Frequente Woordenschat Grammatica Pagina 1-17 Flashcards

(44 cards)

1
Q

Rosa

A

Rosae
(V.)
Roos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Avus

A

Avi
(M.)
Grootvader, opa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Donum

A

Doni
(O.)
Geschenk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Puer

A

Pueri
(M.)
Jongen, knaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ager

A

Agri
(M.)
Akker, veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vir

A

Viri
(M.)
Man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dux

A

Ducis
(M./v.)
Leider/Leidster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Corpus

A

Corporis
(O.)
Lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gens

A

Gentis
(V.)
Volk

Stam: gent-
❗️ Gen. Mv.: gent-ium
-> bij mannelijke en vrouwelijke substantieven van de gemengde verbuiginge: als de stam eindigt op 2 of meer medeklinkers, dan wordt de uitgang van de gen. Mv. -ium in plaats van -um ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mare

A

Maris
(O.)
Zee

❗️Onzijdige substantieven van de gemengde verbuiging op -e, -al of -ar hebben enkele afwijkende uitgangen (deze substantieven gedragen zich als een adjectief) ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Animal

A

Animalis
(O.)
Levend wezen; dier

❗️Onzijdige substantieven van de gemengde verbuiging op -e, -al of -ar hebben enkele afwijkende uitgangen (deze substantieven gedragen zich als een adjectief bij de abl. enk., de gen. mv. en de :)
- abl. enk op -i (i.p.v. -e)
- gen. mv. op -ium (i.p.v. -um)
- nom./acc./voc. mv. op -ia (i.p.v. -a)❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Motus

A

Motus
(M.)
Beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cornu

A

Cornus
(O.)
1. Hoorn
2. Vleugel (van een leger

❗️ Bekijk de verbuiging van dit woord. Je moet deze verbuiging niet kennen, wel herkennen (dus je moet hem eigenlijk wel kennen). ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Domus

A

Domus
(V.)
Huis

❗️ Domus is een buitenbeentje in de u-verbuiging. Het heeft enkele uitgangen van de mannelijke o-verbuiging type avus:
Abl. Enk. = domo
Acc. Mv. = domos
Gen. Mv. = domorum ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Res

A

Rei
(V.)
Zaak, ding, voorwerp, aangelegenheid…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bonus

A

Bona, bonum
Goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Miser

A

Misera, miserum
Ongelukkig, ellendig, armoedig

❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Niger

A

Nigra, nigrum
Zwart, donker

❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️

19
Q

Pulcher

A

Pulchra, pulchrum
Mooi

❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️

20
Q

Celer

A

Celeris, celere
Snel, vlug

21
Q

Dulcis

A

Dulcis, dulce
1. Zoet
2. Aangenaam

22
Q

Ingens

A

Ingens, ingens (❗️Gen. Ingent-is)
Reusachtig, zeer groot

23
Q

Fieri

A

Fio, factus sum
1. Worden, ontstaan, gebeuren
2. Gedaan worden, gemaakt worden

(Koppelwerkwoord)

24
Q

Videri

A

Videor, visus sum
Schijnen, lijken; blijken

(Koppelwerkwoord)

25
Esse
Sum, fui, - 1. Zijn; bestaan 2. Hebben (met datief van bezitter) (Koppelwerkwoord)
26
Interest
(+ gen. of vr. bez. vnw.) Het is van belang (voor) Geheugensteuntje: < interesse
27
Meminisse
Memini (+ gen.) Zich herinneren, denken aan Geheugensteuntje: < memoire/memory
28
Potiri
Potior, potitus sum (+ gen./abl.) Bemachtigen, verkrijgen
29
Ignarus
Ignara, ignarum (+ gen.) Onervaren, onwetend Geheugensteuntje: < to ignore
30
Potens
Gen. Potentis 1. Machtig, krachtig 2. In staat (tot) (+ gen.)
31
Similis
Similis, simile (+ gen./dat.) Gelijkend (op), gelijk (aan) Geheugensteuntje: < similar
32
Credere
Credo, credidi, creditum (+ dat.) 1. Geloven 2. Vertrouwen Geheugensteuntje: < croire/credibility
33
Servire
Servio, servivi, servitum (+ dat.) Slaaf zijn, dienen Geheugensteuntje: < servus
34
Confidere
Confido, confisus sum (+ dat.) Vertrouwen (op) Geheugensteuntje: < confident
35
Par
Gen. Paris (+ dat.) 1. Gelijk (aan) 2. Opgewassen tegen
36
Finitimus
Finitima, finitimum (+ dat.) Aangrenzend, naburig
37
Propior
Propior, propius, gen. propioris (+ dat.) Dichterbij
38
Uti
Utor, usus sum (+ abl.) Gebruiken, gebruikmaken van Geheugensteuntje: < utiliser/to use
39
Frui
Fruor, fructus sum/fruitus sum (+ abl.) Genieten (van) Geheugensteuntje: “ik geniet van fruit”
40
Niti
Nitor, nisus/nixus sum (+ abl.) Steunen/Leunen op
41
Potiri
Potior, potitus sum (+ gen./abl.) Bemachtigen, verkrijgen Geheugensteuntje: < potens: machtig < potentieel hebben om: de macht hebben om iets te doen
42
Completere
Compleo, complevi, completum (+ abl.) Vullen (met)
43
Dignus
Digna, dignum (+ abl.) Waard(ig) Geheugensteuntje: < dignity: waardigheid
44
Vacuus
Vacua, vacuum 1. Leeg 2. Vrij van, zonder (+ abl.) Geheugensteuntje: < vacüum