geschiedenis les 18 + eerste 10 woorden leerlijn Flashcards

geschiedenis (51 cards)

1
Q

rangschik de chronologische karakters

A

marius - sulla - pompeius -caesar - antonius - octavianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

marius

A

107 v;c;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sulla

A

88 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

eerste truimviraat

A

60 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

caesar moord

A

44 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tweede triumviraat

A

43 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

slag bij actuim

A

31 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

burgerrechten

A

rechten voorbehouden aan de burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

burgeroorlog

A

een oorlog waarbij de strijdende partijen deel uit maken van hetzelfde land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

triumviraat

A

“driemanschap” = een (politiek)bondgenootschap tusssen 3 personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waneer bedreigen andere volkeren het romeinse Rijk

A

eind 2e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wie verkiezen Marius tot consul

A

de populares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is marius zijn opdracht

A

het rijk verdedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat heeft marius nodig

A

een sterk en groot leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wie vroeger leger

A

soldaten uit bezittende klas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wie is consul marius

A

legeraanvoerder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wie marius leger

A

proletariërs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

motivatie soldaten vroeger

A

willen niet te lang vechten willen terug naar huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

motivatie soldaten MARIUS

A

vechten niet om hun bezitingen te verdedigen maar ze willen via leger aan grond/rijkdom komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

veschil met vroeger

A

vroeger kwamen soldaten vooral uit vermogende klassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sulla bestrijd Marius

A
  • marius verlsaat met nieuw leger buitenlandse vijanden
  • hij is zo populair dat hij meerdere jaren consul is
  • senaat houdt meeste van zijn besluiten tegen
  • italiaanse bondgenoten komen in opstand
  • senaat eindigt opstand door hun burgerrechten te geven
  • Mithridates bedreigt romeinse bezittingen
  • senaat duid sulla aan tot legeraanvoerrden, hij trekt met leger naar Klein-azie
  • in rome vermoorde aanhangers van marius tegenstanders
    -burgeroorlogen begonnen, marius sterft in 86 v.C.
  • sulla is winnaar van rome, hij grijpt de macht hij laat vele aanhangers van de volkspartij vermoorden en hij sterft in 78 v.C.
21
Q

buitenlandse bedreigingen

A

mithridates (koning van een rijk in Klein-aziË
en consul sulla (optimates) legeraanvoerder tegen mithtrates

22
Q

pompeius en caesar geven de republiek de doodsteek

A
  • tegenstellingen tussen populares en optimates
  • romeinen weer oorlog
  • pompeius en crassus verslaan vijanden van rome en besturen samen met caesar het hele romeinse rijk en vormen ook het eerste triumviraat
  • caesar verovovert gallie en wordt beroemd, crassus is dood
    -pompeius heeft schrik van caesar, pompeius kiest kant van de senaat
  • caesar verslaat pomeius caesar regeert als alleenheerser
    -in 44V.C. wordt julius gaius caesar vermoord in de senaat
23
Q

wie eerste triumviraat

A

caesar, pompeius en crassus

24
nieuwe bedreigingen
piraten, mithradates en slaven opstand
25
met octavianus begint het keizerijk
- aanhangers van caesar schakelen zijn moordenaar uit en vormen het tweede triumviraat - lepidus verliest zijn macht en de andere twee worden vijanden - antonius huwt farao cleopatra - octavianus verslaat in 31 vc troepen van het stel, ze plegen beide zelfmoord in 27 vc officieel einde aan republiek - egypte wordt deel van het romeins rijk en octovianus wordt alleenheerser. hij krijgt van de senaat de titel augustus (verheven) en wordt ook de eerste keizer
26
wie zijn de aanhangers van caesar
marcus antonius, octovianus en lepidus
27
wie tweede triumviraat
marcus antonius, octovianus en lepidus
28
plebjers
gewone volk
29
populares
voor volksvergadering
29
proletariers
gewone volk
30
patriciers
rijke burgers
31
nobiles
patriciers en rijke plebjers
32
2de burgeroorlog
Pompeius vs Caesar
32
optimates
voor senaat
33
1ste burgeroorlog
marius vs sulla
34
3de burgeroorlog
marcus antonius vs ocatvianus
35
periodes
konikrijk republiek keizerijk
36
wnr koninkrijk
753-509
37
wnr republiek
509-27
38
wnr keizerijk
27-...
39
agrasische of neolistische (r)evolutie
de meer of minder geleidelijke overgang van een nomadische naar een sedentaire samenleving
39
ambacht
een beroep waarbij iets met de hand wordt gemaakt
39
aristocratie
de elite met politieke macht; het zijn grootgrondbezitters "de beste aan de macht"
39
autocratie
regeringsvorm met onbeperkte macht voor één persoon
39
burgerrechten
rechten voorbehouden aan de burgers
40
cultuur
het geheel aan gewoonte ideeen en gebruiken van een samenleving; wordt gevormd door de godsdienst, kunst, leefgewoonte, kennis en techniek
40
democratie
het volk heeft inspraak in het bestuur
40
dynastie
opeenvolgende heersers die tot dezelfde famillie behoren
41
filosofie
wetenschap die systematisch fundamenteel en kritische vragen stelt O.A. de mens, de samenleving,kennis, waarheid goed en kwaad en daarop met het verstand algemene antwoorden formuleren
42
geldeconomie
een economie waar geld als betaalmiddel gebruikt wordt