nederlands les 43 Flashcards
nederlands (8 cards)
1
Q
directe rede
A
je herhaalt letterlijk wat er gezegd wordt, je gebruikt aanhalingstekens
beth moppert :’die vent is zo vermoeiend’
2
Q
inderecte rede
A
je past het aan
beth moppert dat dei vetn vermoeiend is
3
Q
dat
A
mededelende of bevelende
4
Q
of
A
ja-neevraag
5
Q
3 verschillende directe reden
A
- beginaanhaling
- eindaanhaling
- onderbrokenaanhaling
6
Q
beginaanhaling
A
behoud het leesteken op het einde buiten als het een punt is wordt het een komma
7
Q
eindaanhaling
A
dubbele punt eindeleesteken voor ‘’
8
Q
onderbrokenaanhaling
A
de onderbreking staat tussen 2 kommas 1ste voor de “ en tweede ook