Feitjes en rijtjes Flashcards

1
Q

Welke vier diagnostische middelen heeft een bedrijfsarts?

A

Anamnese
4DKL-vragenlijst
Info leidinggevende
Info werkomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geoffrey Rose:

Wat zijn voor- / nadelen van de high-risk benadering?

Wat zijn voor- / nadelen van de populatie benadering?

Wat het paradigma van Rose?

A

High risk benadering
==> meer individueel bereikt (meer motivatie)
==> minder aan oorzaak gedaan, lastig op te sporen

Populatie benadering
==> meer preventief en meer gezondheidswinst en gezond gedrag
==> minder individueel (minder motivatie)

Paradigma
==> als het risico toeneemt met de blootstelling EN
==> er relatief veel mensen in de populatie zijn met lage niveaus van blootstelling DAN
==> zullen die relatief veel bijdragen aan de ziektelast EN DUS
==> is populatiebenadering logischer dan hoog-risico benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stappen moeten worden doorlopen om vast te stellen of er sprake is van een uitbraak?

Welke info is belangrijk bij het identificeren van cases?

Wat is belangrijk voor de casusdefinitie?

A

Uitbraak:
I ==> vergelijk waargenomen huidig aantal met het verwachte voor die plaats en tijd met info uit verschillende bronnen
II ==> als het meer is ga dan het volgende na (awareness, veranderde casusdefinitie, andere meldprocedure, nieuwere / betere diagnostiek)

Identificeren cases:
==> Tijdstip waarop klachten optraden
==> Aard klachten
==> Duur klachten
==> risicofactoren expliciet benoemen
==> demografische / achtergrondgegevens (leeftijd, geslacht, beroep, …)

Casusdefinitie:
==> tijd
==> plaats
==> symptomatologie
==> persoon (leeftijd, geslacht, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke fases bestaat het model voor planmatige interventie?

A

I ==> analyse epidemiologische gegevens
II ==> analyse risicofactoren
III ==> analyse determinanten gezond gedrag
IV ==> ontwikkelen interventie
V ==> implementeren interventie
IV ==> evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zorgt in NL voor de hoogste sterfte?

A

Dementie
Longkanker
Beroerte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zorgt wereldwijd voor de hoogste sterfte?

A

HVZ
Maligniteiten
Infectieuze en parasitaire ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke aandoeningen zorgen in NL voor de meeste DALY’s?

A

Coronaire hartziekte
Beroerte
DM
COPD
Angststoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke aandoeningen zorgen wereldwijd voor de meeste DALY’s?

A

Infectieziektes
HVZ
Respiratoire ziektes
Maligniteiten
Nutritie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke factoren zijn belangrijk bij de interventie ontwikkeling van planmatige aanpak volksgezondheidsproblemen?

A

1 ==> absolute omvang / ernst (incidentie, prevalentie, ziektelast, sterfte)

2 ==> relatieve omvang / ernst (trends, internationaal, andere ziketes)

3 ==> effectiviteit beschikbare maatregelen

4 ==> doelmatigheid maatregelen (efficiëntie, kosteneffectiviteit)

5 ==> mogelijke negatieve gevolgen (sociale haalbaarheid, financiële haalbaarheid)

6 ==> effectiviteit en doelmatigheid alternatieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly