H1 Inleiding psychologie Flashcards

1
Q

Noem de 6 belangrijke perspectieven in de psychologie.

A
  1. Biologisch
  2. Cognitief
  3. Behavioristisch
  4. Whole-person
  5. Ontwikkeling
  6. Sociaal-cultureel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie van wetenschappelijke methode.

A

Een uit vier stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek van een hypothese, waarbij de omstandigheden zo gekozen zijn dat vooroordelen en subjectieve oordelen worden uitgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie van theorie. En de twee eigenschappen.

A

Een toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties.

a) kan feiten verklaren
b) is toetsbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De vier stappen van de wetenschappelijke methode.

A
  1. Hypothese ontwikkelen
  2. Objectieve data verzamelen
  3. Resultaten analyseren
  4. Resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie van hypothese.

Waaraan moet een hypothese voldoen? (1)

A

Een voorspelling over de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek of over de relatie tussen variabelen in een onderzoek.

Een hypothese moet weerlegbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie van variabele in context van wetenschappelijk onderzoek.

A

Element dat van invloed is op hetgeen onderzocht wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie van operationele definities.

A

Objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk onderzoek hoort (vb: kinderen, suiker).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie van significant.

A

Een statistische term die aangeeft dat het waargenomen effect niet door toeval wordt veroorzaakt, maar door de onafhankelijke variabelen te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke kritiek kan geuit worden op wetenschappelijk onderzoek?

A
  1. Zijn de proefpersonen wel juist gekozen?
  2. Zijn de statistische analyses goed uitgevoerd?
  3. Kunnen de resultaten ook door andere variabelen verklaard worden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 5 soorten psychologisch onderzoek.

A
  1. Experiment
  2. Correlatieonderzoek
  3. Survey
  4. Natuurlijke observaties
  5. Gevalstudie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie van experiment.

Wanneer wordt het gebruikt?

A

Type onderzoek waarbij de onderzoeker gebruikt maakt van vergelijkbare groepen en alle omstandigheden controleert en direct manipuleert, inclusief de onafhankelijke variabele.

Voor het vinden van een relatie tussen oorzaak en gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie van correlatieonderzoek.

A

Type onderzoek waarbij de relatie tussen variabelen wordt onderzocht zonder een onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. Kan GEEN oorzaak-gevolg relatie worden vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie van survey.
Wanneer wordt het gebruikt?
Drie lastige punten?

A

Techniek die wordt gebruikt bij correlatieonderzoek. In een survey wordt mensen gevraagd te reageren op een vooraf vastgestelde lijst van vragen.

Als je geïnteresseerd bent in de standpunten, voorkeuren of mening van een groep mensen.

  1. Zijn de antwoorden eerlijk?
  2. Zijn de vragen helder geformuleerd?
  3. Is de steekproef representatief?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Definitie van natuurlijke observaties.

Noem een voordeel en nadeel.

A

Type correlatieonderzoek waarbij gedrag van mensen of dieren wordt geobserveerd in hun eigen omgeving.

Een voordeel is dat je gedragingen ziet die zich op natuurlijke wijze voordoen. Nadeel is dat je geen controle hebt over de omgeving, en dus geen oorzaak-gevolg relatie kan vaststellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie van gevalstudie.

Noem twee nadelen.

A

Onderzoek van een enkel object.

  1. de methode is subjectief
  2. conclusies zijn niet altijd toepasbaar op andere individuen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Definitie van expectancy bias.

Noem twee manieren om bias tegen te gaan.

A

Een vorm van bias waarbij de verwachtingen van de onderzoeker de resultaten van het onderzoek beïnvloeden.

  1. Placebo
  2. Dubbelblindonderzoek
17
Q

Noem ethische kwesties in onderzoek. (4)

A
  1. Informed consent: in grote lijnen uitleggen wat het experiment inhoudt en vastleggen dat deelnemers vrijwillig meedoen met het onderzoek.
  2. Misleiding
  3. Sociale media
  4. Dierstudies