C10 bewustzijn Flashcards

(82 cards)

1
Q

consciousness

A

het bewustzijn van externe prikkels en onze eigen mentale activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

consciousness state

A

de kenmerken van bewustzijn op een bepaald moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

consciousness level

A

het bewustzijnsniveau waarop mentale activiteiten die toegankelijkheid zijn voor bewustzijn plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nonciousness level

A

het bewustzijnsniveau waarop processen zich bevinden die volledig ontoegankelijk zijn voor bewust bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

preconscious level

A

het bewustzijnsniveau waarop mentale gebeurtenissen zich bevinden die momenteel niet bewust zijn, maar naar wil bewust kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

unconscious

A

der term die wordt gebruikt om een niveau van mentale activiteit te beschrijven waarvan Freud zegt dat het onaanvaardbare seksuele, agressieve en andere impulsen bevat waarvan een individu zich niet bewust is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

subconscious

A

een andere term die het mentale niveau beschrijft waarop invloedrijke maar normaal gesproken ontoegankelijke mentale processen plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

altered state of consciousness

A

een aandoening die bestaat wanneer veranderingen in mentale processen uitgebreid genoeg zijn om merkbare verschillen in psychologische en gedragsmatig functioneren te produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

NREM (non-rapid eye movement) sleep

A

slaapstadia N1,N2 en N3; ze gaan gepaard met geleidelijke langzamere en diepere ademhaling; een kalme, regelmatige hartslag; verlaagde bloeddruk; en langzame hersengeloven (stage N3 wordt slow-wave slaap genoemd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

REM (rapid eye movement) sleep

A

de slaapfase waarin de spierspanning dramatisch afneemt, maar het EEG lijkt op dat van iemand die wakker is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

insomnia

A

een slaapstoornis waarbij een persoon niet genoeg slaapt krijgt om zich gerust te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

narcolepsy

A

een slaapstoornis overdag waarbij een persoon plotseling overschakelt van een actieve wachttoestand naar REM-slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sleep apnea

A

een slaapstoornis waarbij een persoon s’nachts kort maar herhaaldelijk stopt met ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sudden infant death syndrome (SIDS)

A

een aandoening waarbij een slapende baby stopt met ademen, niet wakker wordt en sterft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sleepwalking

A

een fenomeen dat voornamelijk begint in NREM-slaap, vooral in stadium N3 en waarbij wordt gelopen terwijl hij slaapt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nightmares

A

angstaanjagende dromende plaatsvinden tijdens REM-slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sleep terror disorder (night terrors)

A

het optreden van gruwelijke droombeelden tijdens N3-slaap, gevolgd door een snel ontwaken en een staat van intense angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

REM behavior disorder

A

een slaapstoornis waarbij de verminderde spierspanning die normaal wordt gezien in REM-slaap niet verschijnt, waardoor dromen kunnen worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

circadian rhythm (human biological rhythm)

A

een cyclus, zoals wakker worden en slapen, die zich ongeveer een keer per dag herhaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

jet lag

A

vermoeidheid, prikkelbaarheid , onoplettendheid en slaapproblemen veroorzaakt door vliegreizen in verschillende tijdszones

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

sleep deprivation

A

een aandoening waarbij mensen niet genoeg slaap krijgen; het kan leiden tot verminderde cognitieve vaardigheden, onoplettendheid en een groter risico op ongelukkig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

dreaming

A

de productie tijdens de slaap van verhaalachtige reeksen van beelden, sensaties en waarnemingen die enkele seconden tot vele minuten duren; het komt voornamelijk voor tijdens de REM-slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

lucid dreaming

A

wetende dat een droom een droom is terwijl hij plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hypnotic susceptibility

A

de graad waarop een persoon reageert op hypnotische suggestie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
hypnosis
een fenomeen dat wordt veroorzaakt door speciale technieken en wordt gekenmerkt door verschillende mate van reactievermogen op suggesties voor veranderingen in iemands gedrag en ervaringen
26
state theories of hypnosis
theorieen die voorstellen dat hypnose een veranderede staat van bewustzijn creeert
27
nonstate theories of hypnosis
theorieen, zoals relttheorie, stellen dat hypnose geen veranderende staat van bewustzijn creert
28
meditation
een reeks technieken die worden gebruikt om zich te concentreren op het 'huidige moment', die een veranderde bewustzijnsstaat creeren die wordt gekenmerkt door innerlijke vrede en rust
29
psychoactive drugs
chemische stoffen die op de hersenen inwerken om psychologische effecten te creeeren
30
psychopharnacology
de studie van psychoactieve geneesmiddelen en hun effecten
31
blood-brain barrier
een kenmerk van bloedvaten in de hersenen dat voortkomt dat sommige stoffen hersenweefsel binnendringen
32
agonists
medicijnen die binden aan een receptor en de effecten nabootsen van de neurotransmitter die normaal in die receptor past
33
antagonists
geneesmiddelen die zich binden aan een receptor en voorkomen dat de normale neurotransmitter zich bindt
34
drug abuse (substance use disorder)
het gebruik van psychoactieve drugs op manieren die afwijken van culturele normen en ernstige problemen voor de gebruiker veroorzaken
35
addication
ontwikkeling van een fysieke behoeften aan een psychoactieve drugs
36
drug withdrawal
een reeks symptonen die verband houden met het beeindigen van het gebruik van een verslavende stof
37
drug tolerance
een voorwaarde waarin steeds grotere medicijndoses nodig zijn om een bepaald effect te produceren
38
CNS depressant drugs
psychoactieve geneesmiddelen die het functioneren van het centrale zenuwstelsel remmen
39
CNS stimulating drugs
psychoactieve drugs die de gedrags- en mentale activiteit verhogen
40
opiates
psychoactieve drugs die zowel slaapverwekkende als pijnstillers effecten produceren
41
hallucinogenic drugs
psychoactieve drugs die het bewustzijn veranderen door een tijdelijk verlies van contact met de realiteit en verandering in emotie, perceptie en denken te veroorzaken
42
het bewustzijn van externe prikkels en onze eigen mentale activiteit
consciousness
43
de kenmerken van bewustzijn op een bepaald moment
consciousness state
44
het bewustzijnsniveau waarop mentale activiteiten die toegankelijkheid zijn voor bewustzijn plaatsvinden
consciousness level
45
het bewustzijnsniveau waarop processen zich bevinden die volledig ontoegankelijk zijn voor bewust bewustzijn
nonciousness level
46
het bewustzijnsniveau waarop mentale gebeurtenissen zich bevinden die momenteel niet bewust zijn, maar naar wil bewust kunnen worden
preconscious level
47
der term die wordt gebruikt om een niveau van mentale activiteit te beschrijven waarvan Freud zegt dat het onaanvaardbare seksuele, agressieve en andere impulsen bevat waarvan een individu zich niet bewust is
unconscious
48
een andere term die het mentale niveau beschrijft waarop invloedrijke maar normaal gesproken ontoegankelijke mentale processen plaatsvinden
subconscious
49
een aandoening die bestaat wanneer veranderingen in mentale processen uitgebreid genoeg zijn om merkbare verschillen in psychologische en gedragsmatig functioneren te produceren
altered state of consciousness
50
slaapstadia N1,N2 en N3; ze gaan gepaard met geleidelijke langzamere en diepere ademhaling; een kalme, regelmatige hartslag; verlaagde bloeddruk; en langzame hersengeloven (stage N3 wordt slow-wave slaap genoemd)
NREM (non-rapid eye movement) sleep
51
de slaapfase waarin de spierspanning dramatisch afneemt, maar het EEG lijkt op dat van iemand die wakker is
REM (rapid eye movement) sleep
52
een slaapstoornis waarbij een persoon niet genoeg slaapt krijgt om zich gerust te voelen
