Kristallisatie Flashcards

(24 cards)

1
Q

In een snoepjesreceptuur zitten de volgende ingrediënten:

Gelatine, sucrose, fructose, maltose en water

De kans op kristallisatie is groot. Welke factoren bepalen in dit recept of kristallisatie zal optreden?

A
  • Type suiker
  • concentratie suiker
  • verhouding verschillende suikers
  • gelatine verhoogd viscositeit en vertraagd kristallisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de invloed van glucosestroop op kristallisatie?

A

Vertraagd kristallisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke manieren kun je oververzadiging van een oplossing creëren?

A
  • daling temperatuur
  • druk verhogen
  • verhogen concentratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noem je vet dat in meerdere structuren (kristallen) kan kristalliseren?

A
  • polymorphisme
  • polymorf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvan zijn kristalgrootte en het type kristal afhankelijk?

A
  • mate van oververzadiging
  • temperatuur
  • diversiteit van moleculen
  • viscositeit van oplossing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het risico van temperatuur schommelingen bij producten met kristallen?

A
  • kristallen kunnen smelten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet gewenst in producten —> te grote kristallen

Is dit bij homogene kiemvorming of heterogene kiemvorming

A

Homogene kiemvorming

  • het is niet gewenst om in voeding product grote kristallen te hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In kokend water worden de kristallen weer vloeibaar (weg smelten)

Is dit bij homogene kiemvorming of heterogene kiemvorming

A

Homogene kiemvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke kiemvorming (homogeen of heterogeen) is lage / hoge oververzadiging nodig?

A

Hoge oververzadiging —> Homogene kiemvorming

Lage oververzadiging —> heterogene kiemvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is homogene kiemvorming of heterogene kiemvorming veelvoorkomend in levensmiddelen?

A

Heterogene kiemvorming (anders te zanderig mond gevoel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat gebeurd er bij secundaire kiemvorming

A

Het ontstaat door bestaande kristallen (botsing, breken, contact)

  • roeren, beweging, wrijving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurd er bij langzaam koelen?

A
  • grotere uienringen
  • minder kiemen
  • grote kristallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er bij snel koelen?

A
  • minder/ kleinere uienringen
  • kleine kristallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat heb je altijd nodig bij kristalliseren?

A

Oververzadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen kristal en glas? (Smeltpunt & glastemperatuur)

A

Kristal:
- kristallijn (new york - recht)
- is constant, altijd hetzelfde en duidelijke omslagpunt

Glas:
- amorf / glas (Londen - druk)
- afhankelijk van de omstandigheden (druk, concentratie etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het resultaat van kristalgrootte? Waardoor ontstaat dit?

A

Groeisnelheid en kiesvormingssnelheid

17
Q

Wat is kristalgroeisnelheid

A

Evenredig met de oververzadiging

18
Q

Hoe noem je het als stoffen in verschillende structuren kunnen kristalliseren

A

polymorphisme

19
Q

Krijg je bij een lager vriespunt een zachter of harde product?

A

Zachter product (roomijs)

20
Q

Wat kan je gebruiken als kristallisatieremmer?

A

Glucosestroop

21
Q

Als je een mengsel van suikers gebruikt, wordt je kristallisatie dan lastiger of makkelijker?

A

Je kristallisatie wordt lastiger

22
Q

Wat kan je kristallisatie sturen?

A
  • suikertype
  • temperatuur
  • verontreinigingen
23
Q

Wat is een ander woord voor smelttraject?

A

Triglyceriden

24
Q

Wat bepaald je smeltpunt bij vet?

A

Het type vet & kristalvorm