geschiedenis les 19 + 20-35 woordjes leerlijn Flashcards

geschiedenis (49 cards)

1
Q

onstaan rome wanneer

A

1000 v.C. - 753 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mytische stichting wanneer

A

753 v.C. - 509 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer koninkrijk

A

1000 v.C. - 509 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer republiek

A

509 v.C. - 27 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer begint keizerijk

A

27 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

republiek

A

een land waar het staatshoofd op een bepaalde manier wordt gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rijk

A

een staat ; met een bevolking, een grondgebied en een politieke organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

caesar

A

het word keizer, komt van Julius Gaius Caesar de adoptievader van de eerste romeinse keizer Augustus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

princeps

A

eerste man of voornaamste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

augustus

A

verhevene ; boven iets uitsteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pater patriae

A

vader des vaderlands

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer bestuurt octavianus het rijk

A

na de burgeroorlogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke twee namen krijgt hij van de senatoren

A

princeps en augustus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe noemt ocatvianus zichzelf

A

caesar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe wind hij de vertrouwen bij de senaat

A
  • de senaat zijn taken teruggeven
  • de meeste instellingen en ambten laten bestaan
  • de republiek schijnbaar te behouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe wordt hij populair bij de soldaat

A
  • ze krijgen geld of grond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hij wordt populair bij het volk

A
  • ze krijgen regelmatig gratis graan en soms geld
  • de werkloosheid te verminderen
  • gratis spelen te organiseren
  • geen (burger)oorlogen meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is het vershil tussen keizerrijk en koninkrijk

A

keizer heeft groter rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke drie manieren zorgt augustus

A

politiek = magistraten denken dat ze hun macht behouden
financieel = belastingen worden via stad betaald
militair = augustus is opperbevelhebber zodat geen generaal in opstand kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke instellingen neemt hij

A

de belangerijkste = imperator, consul, volkstribuun, pontifex maximus, princeps senatus

21
Q

kenmerk van imperator

22
Q

kenmerk pontifex maximus

23
Q

kenmerk princeps senatus

24
Q

waarom krijgt augustus pater patriae

A

uit dankbaarhied voor rust, orde en welvaart

25
julia
dochter van augustus, getrouwd met de stiefzoon van augustus hij word de opvolger
26
waarom kiest hij voor natuurlijke grenzen
om de veiligheid te garanderen
27
hoe doete hij de natuurlijke grenzen
- legioenen verdedigen de grenzen tegen invallens van buiten - in rebelse provincies zijn legioenen aanwezig - een vloot bewaakt de middellandse zee
28
wat is gewapende vrede
romeinse legioenen zorgen voor vrede en veiligheid in het keizerijk
29
over wat krijgt augustus macht
onrustige provincies, grensprovincies en belangerijke provincies zoals egypte
30
welke natuurlijke grenzen zijn er
westen = atlantische oceaan zuiden = woestijn noorden = rijn en donau oosten = eufraat
31
waarom wilt augustus de buitengrenzen
dan is hij de leider van die legioenen en kan er niemand anders staatgreep organiseren
32
wat was augustus
één van de belangerijkste en invloedrijkste personen uit de klasieke oudheid
33
hoe werd augustus positief gekenmerkt
vrede en staatsmanschap
34
handel
het kopen en verkopen van producten
34
hoe werd augustus negatief gekenmerkt
gewapende vrede, dictatuur
35
imperialisme
het streven van een land naar uitbreiding van het grondgebied ten koste van andere landen of volkeren
36
jager-verzamelaar
iemand die overleeft door te jagen en voedsel te verzamelen
37
kolonisatie
het oprichte van een dochterpoleis door een moederpoleis : beide poleis zijn onafhankelijk van elkaar en drijven handel
38
kunstuiting
een product van menselijke creativiteit : bouwkunst, schilderkunst, beeldhoudkunst, literatuur, muziek, ...
39
landbouw
akkerbouw; het bewerken van land
40
migratie
het verplaatsen van een groep van de ene plaats naar de andere
41
mondelinge traditie
het mondeling doorgeven van verhalen, van generatie op generatie
42
monotheïsme
het aanbidden en erkennen van slecht één god, het tegengestelde van polytheïsme
43
multiculturele samenleving
een samenleving met mensen uit verschillende culturen en godsdiensten
44
natuurgodsdienst of natuurreligie
een godsdienst die gebasseerd is op natuurverschijnsels zoals bliksem, maan, regen... en waarbij men de natuurverschijnsels ook aanbiedt
44
mythelogie
het geheel van mythen van een bepaalde cultuur bv. griekse mythelogie
45
nomadische samenleving
een groep mensen met een nomadische leefwijze
46
ongelijkheid
er zijn verschillende sociale groepen, met meer of minder aanzien, macht en rijkdom
47
oorlog en vrede
de geschiedenis wordt gekenmerkt door afwisseling van oorlog en vrede