blz. 56/57 Flashcards
(54 cards)
1
Q
Unbedingt
A
Zonder meer, per se
2
Q
Gegenseitig
A
Elkaar, wederzijds
3
Q
Sich bewerben
A
Solliciteren
4
Q
Im nachhinein
A
Achteraf
5
Q
Forschen
A
Onderzoeken
6
Q
Sich austauschen
A
Van gedachten wisselen
7
Q
Sich einig sein
A
Het eens zijn
8
Q
Sich ergänzen
A
Elkaar aanvullen
9
Q
Eigenständig
A
Zelfstandig
10
Q
Die Leistung
A
De prestatie
11
Q
Löschen
A
Verwijderen, wissen
12
Q
Klären
A
Oplossen
13
Q
Nachtragend sein
A
Haatdragend zijn
14
Q
Unterschiedlich
A
Verschillend
15
Q
Zu jemandem halten
A
Achter iemand staan
16
Q
Trotzdem
A
Toch, desondanks
17
Q
Der Kumpel
A
De vriend, de kameraad
18
Q
Sich verstellen
A
Zich anders voordoen
19
Q
Ersetzen
A
Vervangen
20
Q
Laut
A
Volgens
21
Q
Das Verhältnis
A
De relatie, de verhouding
22
Q
Gegenseitig
A
Wederzijds
23
Q
Locker
A
Losjes
24
Q
Das KZ (Konzentrationslager)
A
Het concentratiekamp
25
Die Gedenkstätte
Het monument, gedenkplaats
26
Wertschätzen
Op waarde schatten, waarderen
27
Auf die nerven gehen
Irriteren, op de zenuwen werken
28
Aufgehoben
Geborgen
29
Sich trennen
Scheiden, uit elkaar gaan
30
Die Ausbildung
De opleiding
31
Ausziehen
Verhuizen
32
Das verhältnis
De verhouding, de relatie
33
Auf die Reihe kriegen
Voor elkaar krijgen
34
Gründen
Stichten
35
Die Betreuung
De opvang, de verzorging
36
Rücksicht nehmen auf
Rekening houden met
37
der misserfolg
De mislukking, flop
38
Ehrgeizig
Ambitieus
39
Scheitern
Falen, mislukken
40
Etwas schaffen
Iets halen, voor elkaar krijgen
41
Sich nicht unterkriegen lassen
Zich niet klein laten krijgen
42
Enttäuscht
Teleurgesteld
43
Durchfallen
(Voor een examen ) zakken
44
Am Boden zerstört sein
Zich helemaal down voelen
45
Peinlich
Gênant
46
Der Außenseiter
De outsider
47
Fragwürdig
Dubieus
48
Hochladen
Uploaden
49
Die Sucht
De verslaving
50
Die Furcht
De angst, de vrees
51
Zerstören
Kapot maken, verwoesten
52
Nutzen
Gebruiken
53
Mittlerweile
Ondertussen, inmiddels
54
Allgegenwärtig
Alom aanwezig
