stelsel 1 Flashcards

(33 cards)

1
Q

wat doet het cardiovasculaire stelsel

A

continue uitwisseling met stoffen uitwendig milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe werkt de uitwisseling van stoffen in de eerste 2 weken

A

diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom lukt diffusie niet meer vanaf het einde van de 3de week

A

cellaag is te dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het voordeel van uitwisseling via het cardiovasculaire systeem

A

meer voedingstoffen binnen krijgen/ makkelijker opnemen

effectiever dan diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de 5 belangrijkste functies van bloed

A
  • transport
  • op peil houden pH en ionensamenstelling
  • beperken van vloeistofverlies bij verwondingen
  • verdedigen tegen gifstoffen en ziekteverwekkers
  • op peil houden lichaamstemp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welk soort weefsel is bloed

A

vloeibaar bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat transporteerd bloed

A

zuurstof, voedingstoffen, hormonen

afvalstoffen, koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe wordt de ionensamenstelling op peil gehouden

A

uitwisseling interstitiele vloeistof (calcium)

bij verlies ionen op korte tijd kan bloed dit aanvullen (reserve)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe houdt het bloed de pH op peil

A

melkzuur neutraliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke stof is belangrijk voor de stolling

A

fibrinogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zorgt voor ons afweersysteem

A

leukocyten
antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe wordt onze lichaamstemperatuur op peil gehouden

A

vasoconstrictie + vasodilatatie

spieren genereren warmte en bloed transporteerd dit doorheen lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waaruit bestaat “vol bloed”

A

bloedplasma
bloedcellen
celfragmenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn fysische eigenschappen van vol bloed

A

iets warmer dan lichaamstemp
hogere viscositeit dan water (afh. v. aantal bloedcellen)
licht basis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de pH van bloed

A

7.4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

latijnse naam zuur

17
Q

latijnse naam base

18
Q

latijnse naam aanprikken van een ader

19
Q

welke ader wordt meestal aangeprikt

A

vena mediana cubiti

20
Q

waarom worden aders voor bloedprikken gebruikt

A

dunner, lagere bloeddruk, bloedt minder lang

21
Q

waarom worden soms slagaders aangeprikt

A

zuurstofgehalte

22
Q

welke slagaders van de arm worden aangeprikt

A

Arteria brachialis
Arteria radialis

23
Q

waar worden capilairen soms geprikt

A

vinger, grote teen, hiel

24
Q

wat maakt bloed onstolbaar

25
wat is plasma
onstolbaar bloed bloedcellen zakken naar beneden + buffy coat heeft fibrinogenen
26
wat is de buffy coat
witte bloedcellen en bloedplaatjes
27
wat is serum
niets aan toegevoegd om onstolbaar te maken, fibrinogeen draden vormen een klonter met bloedcellen en heldere vloeistof blijft over plasma-fibrinogeen
28
wat is BSE
bezinkingssnelheid van de erythrocyten
29
wat zorgt voor een hoge bezinkselsnelheid
infectie en/of tumoren
30
hoeveel liter bloed heeft een mens
5-6
31
waaruit bestaat bloedplasma
Voornamleijk water Firbilogeen Globulinen Albuminen = eiwitten Voedingsstoffen + elektrolyten + etc
32
waaruit bestaat de cellen en celfragmenten
99% rode bloedcellen Wit en bloedplaatjes
33
onthouden: meer plasma dan bloed