Delirium & depressie Flashcards
(21 cards)
1
Q
delirium
A
- DSM V
- verstoorde aandacht & awareness
- symptomen beginnen op korte periode = uren tot dagen
- bijkomend cognitie aangetast
- geen betere verklaring
- direct gevolg van andere medische aandoening - symptomen
- plots ontstaan
- meestal begin rond namiddag
- flucatie doorheen de dag - vormen
- hyperactief = hogere temperatuur & hypertensie
- hypoactief = vaak niet opgemerkt
- onderlinge wissel mogelijk
2
Q
aandacht delirium
A
- stoornis selective aandacht
- informatie dringt niet door = moeilijke revalidatie
- makkelijk afgeleid
- springt van hak op de tak - stoornis awareness = tonische aandacht
- persoon lijkt onbereikbaar
- kan ogen niet stilhouden of kijkt wazig voor zich
- slaperig
3
Q
andere symptomen delirium
A
- stoornis executief functioneren
- handelingen rommelig
- niet samenhangende spraak - stoornis in perceptie
- verminderd vermogen onderscheid verbeelding/dromen/hallucinatie
- visueel of auditief
- ook smaak & geur verstoord
- kan tot angst leiden - andere
- geheugen = vooral korte termijn
- oriëntatie = vooral tijd
–> ernstige gevallen ook plaats & persoon
- wantrouw = geen medicatie willen nemen
4
Q
prevalentie & oorzaak delirium
A
- prevalentie
- 15-25% na ziekenhuisopname
- 10-50% na operatie - prognose
- volledig herstel 40-70%
- na 1m = 30% nog steeds
- na 6m = 6% nog steeds
5
Q
algemeen oorzaak
A
- oorzaak
- niet gekend
- kennen factoren van pathofysiologisch mechanisme
- multifactorieëel - uitting
- door predisponerende & uitlokkende factoren
- meer predisponerende = minder uitlokkende nodig & omgekeerd - dysfunctie formatio reticularis
- anatomische afwijking
- metabole stoornissen
6
Q
metabole stoornissen formatio reticularis
A
- overmaat cytokines
- infectie
- inflammatie = post-op of acute zorg
- malignitieit - veranderd evenwicht neurotransmissie
- acetylcholine = daling = dementie
- serotonine = stijging bij medicatie
- dopamine = stijging bij medicatie
–> hoger risico bij parkinson - overmaat cortisol
7
Q
predisponerende factoren
A
- algemeen
- patiënt gebonden factoren
- aanwezig vanaf opname
- basale gevoeligheid - dementie
- verhoogd risico bij dementie = 18% tov. 6%
- DD gedragsveranderingen door verloop symptomen
- verhoogd risico op dementie door delirium
- opvolging noodzakelijk - andere aandoeningen
- fraility
- verminderd cognitief vermoegen = CVA & depressie
- chronische aandoeningen = hartfalen & COPD
- gedaald visus & gehoor
- alcoholisme
- pyschologische stress
8
Q
multifactoriële oorzaken
A
- lichamelijk
- hypoxie of hypoglycemie
- infectie
- elektrolietstoornissen
- urine retentie
- constipatie - psychologisch
- pijn
- sensorische deprivatie
- slaapstoornissen - omgeving
- fysieke fixatie
- catheters
- intensieve zorgen = continue prikkels met toestellen
9
Q
diagnose delirium
A
- algemeen
- 30-65% miskend
- hetero-anamnese
- geen technische onderzoeken
- onderzoek naar onderliggende oorzaak - meetinstrumenten
- screening = 4AT
- delirium observation scale
- diagnose = COM confiusion assessment method - DD
- dementie
- depressie
- pyschose
10
Q
niet medicamenteuze therapie delirium
A
- risicopopulaties
- preventie met niet medicamenteuze therapie
- verblijven in vertrouwde omgeving = foto’s & voorwerpen van thuis
- bewaren dag/nacht ritme & routine
- voldoende activiteiten
- voldoende sitmulatie & aanwezigheid bril/gehoor apparaat - supportief
- optimaliseren vocht & voedselinname
- pijntherapie
- vroegtijdige mobilitsatie
- goed handelen ≈ dementie - onderliggende pathologie
- vaak langer duren dan oorzaak
- kan weken tot maanden duren
11
Q
medicamenteuze therapie delirium
A
- doel
- schade voorkomen
- evaluatie & therapie mogelijk maken
