Reologie Flashcards

(33 cards)

1
Q

Wat meet je met een penetrometer?

A

Gelsterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Product A is steviger dan product B. Welk product heeft de grootste indringdiepte bij het meten van de stevigheid met de penetrometer?

A

Product B heeft de grootste indringdiepte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het gekozen ‘platte’ vallichaam leidt bij een meting van een product tot een indringdiepte van 2mm. Is dit vallichaam geschikt voor de meting van dit product (en bij uitbreiding reeks van vergelijkbare producten)?

A

Nee (2mm is te klein, minder betrouwbaar) (kegel gebruiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De stevigheid van een product wordt gemeten met de penetrometer. Bij de eerste twee metingen worden indringdieptes van ca 10mm gemeten. Bij een derde meting van hetzelfde product met hetzelfde vallichaam is de indringdiepte opeens 40mm. Wat kan er fout gegaan zijn bij de laatste meting?

A
  • wijzer staat niet op 0
  • verkeerd afgelezen
  • vallichaam moet op product lichaam (geen lucht ertussen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat meet je met een brookfield meter?

A
  • Aantal deeltjes meten
  • viscositeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De viscositeit van een product wordt gemeten met een bepaalde spindle. Torque percentage geeft 90% aan. Wat is er gebeurd?

A
  • de meting is niet betrouwbaar
  • de gekozen spindle is te groot
  • het ingestelde toerental is te laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor wordt de viscositeit van een product bepaald?

A

Hoeveelheid deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke alternatieve bestaan er om de viscositeit van een product te bepalen naast de brookfield viscosimeter?

A

Uitstroomplaat, uitstroomgoot (huis tuin & keuken methode)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat meet je met de druktrekbank?

A

Breekbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan de meetwaarde van breukgedrag beïnvloeden?

A
  • leeftijd
  • temperatuur
  • de druk
  • de kracht
  • hoe homogeen je product is
  • breekt op zwakke plek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat meet je met de brixmeter?

A

Suikergehalte meten (opgeloste gedeelte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is de brix meting een fysische of chemische analyse

A

Chemische meting (bij een fysische meting richt je op het product zelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is CATA (beschrijvende test) (liking/disliking) een hedonisch of analytisch onderzoeksmethode?

A

Hedonisch

(Hedonisch —> niet getrainde mensen, je vraagt naar hun mening. Analytisch —> wel getraind panel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij het opstellen van een beschrijvende test (CATA) om de liking & disliking van je toetje te onderzoeken. Maak je gebruik van een gekozen schaal. Welke schaal/schalen zul je bij deze test toepassen?

A
  • Just About Right (JAR) schaal
  • categorie schaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke sensorische termen (consistentie) zijn er?

A
  • Vast & hard
  • vast & zacht
  • vast & vloeibaar
  • vloeibaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke categorieën product soorten heb je bij reologie?

A
  • vloeibaar (viscositeit)
  • semi-vast (visco-elasticiteit)
  • vast (elasticiteit)
17
Q

Wat is plastische vloei?

A

Product heeft zowel vast als vloeibaar gedrag

(bijv. Pudding, ketchup, margarine, opgeklopte slagroom)

18
Q

Wat zijn de product kenmerken van semi-vaste producten?

A
  • Vloeit niet tenzij vooraf geschud of op de fles geslagen
  • als het vloeit, is het ineens vrij vloeibaar
  • schijnbare viscositeit (niet Newtons)
19
Q

Wat zijn de kwaliteits kenmerken van semi-vaste producten?

A
  • relatief hoge zwichtspanning
  • toch een lage viscositeit
20
Q

Hoe kan je de zwichtspanning meten van semi-vaste producten?

A
  • kwantitatief: Rheometer
  • kwalitatief: inschatting kracht/oppelvlakte —> uitstroomplaat
21
Q

Noem de factoren die breukgedrag beïnvloeden (Vaste producten)

A
  • begint bij zwakste plek
  • product type
  • leeftijd product
  • omstandigheden zoals temperatuur
  • vervormingssnelheid
  • homogeniteit product
22
Q

Wat voor spindel gebruik je bij stevige producten en vloeibare producten

A

Stevigere producten —> kleine spindel
Vloeibare producten —> grote spindel

23
Q

Tussen hoeveel % moet de torq liggen?

24
Q

Wat kan je aanpassen als je meting bij de brookfield meter niet goed verloopt?

A

Het toerental of spindle

25
Wat valt onder microstructuur?
Fysisch-chemisch, bindingen, krachten
26
Wat valt onder macrostructuur?
Fasen, dispersies, cohesie
27
Wat betekent het als een product vloeibaar is? En waar praat je dan over?
Dan is je product: - schenkbaar - lage viscositeit - geen ordening (gel)
28
Wat betekent het als een product semi-vast is? En waar praat je dan over?
Dan is je product: - lepelbaar & schenkbaar - zwichtspanning - makkelijk vervloeibaar - zwakke gelen - visco-elasticiteit (Pudding, roomkaas, jam, ketchup, gelen, degen, emulsies en schuimen)
29
Wat betekent het als een product vast is? En waar praat je dan over?
Dan is je product: - snijdbaar - breekbaar - hardheid - breukkracht - elasticiteit (Producten met cellulair netwerk (groenten & fruit), eiwitnetwerk (kaas, brood, ei), vet- of kristalnetwerk (koekjes, gebakken/gefrituurde producten))
30
Wat gebruik je om de viscositeit te meten?
Brookfield en uitstroomgoot
31
Wat gebruik je om de visco-elasticiteit te meten?
Rheometer, penetrometer, uitstroomplaat, uitstroomgoot
32
Wat gebruik je om de elasticiteit te meten?
Druktrekbank
33
Is vla of water visceuzer?
Vla is veel visceuzer dan water