Eiwitten Flashcards

(37 cards)

1
Q

Benoem de eiwit bronnen

A
  1. Animal based
  2. Plant based
  3. Insect based
  4. Algae based
  5. CleanTech based
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem eigenschappen van globulaire eiwitten

A
  • hydrofobe aminozuren aan binnenkant, hydrofiele aminozuren buiten
  • compact, bol- ovaalvormig
  • oplosbaar in water
    —> enzymen, plantaardig eiwitten, ei-eiwitten, wei-eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem eigenschappen van fibrillaire eiwitten

A
  • langwerpige vezel structuur, stug
  • structuur eiwitten, helices
  • onoplosbaar in water
    —> spier eiwitten, collageen, keratine in haar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de overige eigenschappen van eiwitten - indeling op vorm?

A
  • caseïne - micellaire structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de hoofd functies van eiwitten bij stabiliteit

A
  • Schuimgedrag
  • Geleren
  • Emulgeren
  • Textuur & kleur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke functies van eiwitten zijn er bij chemische (in)stabiliteit?

A

Maillard-reactie

(aminozuren (lysine) kunnen reageren met reducerende suikers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke functies van eiwitten zijn er bij microbiologische stabiliteit?

A
  • antibacteriële eigenschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke factoren worden beïnvloed door eiwitten

A
  • hydratatie
  • smaak
  • uiterlijk
  • visco-elasticiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar verwijst ‘amino’ naar?

A

Verwijst naar stikstof atoom, de N in de NH2 groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar verwijst ‘zuur’ naar?

A

Verwijst naar de COOH groep, dit is een ‘zuurgroep’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke atomen bestaat de eiwitmoleculen?

A

C, H, O, N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kun je zeggen over het eiwitmolecuul?

A

Dit is 1 aminozuur (een bouwsteen van een eiwit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oplosbaarheid wordt beïnvloed door?

A
  • eiwittype
  • eiwitconcentratie
  • eiwitdenaturatie
  • ph
  • zoutconcentratie
  • mengcondities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke functies van eiwitten zijn er bij microbiologische (in)stabiliteit?

A
  • Aw verlagend
  • voedingsbron voor micro organismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Invloed factoren functionele eigenschappen:

Waar gaat intrinsieke factoren over?

A

Dit gaat over het eiwit zelf:

  • Eiwitstructuur
  • aminozuursamenstelling
  • molecuul gewicht
  • IEP Iso Elektrisch Punt

Ze bepalen het gedrag van het eiwit in een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Invloed factoren functionele eigenschappen:

Waar gaat extrinsieke factoren over?

A

Dit gaat over in het voedingsmiddel, omgeving waar je het eiwit in doet.

  • concentratie van het eiwit
  • lading op het eiwit
  • type zouten
  • temperatuur
  • interacties met andere ingrediënten
  • condities waaronder ingrediënt is gewonnen bepalen eigenschappen (en type) eiwit
17
Q

Hoe meer hydrofobe = minder of meer waterbinding

A

Hoe meer hydrofobe = minder waterbinding

18
Q

Hoe meer hydrofiel = minder of meer waterbinding

A

Hoe meer hydrofiel = meer waterbinding

19
Q

Hoe hoger eiwitconcentratie = meer of minder waterbinding

A

Hoe hoger eiwitconcentratie = meer waterbinding

20
Q

Wat betekent eiwitdenaturatie?

A

Het veranderen van de structuur van een eiwit.

Bijv. Bij verhitting: als je een ei kookt, wordt het wit hard en ondoorzichtig. Dat komt doordat de eiwitten denatureren

21
Q

Wat betekent eiwit concentratie?

A

De hoeveelheid eiwit die aanwezig is in een bepaalde hoeveelheid oplossing of mengsel.

22
Q

Wat betekent eiwitlading (pH, zouten)

A

Eiwitlading verwijst naar de elektrische lading van een eiwit

Weinig elektronische afstoting (in IEP) minder waterbinding

23
Q

Wat is het IEP (Iso-Elektrisch Punt)?

A

Het IEP is de pH waarbij een eiwit geen netto elektrische lading heeft.

Dus de positieve en negatieve ladingen in het eiwit zijn precies in balans

24
Q

Boven het IEP —> eiwit is negatief of positief geladen?

Is de waterbinding hoog of laag?

A

Boven het IEP —> eiwit is negatief geladen

De waterbinding is hoog

25
Onder het IEP —> eiwit is negatief of positief geladen? Is de waterbinding hoog of laag?
Onder het IEP —> eiwit is positief geladen De waterbinding is laag
26
Op het IEP: Is de waterbinding hoog of laag?
Op het IEP —> nettolading = 0 (neutraal) De waterbinding is laag (minimaal)
27
Wanneer is de pH zuur?
Onder de 7
28
Wanneer is de pH basisch?
Boven de 7
29
Komt zuur of basisch het meeste voor in voeding?
Zuur komt het meeste voor in voeding Denk bij basisch aan: gootsteen ontstoppen of koolzuur)
30
Vanaf tot welke cijfers loopt de pH?
1 - 14 Water is 7 dus neutraal (geen + / -)
31
Wat gebeurd er met water (en eiwit) als de omgeving zuur wordt?
Water wordt + geladen bij een zure omgeving (eiwit wordt dan - geladen)
32
Wat gebeurd er met water (en eiwit) als de omgeving basisch wordt?
Water wordt - geladen bij een basische omgeving (eiwit wordt dan + geladen). (Bijv. Belangrijk bij gelatine en pectine)
33
Noem de functies van eiwitten
- bouwstof - herstel van weefsels - enzymen en hormonen - transport en opslag - afweer - energiebron (in noodgevallen) Eiwitten zijn essentieel voor de opbouw, het herstel en de werking van je lichaam.
34
Is een eiwit een micro of macro nutriënt?
Macro nutriënten
35
Wat zijn hydrofiele aminozuren?
- waterliefhebbend - deze aminozuren kunnen goed oplossen in water
36
Wat zijn hydrofobe aminozuren?
- bang voor water / waterafstotend - deze aminozuren lossen slecht op in water
37
Wat is een aminozuur?
Een aminozuur is een bouwsteen van eiwitten