Geleren Flashcards

(36 cards)

1
Q

Welke soorten zetmeel zijn er? (Plantencellen)

A
  • maïs
  • aardappel
  • rijst
  • sago
  • tapioca
  • tarwe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem verschillen tussen amylopectine en amylose?

A

Amylopectine:
- groot en vertakt
- bindmiddel

Amylose
- lang en onvertakt
- verdikkingsmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is verstijfseling?

A

Proces waarbij zetmeel water gaat binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stappen moet je doorlopen bij zetmeelverstijfseling?

A
  • eventueel droog voormengen
  • oplossen in koude vloeistof
  • roeren
  • verwarmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is snel afkoelen wel of niet reversibel?

Is langzaam afkoelen wel of niet reversibel?

A

Snel afkoelen —> wel reversibel
Langzaam afkoelen —> niet reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke zetmeelmodificaties zijn er?

A
  1. Fysische modificaties
  2. Chemische modificaties
  3. Enzymatische modificaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurd er bij een fysische modificatie?

A
  • Veranderingen van korrelstructuur van het zetmeel
  • door beheersing van het proces van zetmeelverstijfseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurd er bij een chemische modificatie?

A
  • veranderingen van zetmeelmoleculen
  • gebruik van temperatuur, zuur en andere toevoegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurd er bij een enzymatische modificatie?

A
  • veranderingen van zetmeel moleculen
  • gebruik van enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is synerese?

A

Vochtuittreding

Synerese is het proces waarbij een gel of emulsie vocht verliest. Vloeistof treedt uit het product.

  • zoals bij yoghurt of kwark ligt er een laagje water (wei) bovenop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn hydrocolloïden?

A

Waterbindende moleculen.

Lossen niet op in water —> structuur blijft wel behouden

Hydrocolloïden: meestal polysacchariden of eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem voorbeelden van hydrocolloïden: polysacchariden en eiwit-gebaseerde hydrocolloïden

A

polysacchariden:
- agar-agar
- pectine
- xanthaangom
- guargom
- carrageen

eiwit-gebaseerde hydrocolloïden:
- gelatine
- melkeiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet een bindmiddel?

A

Het bindt water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet de structuur van de moleculen eruit bij een bindmiddel?

A

Doorgaans kleine / groot sterk vertakte bolvormige moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een voorbeeld van een bindmiddel?

A

Suiker, amylopectine, (zetmeel), Arabisch gom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet een verdikkingsmiddel?

A

Verhoogt de viscositeit

17
Q

Hoe ziet de structuur van de moleculen eruit bij een verdikkingsmiddel?

A

Doorgaans langs onvertakte beweeglijke moleculen

18
Q

Wat is een voorbeeld van een verdikkingsmiddel?

A

Amylose (zetmeel), Johannesbroodpitmeel, guar, xanthaan, cellulose (derivaten)

19
Q

Wat doet een geleermiddel?

A

Vormt bij lage concentratie een vast elastische structuur

20
Q

Hoe ziet de structuur van de moleculen eruit bij een geleermiddel?

A

Lange niet al te beweeglijke moleculen die een 3D netwerk (gel) vormen

21
Q

Wat is een goed voorbeeld van een geleermiddel?

A

Pectine, gelatine maar ook agar, carrageen, alginaat, cellulose derivaten en eiwitten

22
Q

Noem functies van hydrocolloïden in producten

A
  • water binden
  • verdikken
  • geleren
  • emulgeren
  • stabiliseren
23
Q

Waar staat de viscositeit en waar de temperatuur bij het amylogram?

A
  • de viscositeit staat aan de linker kant. Hoe hoger hoe hoger de viscositeit
  • de temperatuur staat onderaan. Hoe verder naar rechts, hoe hoger de temperatuur
24
Q

Waarom is het voor een fabrikant van vanillevla op industriële schaal belangrijk om het amylogram te kennen van het te gebruiken zetmeel?

A
  • begrijpen welke dosering je nodig hebt
  • gedrag van zetmeel
    - tijdens proces (verhitting, afkoelen, bewaren)
25
Wat is waxy-zetmeel?
Zetmeel met bijna alleen amylopectine (95-99%) —> zorgt voor stabiele, gladde, dikke textuur zonder gelvorming
26
Wat is LBG?
Johannesbroodpitmeel
27
Noem eigenschappen van waxy-zetmeel
- geleert niet, maar verdikt goed - glanzender, stabieler en minder snel troebel - heeft een betere vries-dooi stabiliteit - klont minder bij verhitten - is minder gevoelig voor retrogradatie
28
Wat is retrogradatie?
Terugkristallisatie van zetmeel —> leidt tot textuur verlies, verharding en soms vochtverlies
29
Welke van de verschijnselen zal bij toepassing van waxy-maïszetmeel minder optreden en waarom?
Door het gebruik van waxy-maïs zal retrogradatie minder optreden omdat waxy-maïs voor 95-99% uit amylopectine bestaat
30
Noem eigenschappen van LM (laagveresterd)
< 50% veresterd - suikervrije gelen mogen - egg-box - thermo-reversibel - suikervrije jam, snoepgoed, gelei in bakkerijproducten
31
Noem eigenschappen van HM (hoogveresterd)
> 50% veresterd - 60% suiker - pH < 3,5 - niet thermo-reversibel - jams en fruitgelen, bak stabiele fruitvullingen
32
Welke typen gelen zijn er?
- polymeer gelen - aggregaat gelen - deeltjes gelen
33
Wat zijn polymeer gelen?
Lange moleculen die een netwerk vormen, vaak door crosslinking (kruisverbindingen) - langgerekte moleculen —> vormen netwerk - vocht wordt ‘opgesloten’
34
Wat zijn aggregaat gelen?
Kleine deeltjes die samengroeien om een gel te vormen, zonder echt een doorlopend netwerk - verhitten van eiwitten —> aggregeren / samenklonteren - deeltjes vormen netwerk —> bijv. Gekookt ei
35
Wat zijn deeltjes gelen?
Bestaan uit kleine deeltjes die interacties aangaan om een gel-structuur te creëren - veel deeltjes in product —> dicht op elkaar gestapeld - bijv. Ketchup / appelmoes
36
Hoe hogere mesh = kleiner of grotere korrel? Hoe groter de korrel = makkelijker of moeilijke oplosbaar
Kleine korrel Makkelijker oplosbaar