C4 persoonlijkheid Flashcards

1
Q

personality

A

het patroon van psychologische en gedragskenmerken waarmee elke persoon kan worden vergeleken en gecontrasteerd met andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

psychic determinism

A

het idee dat persoonlijkheid en gedrag meer bepaald worden door psychologische factoren dan door biologische omstandigheden of actuele gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

psychoanalytic

A

Freuds opvattingen dat menselijk gedrag en persoonlijkheid grotendeels worden bepaalde door psychologische factor4en, waarvan vele bewust zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

psychodynamic approach

A

een visie ontwikkeld door Freud die de nadruk legt op onbewuste mentale processen bij het verklaren van menselijk denken, gevoelens en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ID

A

volgens Freud, een persoonlijkheidscomponent met fundamentele instincten, verlangens en impulsen waarmee alle mensen worden geboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pleasure principle

A

het werkingsprincipe van de ID, dei mensne leidt naar wat goed voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

reality principle

A

werkinsgprincipe van het ego, dat rekening houdt met de beperkingen van de sociale wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ego

A

volgens Freud, het deel van de persoonlijkheid dat compromissen maakt en conflicten bemiddelt tussen en tusse de eisen van het ID, superego en de echte wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

superego

A

volgens Freud, de component van persoonlijkheid die mensen verteld wat ze wel en niet moeten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

defense mechanism

A

onbewuste tactieken die voorkomen dat bedreigend materiaal naar boven komt of het verhullen wanneer dat wel het geval is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

psychosexual development

A

perioden van persoonlijkheidsontwikkeling waarin, volgens Freud, interne en externe conflicten zich richten op bepaalde kwesties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oral stage

A

de eerste van Freuds psychoseksuele fasen, waarin de mond het centrum van genot is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

anal stage

A

de tweede van freuds psychoseksuele stadia, waarin de focus van plezier verschuift van de mond naar de anus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

phallic stage

A

de derde van Freuds psychoseksuele stadia, waarin de focus van plezier verschuift naar het genitale gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Oedipal complex

A

het idee dat de impulsen van jonge jongens seksuele gevoelens voor de moeder en de wens om de vader te elimineren inhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

electra complex

A

het idee dat jonge meisjes een gehechtheid aan de vader ontwikkelen en met de moeder concurreren om de aandacht van de vader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

latency period

A

de vierde van Freuds psychoseksuele stadia, waarin seksuele impulsen slapend werden en het kind zich concentreert op onderwijs en andere zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

genital stage

A

de vijfde en laatste van Freuds psychoseksuele stadia, wanneer seksuele impulsen tijdens de adolescentie opnieuw verschijnen op het bewuste niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

introversion

A

een neiging om na te denken over de eigen ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

extraversion

A

een neiging om zich te concentreren op de sociale wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

womb envy

A

mannen zien hun leven als minder betekenisvol dan die van vrouwen omdat ze geen kinderen kunnen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

object relations

A

zorgt ervoor hoe mensen andere mensen in het leven zien en zich verhouden tot hun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

personality traits

A

een reeks stabiele kenmerken die mensen in de loop van de tijd en in verschillende situatie vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

