Voc. Ovidius, Metamorphoses, IV, 81-90

Question 1

Posterus

Answer 1

Postera, posterum
Volgend, later

Question 2

Removere

Answer 2

Removeo, removi, remotum
Verwijderen, wegjagen

Question 3

Ignis

Answer 3

Ignis
(M.)
Vuur

Question 4

Sol

Answer 4

Solis
(M.)
Zon

Question 5

Herba

Answer 5

Herbae
(V.)
Gras; kruid

Question 6

Ad

Answer 6

Voorzetsel + accusatief
1) naar
2) bij
3) om te (bij een gerundium)

Question 7

Coire

Answer 7

Coeo, coii, coitum
Samenkomen
(coïtus = geslachtsgemeenschap)

Question 8

Locus

Answer 8

Loci
(M.)
Plaats

Question 9

Tum

Answer 9

Bijwoord
1) op dat moment, dan
2) daarna, vervolgens

Question 10

Parvus

Answer 10

Parva, parvum
Klein
❗️(hier: zacht)

Question 11

Multus

Answer 11

Multa, multum
Veel

Question 12

Queri

Answer 12

Queror, questus sum
Klagen (over)

Question 13

Statuere

Answer 13

Statuo, statui, statutum
1) plaatsen, zetten, stellen
2) bepalen, beslissen, besluiten

(Geheugensteuntje: statuut)

Question 14

Ut

Answer 14

Voegwoord
+ indicatief:
1) toen, wanneer
2) zoals
+ conjunctief:
1) dat
2) opdat, om te
3) zodat

Question 15

Nox

Answer 15

Noctis
(V.)
Nacht

Question 16

Fallere

Answer 16

Fallo, fefelli, falsum
Misleiden, bedriegen

Question 17

Custos

Answer 17

Custodis
(M.)
Bewaker

Question 18

Excedere

Answer 18

Excedo, excessi, excessum
Weggaan, gaan uit

Question 19

Temptare

Answer 19

Tempto, temptavi, temptatum
Proberen

Question 20

Cum

Answer 20

• Voegwoord:
+ indicatief: toen, wanneer
+ conjuctief:
1) toen
2) omdat
3) hoewel
• Voorzetsel + ablatief: (samen) met

Question 21

Domus

Answer 21

Domus
(V.)
Huis

Question 22

Exire

Answer 22

Exeo, exii, exitum
Weggaan

Question 23

Urbs

Answer 23

Urbis
(V.)
Stad

Question 24

Quoque

Answer 24

Bijwoord
Ook

Question 25

Tectum

Answer 25

Tecti 1) dak 2) huis

Question 26

Relinquere

Answer 26

Relinquo, reliqui, relictum Achterlaten, verlaten

Question 27

Neve

Answer 27

Voegwoord + conjunctief En opdat niet

Question 28

Esse

Answer 28

Sum, fui, - Zijn

Question 29

Errare

Answer 29

Erro, erravi, erratum 1) rondzwerven 2) zich vergissen

Question 30

Latus

Answer 30

Lata, latum Breed, uitgestrekt

Question 31

Arvum

Answer 31

Arvi (O.) Akker, veld

Question 32

Convenire

Answer 32

Convenio, conveni, conventum 1) samenkomen 2) overeenkomen

Question 33

Sub

Answer 33

Voorzetsel + ablatief: onder (plaats) + accusatief: 1) tot onder (beweging) 2) omstreeks

Question 34

Umbra

Answer 34

Umbrae (V.) Schaduw

Question 35

Arbor

Answer 35

Arboris ❗️(V.) Boom

Question 36

Ibi

Answer 36

Bijwoord Daar

Question 37

Arduus

Answer 37

Ardua, arduum 1) hoog, steil 2) lastig

Question 38

Conterminus

Answer 38

Contermina, conterminum (+ dat.) Grenzend aan

Question 39

Fons

Answer 39

Fontis (M.) Bron