franse 6 compose en cuisine Flashcards
(16 cards)
1
Q
pellen , gepeld
A
peler , pele
2
Q
wassen , gewassen
A
laver , lave
3
Q
wachten , gewacht
A
attendre , attendu
4
Q
afdragen , afgedroogd
A
essuyer ,essuye
5
Q
afspoelen , afgespoeld
A
rincer , rince
6
Q
snijden , gesneden
A
couper , coupe
7
Q
schillen , geschild
A
eplucher , epluche
8
Q
bakken , gebakken
A
cuire , cuit
9
Q
doen stoven , gestoofd
A
faire mijoter , mijote
10
Q
doen koken , gekookt
A
faire bouillier , fair bouillir
11
Q
de afwas doen , de afwas gedaan
A
faire la vaisselle , fait la vaisselle
12
Q
op tafel afruimen , de tafel afgeruimd
A
debarrasser la table , debarrasse la table
13
Q
opwarmen , opgewarmd
A
rechauffer , rechauffe
14
Q
Klaarmaken, klaargemaakt
A
Préparer, préparé
15
Q
In de oven zetten, in de oven gezet
A
Mettre au four, mis au four
16
Q
A