trait approach

A

een perspectief op persoonlijkheid dat het ziet als de combinatie van stabiele kenmerken die mensen in de loop van de tijd en in verschillende situaties vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
central traits
ze zijn meestal voor de hand liggend voor anderen en ze organiseren en beheersen dat gedrag in veel verschillende situaties
26
secondary traits
ze zijn specifieker voor bepaalde situaties en beheersen het gedrag veel minder
27
five-factor personality model
een mening gebaseerd op studies met behulp van factoranalyse die het bestaan van vijf basiscomponenten van die menselijke persoonlijkheid suggereert: openheid, consciëntieusheid, extraversie, aangenaamheid en neuroticisme
28
behavioral approach system
beinvloedt de gevoeligheid van mensen voor beloningen en hun motivatie om de beloningen te zoeken
29
flight or freeze system
beinvloedt hoe gevoelig mensen zijn voor straf. Een "stof"- systeem dat verantwoordelijk is voor hoe angstig of geremd een persoon is
30
sociaal-cognitive appoach
de opvatting dat persoonlijkheid geleerde denk- en gedragspatronen weerspiegelt
31
self-efficancy
volgens Bandura, de geleerde verwachting van succes in bepaalde situaties
32
humanstic psychology approach
de opvatting dat persoonlijkheid zich ontwikkelt in overeenstemming met de unieke percepties van elk persoon over de wereld
33
self-actualization
het bereiken van iemands volledige potentieel: de volledigde realisatie van iemands talenten, vermogens en capaciteiten
34
actualizing tendency
een aangeboren neiging tot groei en vervulling die al het menselijk gedrag motiveert
35
self-concept
de manier waarop men over zichzelf denkt
36
conditions of worth
volgens Rogers, omstandigheden waarin een individu alleen positieve aandacht voor anderen ervaart wanneer hij bepaalde gedrogingen of attitudes vertoont
37
open-ended
vragen zijn afgestemd op het intellectuele niveau, emotionele staat en de speciale behoeften van de persoon die wordt beoordeeld
38
structured
de interviewer stelt een vaste eeks vragen over specifieke onderwerpen in een bepaalde volgorde
39
projective personality measures
test die bestaat uit relatief ongestructureerde stimuli waarin reacties worden gezien als een verspiegeling van de onbewuste behoeften, fantasieen, conflicten, denkpatronen en andere aspecten van de persoonlijkheid van het individu
40
nonprojective personality measures
tests die duidelijke , specifieke vragen, uitspraken of concepten vermelden waarop mensen worden gevraagd te reageren
41
thematic apperception test (TAT)
een maatstaf voor de behoeften van prestatie
42
MMPI
georganiseerd in groepen items die klinische verhalen worden genoemd. bepaalde patronen van antwoorden op de items op deze schalen zijn geassocieerd met mensen die bepaalde psychologische stoornissen of persoonlijkheidskenmerken vertonen. Bevat ook verschillende validiteitsschalen. Antwoorden detecteren of respondenten hun antwoorden verdraaien, verkeerd begrijpen of niet coöperatief zijn
43
het patroon van psychologische en gedragskenmerken waarmee elke persoon kan worden vergeleken en gecontrasteerd met andere mensen
personality
44
het idee dat persoonlijkheid en gedrag meer bepaald worden door psychologische factoren dan door biologische omstandigheden of actuele gebeurtenissen
psychic determinism
45
Freuds opvattingen dat menselijk gedrag en persoonlijkheid grotendeels worden bepaalde door psychologische factor4en, waarvan vele bewust zijn
psychoanalytic
46
een visie ontwikkeld door Freud die de nadruk legt op onbewuste mentale processen bij het verklaren van menselijk denken, gevoelens en gedrag
psychodynamic approach
47
volgens Freud, een persoonlijkheidscomponent met fundamentele instincten, verlangens en impulsen waarmee alle mensen worden geboren
ID
48
het werkingsprincipe van de ID, dei mensne leidt naar wat goed voelt
pleasure principle
49
werkinsgprincipe van het ego, dat rekening houdt met de beperkingen van de sociale wereld
reality principle
50
volgens Freud, het deel van de persoonlijkheid dat compromissen maakt en conflicten bemiddelt tussen en tusse de eisen van het ID, superego en de echte wereld
ego
51
volgens Freud, de component van persoonlijkheid die mensen verteld wat ze wel en niet moeten doen
superego
52
onbewuste tactieken die voorkomen dat bedreigend materiaal naar boven komt of het verhullen wanneer dat wel het geval is
defense mechanism
53
perioden van persoonlijkheidsontwikkeling waarin, volgens Freud, interne en externe conflicten zich richten op bepaalde kwesties
