celdood Flashcards

1
Q

controlepunten?

A

om van de ene fase veilig naar de andere te kunnen gaan is er nood aan controlepunten tijdens de celcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

checkpoints

A

zijn gekarakteriseerd om DNA-beschadigingen vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurt er bij een checkpoint?

A

bij DNA beschadiging zal de checkpoint ervoor zorgen dat de celcyclus gestopt wordt zodat er tijd wordt ingebouwd voor DNA-herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar zitten de belangrijke checkpoints?

A

voornamelijk voor de aanvang van de S-fase en na de DNA-replicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bij G1/S-checkpoint

A

wordt het stoppen van de celcyclus geïnduceerd door p53

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inductie van p21?

A

= CDK inhibitie en celcyclus arrest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurt er bij ernstige DNA-beschadigingen

A

bij erge DNA-beschadigingen zal p53 celdood induceren door bepaalde genen te activeren die in apoptotische signaaltransductie belangrijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metafase checkpoint

A

detecteert of er een slechte allignatie is van de chromosomen thv mitotische spoelfiguur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

doel van metafase checkpoint

A

anafase verhinderen wanneer niet alle chromosomen op een bipolaire manier zijn aangehecht aan de mitotische spoelfiguur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

G2/M checkpoint (volledige en onvolledige replicatie)

A
  • volledige DNA-replicatie = Cdk1/CycB complex wordt geactiveerd door Cdc25 waardoor mitose kan aanvatten
  • onvolledige DNA-replicatie = Cdk1/CycB complex wordt niet gefosforyleerd omdat de Cdc25 inactief gehouden wordt door de checkpointeiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kanker definitie

A

fundamentele veranderingen ontstaan in de controle van de celdelingscyclus
= ongecontroleerde celproliferatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kanker -> mutaties in 2 verschillende vormen

A
  • proto-oncogenen
  • tumor suppressor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inactivatie van tumor suppressor genen zoals Rb en p53 resulteert in…

A

dysfunctie van de eiwitten die normaal de celcyclus inhiberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

passieve celdood

A

wanneer de cel door externe oorzaken wordt gedood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

actieve celdood

A

in de cel zal een moleculair mechanisme in gang worden gezet dat celdood zal induceren = gereguleerde celdood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geprogrammeerde celdood

A

= wanneer gereguleerde celdood optreed zonder exogene factoren en dus deel uitmaakt van een normaal fysiologisch proces

17
Q

apoptose

A

= gekenmerkt door krimpen van cellen waarbij celmembraan intact blijft

18
Q

verloop van apoptose

A
  • celcontacten worden verbroken en de cel laat los uit zijn omgeving
  • cytoplasma wordt gecondenseerd
  • organellen wordt opeengepakt
  • in celkern = chromatinecondensatie
19
Q

blebs?

A

bij apoptose van de cel gaat de cel karakterisieke uitstulpingen vertonen

20
Q

ontstekingsproces bij apoptose?

A

is er NIET -> wordt niet geïnduceerd

21
Q

detectie van apoptose

A

= om na te gaan of er apoptose in cellen optreedt bestaan er een # cytologische kenmerken:
- cel,kern, membraanmorfologie
- DNA-organisatie, integriteit plasma, cytoplasma
- verlies van vitabiliteit
- DNA-fragmentatie
- caspase activiteit

22
Q

necrose

A

= morfologisch wordt dit getypeerd door zwelling van de cellen en organellen, vernietiging van celorganellen en uiteindelijk verlies van de integriteit van de plasmamembraan

23
Q

necrotische celdood geeft aanleiding tot …

A

ontstekingsreactie

24
Q

autofagie

A

grote hoeveelheden eiwitten en volledige organellen worden afgebroken

25
Q

wanneer de cel continu wordt gestimuleerd

A

kan de cel, celdood tot gevolg hebben

26
Q

moleculaire kenmerken van apoptose

A

= beveiligingssysteem om overbodige, verouderde, beschadigde of schadelijke cellen uit een multicellulair organisme te verwijderen op een propere manier

27
Q

wat zijn caspasen?

A

enzymen die verantwoordelijk zijn voor een heleboel van de degeneratieve veranderingen bij apoptose is een familie van cysteineproteasen

28
Q

caspasen kunnen opgedeeld worden in 2 groepen

A
  • initiatoren
  • effectoren
29
Q

initiator-caspasen

A

activeren op hun beurt de ‘downstream’ effector-caspasen zodat een versterkte cascade ontstaat
= centraal in het apoptose-proces staat het effector-caspase (caspase 3)

30
Q

actieve effector caspasen

A

klieven andere eiwitten zodat de cellulaire, morfologische en biochemische veranderingen ontstaan die kenmerkend zijn voor apoptose

31
Q

functie van caspasen

A
  • stoppen van de celcyclus
  • inactiveren van DNA-herstel
  • inactiveren van de inhibitoren van apoptose
  • induceren van veranderingen in het cytoskelet
32
Q

extrinsieke apoptotische pathway

A

hierbij spelen doodfactoren een belangrijke rol via doodreceptoren

33
Q

intrinsieke apoptotische pathway

A

het gevolg van stress op celorganellen waarbij de focus ligt om mitochondriën

34
Q

DISC?

A

death inducing signalling complex
-> doodfactoren binden op doodreceptoren waarbij verschillende eiwitten worden gerekruteerd naar het intracellulair dood-domein

35
Q

hoe ontstaat de apoptose (stappen)

A
  • thv DISC wordt procaspase-8 omgezet in actieve caspase-8
  • onmiddelijke activering van caspase-3
  • daaropvolgende klieving van andere eiwitten zorgt ervoor dat apoptose ontstaat
36
Q

verhouding van pro- en anti-apoptotische Bcl-2-dimeren

A
  • meer Bcl = cel overleeft
  • meer Bax = apoptose
37
Q

wat is p53?

A

= transcriptiefactor die de expressie van 100en genen controleert die belangrijk zijn bij het stoppen van de celcyclus, apoptose en celveroudering

= cruciaal voor genomische instabiliteit

38
Q

in normale cel, hoe zit p53?
bij beschadiging?

A
  • in normale cel wordt dit inactief gehouden door Mdm2
  • bij DNA-beschadiging zal het Mdm2/p53 complex dissociëren => activatie van p53
    => activatie p53
    = arrest celcyclus zodat DNA-herstel kan optreden + cel leeft
    OF
    = apoptose w geïnduceerd -> schadelijke cel verdwijnt