H9 Motivatie en Emotie Flashcards

1
Q

Definitie van motivatie.

A

Interne processen die gedrag selecteren en sturen om een bepaald doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen extrinsieke en intrinsieke motivatie?

A

Bij extrinsieke motivatie komen de motiverende factoren van buitenaf (geld, complimentjes), bij intrinsieke motivatie gaat het om motivatie van binnenuit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie van verwachtingstheorie.

A

Theorie die stelt dat mensen gemotiveerd worden om aan taken te werken als ze verwachten daarin succesvol te zijn en als ze de resultaten van de uitvoering waarderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie van prestatiedrang in de theorie van McClelland.

A

Een geestelijke toestand die een psychologische behoefte veroorzaakt om een moeilijk maar aantrekkelijk doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de twee factoren in de test over prestatiemotivatie van Hubert Hermans.

A
  1. Prestatiemotief

2. Negatieve en positieve faalangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie van overrechtvaardiging.

A

Proces waarbij een extrinsieke beloning een intrinsieke motivatie verdringt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de twee situaties waarin beloningen effectief zijn.

A
  1. Als iemand iets niet wil doen.

2. Als iemand al intrinsiek gemotiveerd is en de beloning samenhangt met de kwaliteit van de prestatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt “flow” in?

A

Een toestand van intense concentratie op een bepaalde activiteit, gepaard met extatische gevoelens. Komt voort uit intrinsieke motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de theorieën die te maken hebben met motivatie en prioriteiten.

A
  1. Instincttheorie
  2. Drijfveertheorie
  3. Freuds psychodynamische theorie
  4. Maslows behoeftehiërarchie
  5. Evolutionaire theorie
  6. Zelfdeterminatietheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de instincttheorie in?

A

De instincttheorie gaat ervan uit dat we gemotiveerd worden door aangeboren biologische gedragspatronen (= instincten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt de drijfveertheorie in?

A

De drijfveertheorie gaat ervan uit dat we gemotiveerd worden doordat we bepaalde biologische behoeften hebben, die weer een drijfveer creëeren om die behoefte te vervullen. (homeostase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de kritiek op instincttheorie en drijfveertheorie?

A

Beide zijn te simpel om al het menselijk gedrag te verklaren. Waarom spelen mensen? Waarom springen ze uit een vliegtuig?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de psychodynamische theorie van Freud in qua motivatie?

A

We worden gemotiveerd door verborgen verlangens in ons onbewuste (id). In het onbewuste bevinden zich Eros (lust) en Thanatos (agressie). De motieven veranderen naarmate en mens zich ontwikkelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt Maslows behoeftehiërarchie in?

A

Theorie die stelt dat behoeften zich aandienen in volgorde van belangrijkheid:

  1. Biologische behoeften (eten en drinken)
  2. Veiligheid
  3. Liefde, hechting en verbondenheid
  4. Waardering
  5. Zelfactualisatie
  6. Zelftranscendentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke theorie is ontstaan uit kritiek op Maslow? Welke drie factoren spelen een rol?

A

De kritiek hield in dat de behoeftes niet altijd een vaste volgorde hebben. De volgorde wordt beïnvloed door:

  1. Functionele analyseniveau zorgt ervoor dat er een soort basis hiërarchie is door basisbehoeften zoals honger en dorst.
  2. Proximale analyseniveau kijkt naar prikkels uit de omgeving en de invloed ervan op verandering van motivatiebehoeften.
  3. Ontwikkelingsanalyseniveau kijkt naar de invloed van ontwikkeling op de volgorde van motivatieprioriteiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de zelfdeterminatietheorie in? Welke drie behoeften moet aan voldaan zijn?

A

Theorie die stelt dat mensen van nature hun omgeving vormgeven, gericht op groei en integratie.

  1. autonomie
  2. competentie
  3. verbondenheid
17
Q

Uit welke vier samenhangende onderdelen bestaan emoties?

A
  1. fysieke reactie
  2. cognitieve interpretatie
  3. subjectieve gevoelens
  4. gedrag
18
Q

Noem drie functies van emoties.

A
  1. Signaleren belangrijke gebeurtenis
  2. Worden in geheugen opgeslagen, als hulpmiddel voor beoordeling als een situatie zich opnieuw voordoet.
  3. Helpt bij nemen van beslissingen.
19
Q

Noem de drie theorieën over emoties.

A
  1. James-Lange-theorie: lichamelijke respons leidt tot een emotie.
  2. Cannon-Bard-theorie: lichamelijke respons en emotie treden tegelijk op, na cognitieve interpretatie.
  3. twee-factoren-theorie: een emotie ontstaat vanuit de cognitieve beoordeling van een lichamelijke respons en een emotieoproepende stimulus.
20
Q

Noem de vier onderdelen van EQ.

A
  1. Waarnemen emoties
  2. Gebruiken emoties
  3. Beheersen emoties
  4. Begrijpen emoties