Frequente Woordenschat Grammatica Pagina 1-17 Flashcards
(44 cards)
Rosa
Rosae
(V.)
Roos
Avus
Avi
(M.)
Grootvader, opa
Donum
Doni
(O.)
Geschenk
Puer
Pueri
(M.)
Jongen, knaap
Ager
Agri
(M.)
Akker, veld
Vir
Viri
(M.)
Man
Dux
Ducis
(M./v.)
Leider/Leidster
Corpus
Corporis
(O.)
Lichaam
Gens
Gentis
(V.)
Volk
Stam: gent-
❗️ Gen. Mv.: gent-ium
-> bij mannelijke en vrouwelijke substantieven van de gemengde verbuiginge: als de stam eindigt op 2 of meer medeklinkers, dan wordt de uitgang van de gen. Mv. -ium in plaats van -um ❗️
Mare
Maris
(O.)
Zee
❗️Onzijdige substantieven van de gemengde verbuiging op -e, -al of -ar hebben enkele afwijkende uitgangen (deze substantieven gedragen zich als een adjectief) ❗️
Animal
Animalis
(O.)
Levend wezen; dier
❗️Onzijdige substantieven van de gemengde verbuiging op -e, -al of -ar hebben enkele afwijkende uitgangen (deze substantieven gedragen zich als een adjectief bij de abl. enk., de gen. mv. en de :)
- abl. enk op -i (i.p.v. -e)
- gen. mv. op -ium (i.p.v. -um)
- nom./acc./voc. mv. op -ia (i.p.v. -a)❗️
Motus
Motus
(M.)
Beweging
Cornu
Cornus
(O.)
1. Hoorn
2. Vleugel (van een leger
❗️ Bekijk de verbuiging van dit woord. Je moet deze verbuiging niet kennen, wel herkennen (dus je moet hem eigenlijk wel kennen). ❗️
Domus
Domus
(V.)
Huis
❗️ Domus is een buitenbeentje in de u-verbuiging. Het heeft enkele uitgangen van de mannelijke o-verbuiging type avus:
Abl. Enk. = domo
Acc. Mv. = domos
Gen. Mv. = domorum ❗️
Res
Rei
(V.)
Zaak, ding, voorwerp, aangelegenheid…
Bonus
Bona, bonum
Goed
Miser
Misera, miserum
Ongelukkig, ellendig, armoedig
❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️
Niger
Nigra, nigrum
Zwart, donker
❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️
Pulcher
Pulchra, pulchrum
Mooi
❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️
Celer
Celeris, celere
Snel, vlug
Dulcis
Dulcis, dulce
1. Zoet
2. Aangenaam
Ingens
Ingens, ingens (❗️Gen. Ingent-is)
Reusachtig, zeer groot
Fieri
Fio, factus sum
1. Worden, ontstaan, gebeuren
2. Gedaan worden, gemaakt worden
(Koppelwerkwoord)
Videri
Videor, visus sum
Schijnen, lijken; blijken
(Koppelwerkwoord)