psychosexual development
54
de eerste van Freuds psychoseksuele fasen, waarin de mond het centrum van genot is
oral stage
55
de tweede van freuds psychoseksuele stadia, waarin de focus van plezier verschuift van de mond naar de anus
anal stage
56
de derde van Freuds psychoseksuele stadia, waarin de focus van plezier verschuift naar het genitale gebied
phallic stage
57
het idee dat de impulsen van jonge jongens seksuele gevoelens voor de moeder en de wens om de vader te elimineren inhouden
Oedipal complex
58
het idee dat jonge meisjes een gehechtheid aan de vader ontwikkelen en met de moeder concurreren om de aandacht van de vader
electra complex
59
de vierde van Freuds psychoseksuele stadia, waarin seksuele impulsen slapend werden en het kind zich concentreert op onderwijs en andere zaken
latency period
60
de vijfde en laatste van Freuds psychoseksuele stadia, wanneer seksuele impulsen tijdens de adolescentie opnieuw verschijnen op het bewuste niveau
genital stage
61
een neiging om na te denken over de eigen ervaringen
introversion
62
een neiging om zich te concentreren op de sociale wereld
extraversion
63
mannen zien hun leven als minder betekenisvol dan die van vrouwen omdat ze geen kinderen kunnen krijgen
womb envy
64
zorgt ervoor hoe mensen andere mensen in het leven zien en zich verhouden tot hun
object relations
65
een reeks stabiele kenmerken die mensen in de loop van de tijd en in verschillende situatie vertonen
personality traits
66
een perspectief op persoonlijkheid dat het ziet als de combinatie van stabiele kenmerken die mensen in de loop van de tijd en in verschillende situaties vertonen
trait approach
67
ze zijn meestal voor de hand liggend voor anderen en ze organiseren en beheersen dat gedrag in veel verschillende situaties
central traits
68
ze zijn specifieker voor bepaalde situaties en beheersen het gedrag veel minder
secondary traits
69
een mening gebaseerd op studies met behulp van factoranalyse die het bestaan van vijf basiscomponenten van die menselijke persoonlijkheid suggereert: openheid, consciëntieusheid, extraversie, aangenaamheid en neuroticisme
five-factor personality model
70
beinvloedt de gevoeligheid van mensen voor beloningen en hun motivatie om de beloningen te zoeken
behavioral approach system
71
beinvloedt hoe gevoelig mensen zijn voor straf. Een "stof"- systeem dat verantwoordelijk is voor hoe angstig of geremd een persoon is
flight or freeze system
72
de opvatting dat persoonlijkheid geleerde denk- en gedragspatronen weerspiegelt
sociaal-cognitive appoach
73
volgens Bandura, de geleerde verwachting van succes in bepaalde situaties
self-efficancy
74
de opvatting dat persoonlijkheid zich ontwikkelt in overeenstemming met de unieke percepties van elk persoon over de wereld
humanstic psychology approach
75
het bereiken van iemands volledige potentieel: de volledigde realisatie van iemands talenten, vermogens en capaciteiten
self-actualization
76
een aangeboren neiging tot groei en vervulling die al het menselijk gedrag motiveert
actualizing tendency
77
de manier waarop men over zichzelf denkt
self-concept
78
volgens Rogers, omstandigheden waarin een individu alleen positieve aandacht voor anderen ervaart wanneer hij bepaalde gedrogingen of attitudes vertoont
conditions of worth
79
vragen zijn afgestemd op het intellectuele niveau, emotionele staat en de speciale behoeften van de persoon die wordt beoordeeld
open-ended
80
de interviewer stelt een vaste eeks vragen over specifieke onderwerpen in een bepaalde volgorde
structured
81
test die bestaat uit relatief ongestructureerde stimuli waarin reacties worden gezien als een verspiegeling van de onbewuste behoeften, fantasieen, conflicten, denkpatronen en andere aspecten van de persoonlijkheid van het individu
projective personality measures
82
tests die duidelijke , specifieke vragen, uitspraken of concepten vermelden waarop mensen worden gevraagd te reageren
nonprojective personality measures
83
een maatstaf voor de behoeften van prestatie
thematic apperception test (TAT)
84
georganiseerd in groepen items die klinische verhalen worden genoemd. bepaalde patronen van antwoorden op de items op deze schalen zijn geassocieerd met mensen die bepaalde psychologische stoornissen of persoonlijkheidskenmerken vertonen. Bevat ook verschillende validiteitsschalen. Antwoorden detecteren of respondenten hun antwoorden verdraaien, verkeerd begrijpen of niet coöperatief zijn
MMPI