insomnia
53
een slaapstoornis overdag waarbij een persoon plotseling overschakelt van een actieve wachttoestand naar REM-slaap
narcolepsy
54
een slaapstoornis waarbij een persoon s'nachts kort maar herhaaldelijk stopt met ademen
sleep apnea
55
een aandoening waarbij een slapende baby stopt met ademen, niet wakker wordt en sterft
sudden infant death syndrome (SIDS)
56
een fenomeen dat voornamelijk begint in NREM-slaap, vooral in stadium N3 en waarbij wordt gelopen terwijl hij slaapt
sleepwalking
57
angstaanjagende dromende plaatsvinden tijdens REM-slaap
nightmares
58
het optreden van gruwelijke droombeelden tijdens N3-slaap, gevolgd door een snel ontwaken en een staat van intense angst
sleep terror disorder (night terrors)
59
een slaapstoornis waarbij de verminderde spierspanning die normaal wordt gezien in REM-slaap niet verschijnt, waardoor dromen kunnen worden uitgevoerd
REM behavior disorder
60
een cyclus, zoals wakker worden en slapen, die zich ongeveer een keer per dag herhaalt
circadian rhythm (human biological rhythm)
61
vermoeidheid, prikkelbaarheid , onoplettendheid en slaapproblemen veroorzaakt door vliegreizen in verschillende tijdszones
jet lag
62
een aandoening waarbij mensen niet genoeg slaap krijgen; het kan leiden tot verminderde cognitieve vaardigheden, onoplettendheid en een groter risico op ongelukkig
sleep deprivation
63
de productie tijdens de slaap van verhaalachtige reeksen van beelden, sensaties en waarnemingen die enkele seconden tot vele minuten duren; het komt voornamelijk voor tijdens de REM-slaap
dreaming
64
wetende dat een droom een droom is terwijl hij plaatsvindt
lucid dreaming
65
de graad waarop een persoon reageert op hypnotische suggestie
hypnotic susceptibility
66
een fenomeen dat wordt veroorzaakt door speciale technieken en wordt gekenmerkt door verschillende mate van reactievermogen op suggesties voor veranderingen in iemands gedrag en ervaringen
hypnosis
67
theorieen die voorstellen dat hypnose een veranderede staat van bewustzijn creeert
state theories of hypnosis
68
theorieen, zoals relttheorie, stellen dat hypnose geen veranderende staat van bewustzijn creert
nonstate theories of hypnosis
69
een reeks technieken die worden gebruikt om zich te concentreren op het 'huidige moment', die een veranderde bewustzijnsstaat creeren die wordt gekenmerkt door innerlijke vrede en rust
meditation
70
chemische stoffen die op de hersenen inwerken om psychologische effecten te creeeren
psychoactive drugs
71
de studie van psychoactieve geneesmiddelen en hun effecten
psychopharnacology
72
een kenmerk van bloedvaten in de hersenen dat voortkomt dat sommige stoffen hersenweefsel binnendringen
blood-brain barrier
73
medicijnen die binden aan een receptor en de effecten nabootsen van de neurotransmitter die normaal in die receptor past
agonists
74
geneesmiddelen die zich binden aan een receptor en voorkomen dat de normale neurotransmitter zich bindt
antagonists
75
het gebruik van psychoactieve drugs op manieren die afwijken van culturele normen en ernstige problemen voor de gebruiker veroorzaken
drug abuse (substance use disorder)
76
ontwikkeling van een fysieke behoeften aan een psychoactieve drugs
addication
77
een reeks symptonen die verband houden met het beeindigen van het gebruik van een verslavende stof
drug withdrawal
78
een voorwaarde waarin steeds grotere medicijndoses nodig zijn om een bepaald effect te produceren
drug tolerance
79
psychoactieve geneesmiddelen die het functioneren van het centrale zenuwstelsel remmen
CNS depressant drugs
80
psychoactieve drugs die de gedrags- en mentale activiteit verhogen
CNS stimulating drugs
81
psychoactieve drugs die zowel slaapverwekkende als pijnstillers effecten produceren
opiates
82
psychoactieve drugs die het bewustzijn veranderen door een tijdelijk verlies van contact met de realiteit en verandering in emotie, perceptie en denken te veroorzaken
hallucinogenic drugs