- rustiger maken ≠ suf
- laag dosering & zo kort mogelijk - effecten
- geen invloed duur & intensiteit
- wisselende resultatien bij preventie
- vooral symptoomvermindering - specifiek
- haloperidol meest effectief
- benzodiazepine bij angst = sedatie
- atypische neuroleptica
- trazodon nacht-dag schommelingen
12
Q
gevolgen delirium
A
- comorbiditeit
- schadelijk voor hersenen = cognitieve achteruitgang
- functionele achteruitgang
- decubitus
- vallen
- pneumonie - mortaliteit
- 6x hoger
- tijdens hospitalisatie & na 6m - stress
- patiënt & omgeving
- intensievere zorg = werkbelasting & frustratie - instelling
- toegenomen gebruik fysieke fixatie
- kosten = langere opname & risico instituionalisering
13
Q
prevalentie depressie
A
- prevalentie
- 5-15% depressieve verschijnselen
- 3% majeure depressie = suicidale gedachten - risicogroepen
- CVA
- parkinson
- dementie
- andere lichamelijke aandoeningen = hartfalen & COPD
14
Q
herkennen depressie
A
- vooroordelen
- depressie ≈verouderen
- depressie bij ouderen ≠ behandelbaar - vormen
- gemaskeerde depressie = onderdrukking door lichamelijke klachten
- geagiteerde depressie = ontremd
- pseudo-deficitair syndroom = geheugen klachten - GDS geriatric depression scale
- screening
- 15 ja/nee vragen
15
Q
typische symptomen
A
- algemeen
- depressieve gronstemming
- aangevuld met min. 5 van volgende - lichamelijk
- eetlust & gewichtsproblemen
- slaapstoornissen = slapeloos, hypersomnie & vroeg ontwaken
- moeheid
- vertraagd, geremd of agitatie - psychisch
- verlies intresse
- weerdeloosheid & schuldgevoel
- moeilijkheden met geheugen = objectief of subjectief
–> sneller zelf hulp zoeken dan dementie
- levensmoeheid
16
Q
atypische symptomen
A
- algemeen
- vaak op voorgrond
- erg wisselend - pyschisch
- rusteloosheid
- angst
- hypochondrisch
- paranoia - andere
- lichamelijk = vage pijnen
- gedragsveranderingen = zelfverwaarlozing
17
Q
verschil dementie & depressie symptomen
A
= vaak samengaan vooral in beginfase
- beide mogelijk
- intresse & gewichtsverlies
- slaapstoornissen & energieverlies
- concentratie & geheugenstoornissen
- agitatie - bijkomende depressie
- sombere stemming
- schuldgevoel
- suicidaltieit - bijkomende dementie
- afasie
- apraxie
- agnosie
18
Q
verschil dementie & depressie aandoening
begin, familie, intelectueel, zelfbeeld, sociaal, zelf bezorgd & voorgesch
A
- depressie
- begin = snel
- familie = op de hoogte
- intelectueel = weigert
- zelfbeeld = slecht
- sociaal = gestoord
- zelf bezorgd = duidelijk
- voorgeschiedenis = depressie - depressie
- begin = sluipend
- familie = niet op de hoogte
- intelectueel = minimaliseren defecten
- zelfbeeld = normaal
- sociaal = behouden
- zelf bezorgd = weinig
- voorgeschiedenis = zelden depressie
19
Q
medicamenteuze therapie depressie
A
- algemeen
- gedaalde neurotransmitters herstellen
- sertonine
- noradrenaline - medicatie
- zelfde effecten
- SSRI selectieve serotonine reuptake inhibitor
- SNRI serotonine noradrenaline reuptake inhibitor
- TCA tricyclisch antidepressivum = meer bijwerkingen = daling cognitieve functie
20
Q
effecten medicamenteuze therapie depressie
A
- duur
- minimum 6m
- merkbaar na 2w voor angst & onrust
- merkbaar na 6w voor depressieve stemming
- levenslang bij recidiveren - stoppen & bijwerkingen
- bijwerkingen verdwijnen na enkele dagen
- afbouwen noodzakelijk
- niet plots stoppen = hoge kans op recidiveren
21
Q
pyschotherapeutische therapie depressie
A
- effecten
- goed effect
- matig effect bij beginnende gradaties - elektroshock therapie
- enkel noodzakelijk indien rest niet werkt
- onder narcose
- elektrostimulatie ≈ defribrilatie
- stimulatie van neuronen = positief effect op gemoed