Dutch 2. Flashcards
(190 cards)
1
Q
eergisteren
A
the day before yesterday
2
Q
gisteren
A
yesterday
3
Q
vandaag
A
today
4
Q
morgen (2)
A
morning, tomorrow
5
Q
morgen, ochtend
A
morning (2)
6
Q
overmorgen
A
the day after tomorrow
7
Q
onlangs
A
recently
8
Q
ooit
A
ever
9
Q
zo dadelijk
A
in a moment
10
Q
meteen, onmiddellijk
A
immediately (2)
11
Q
betreden
A
to enter
12
Q
binnenkomen
A
to come in
13
Q
plotseling, opeens
A
suddenly (2)
14
Q
nu
A
now
15
Q
straks
A
soon
16
Q
tijdens
A
during
17
Q
dagelijks
A
daily
18
Q
dikwijls, vaak (2)
A
often, frequently (2)
19
Q
inheems dorp
A
native village / szülőfalu
20
Q
geregeld
A
regularly
21
Q
tekst
A
text
22
Q
soms
A
sometimes
23
Q
meestal
A
generally
24
Q
nooit
A
never
25
voortdurend
continuously
26
zelden
seldom
27
nergens
nowhere
28
ergens
somewhere
29
overal
everywhere
30
allerlei
all kinds of
31
alsnog, nog (2)
still, yet (2)
32
althans
at least
33
hoewel, ofschoon
although (2)
34
alvast
already
35
alweer, weer, opnieuw
again (3)
36
amper, nauwelijks (3)
barely, scarcely, hardly (2)
37
blijkbaar
apparently
38
bovendien
moreover
39
dankzij
thanks to
40
daarentegen
on the other hand
41
desnoods
if necessary
42
echter
however
43
graag
please
44
inderdaad
indeed
45
intussen
in the meanwhile
46
integendeel
on the contrary
47
aandringen op
to insist on
48
indien, als
if (2)
49
immers
after all / végül is
50
misschien
maybe
51
minstens
at least
52
namelijk
you see
53
nochtans
nevertheless
54
nogal
rather
55
nogmaals
once more
56
überhaupt
at all / egyáltalán
57
gelukkig
luckily
58
onafgebroken
uninterrupted
59
niemand anders
no one else
60
ondanks, desondanks (2)
despite, in spite of / annak ellenére (2)
61
uiteraard
of course
62
tevergeefs
in vain
63
trouwens
incidentally / mellékesen
64
tussendoor
in between / között
65
ongetwijfeld
undoubtedly
66
uitermate, uiterst
extremely (2)
67
voortaan
henceforth / ezentúl
68
waarschijnlijk
probably
69
hoogstwaarschijnlijk
most probably
70
zeer
very
71
zelfs
even
72
handtekening
signature
73
achterlaten
to leave behind
74
de luchthaven, het vliegveld
the airport (2)
75
vragen
to ask
76
te pakken krijgen
to get hold of / elfogni
77
het bestand
the file
78
voorzenden
to forward
79
uitlopen
to overrun
80
moet weg
to have to go
81
over iets beginnen
to bring something up
82
bedenken
to think up
83
bedenken zich (2)
to reconsider, to change his mind
84
zenuwachtig, nerveus
nervous (2)
85
gezamenlijk (2)
joint, collective
86
overmaken
to transfer
87
de tijd dringt
time is running out
88
een telefoontje plegen
to make a phone call
89
plassen plegen
to urinate
90
gebrek aan geld
lack of money
91
toewijzen
to allocate
92
vroeg
early
93
een steentje bijdragen
to contribute
94
klinkt het leuk
it sounds fun
95
hechten
to attach
96
the day before yesterday
eergisteren
97
yesterday
gisteren
98
today
vandaag
99
morning, tomorrow
morgen (2)
100
morning (2)
morgen, ochtend
101
the day after tomorrow
overmorgen
102
recently
onlangs
103
ever
ooit
104
in a moment
zo dadelijk
105
immediately (2)
meteen, onmiddellijk
106
to enter
betreden
107
to come in
binnenkomen
108
suddenly (2)
plotseling, opeens
109
now
nu
110
soon
straks
111
during
tijdens
112
daily
dagelijks
113
often, frequently (2)
dikwijls, vaak (2)
114
native village / szülőfalu
inheems dorp
115
regularly
geregeld
116
text
tekst
117
sometimes
soms
118
generally
meestal
119
never
nooit
120
continuously
voortdurend
121
seldom
zelden
122
nowhere
nergens
123
somewhere
ergens
124
everywhere
overal
125
all kinds of
allerlei
126
still, yet (2)
alsnog, nog (2)
127
at least
althans
128
although (2)
hoewel, ofschoon
129
already
alvast
130
again (3)
alweer, weer, opnieuw
131
barely, scarcely, hardly (2)
amper, nauwelijks (3)
132
apparently
blijkbaar
133
moreover
bovendien
134
thanks to
dankzij
135
on the other hand
daarentegen
136
if necessary
desnoods
137
however
echter
138
please
graag
139
indeed
inderdaad
140
in the meanwhile
intussen
141
on the contrary
integendeel
142
to insist on
aandringen op
143
if (2)
indien, als
144
after all / végül is
immers
145
maybe
misschien
146
at least
minstens
147
you see
namelijk
148
nevertheless
nochtans
149
rather
nogal
150
once more
nogmaals
151
at all / egyáltalán
überhaupt
152
luckily
gelukkig
153
uninterrupted
onafgebroken
154
no one else
niemand anders
155
despite, in spite of / annak ellenére (2)
ondanks, desondanks (2)
156
of course
uiteraard
157
in vain
tevergeefs
158
incidentally / mellékesen
trouwens
159
in between / között
tussendoor
160
undoubtedly
ongetwijfeld
161
extremely (2)
uitermate, uiterst
162
henceforth / ezentúl
voortaan
163
probably
waarschijnlijk
164
most probably
hoogstwaarschijnlijk
165
very
zeer
166
even
zelfs
167
signature
handtekening
168
to leave behind
achterlaten
169
the airport (2)
de luchthaven, het vliegveld
170
to ask
vragen
171
to get hold of / elfogni
te pakken krijgen
172
the file
het bestand
173
to forward
voorzenden
174
to overrun
uitlopen
175
to have to go
moet weg
176
to bring something up
over iets beginnen
177
to think up
bedenken
178
to reconsider, to change his mind
bedenken zich (2)
179
nervous (2)
zenuwachtig, nerveus
180
joint, collective
gezamenlijk (2)
181
to transfer
overmaken
182
time is running out
de tijd dringt
183
to make a phone call
een telefoontje plegen
184
to urinate
plassen plegen
185
lack of money
gebrek aan geld
186
to allocate
toewijzen
187
early
vroeg
188
to contribute
een steentje bijdragen
189
it sounds fun
klinkt het leuk
190
to attach
hechten
