H2.5: Regulatie bloeddruk Flashcards

1
Q

hoe wordt noradrenaline gemaakt?

A

presynaptisch;
tyrosine wordt opgenomen en door tyrosine hydroxylase omgezet in DOPA. DOPA wordt door L-Dopa decarboxylase omgezet in dopamine. dopamine wordt door dopamine beta-hydroxylase omgezet in noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe wordt noradrenaline opgeruimd uit de synapsspleet?

A

wordt weer terug opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe kan je noradrenaline aanmaak reguleren?

A
  • tetrodotoxine
  • reserpine
  • guanethidine
  • cocaïne & tricyclische antidepressiva
  • alfa- en beta-receptor (anta)gonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet reserpine?

A

zorgt ervoor dat de terug opgenomen noradrenaline niet terugkomt in de blaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doet guanethidine?

A

zorgt ervoor dat de noradrenaline niet uit de blaasjes wordt afgegeven aan de synapsspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doet cocaïne?

A

zorgt ervoor dat noradrenaline niet meer wordt opgenomen in de presynaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doen tricyclische antidepressiva?

A

zorgt ervoor dat noradrenaline niet meer wordt opgenomen in de presynaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat voor adrenerge receptoren zijn er?

A

alfa (1,2)
beta (1,2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke neurotransmitters kunnen binden aan alfa-1 en alfa-2 receptoren op volgorde van hoge naar lage affiniteit?

A
  • noradrenaline
  • adrenaline
  • isoprenaline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is isoprenaline?

A

beta-adrenerge agonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke neurotransmitters kunnen binden aan beta-1 receptoren op volgorde van hoge naar lage affiniteit?

A
  • isoprenaline
  • adrenaline
  • noradrenaline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke neurotransmitters kunnen binden aan beta-2 receptoren op volgorde van hoge naar lage affiniteit?

A
  • isoprenaline
  • adrenaline
  • (noradrenline –> eigenlijk GEEN affiniteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn agonisten van alfa-1 receptoren?

A
  • adrenaline
  • noradrenaline
  • fenylephrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn agonisten van alfa-2 receptoren?

A
  • adrenaline
  • noradrenaline
  • clonidine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke stoffen spelen in op de heropname?

A
  • tyramine
  • efedrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is amfetamine?

A

speed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat doet amfetamine?

A

remt reuptake

18
Q

wat zijn de farmacologische effecten van alfa-1-adrenoreceptor agonisten?

A
  • vasoconstrictie
  • verhoging perifere weerstand
  • verhoging BD
  • mydriase
  • urineblaas sfincter sluiting
19
Q

zitten in het hart veel alfa-1-adrenoreceptoren?

A

nee, want deze zorgen voor vasoconstrictie

20
Q

wat is therapeutisch gebruik van alfa-1-adrenoreceptor agonisten?

A
  • lokale bloeding
  • verkoudheid
  • mydriase
  • verlenging werking lokale anaesthetica
21
Q

wat zijn farmacologische effecten van alfa-2-receptor agonisten

A
  • verminderde transmitterafgifte (door presynaptische alfa-2-receptor)
  • vasoconstrictie
  • verminderde insuline-afgifte
22
Q

wat is het verschil tussen alfa-1- en alfa-2-receptor?

A

alfa-1 alleen postsynaptisch
alfa-2 zowel pre- als postsynaptisch: heeft negatief effect op noradrenaline afgifte

23
Q

wat zijn beta-1-adrenoceptor agonisten?

A
  • adrenaline
  • noradrenaline
  • isoprenaline
  • dobutamine (!)
24
Q

wat zijn beta-2-adrenoceptor agonisten?

A
  • adrenaline
  • isoprenaline
  • salbutamol (!)

NIET NORADRENALINE

25
Q

wat is salbutamol?

A

astma medicatie

26
Q

wat zijn farmacologische effecten van beta-1-adrenoceptor agonisten?

A
  • hogere hartslag
  • hogere inotropie
  • hogere geleiding in het hart
  • hogere renine afgifte
27
Q

wat is therapeutisch gebruik beta-1-adrenoceptor agonisten?

A
  • hartstilstand
28
Q

wat zijn farmacologische effecten van beta-2-adrenoceptor agonisten?

A
  • vasodilatatie
  • lagere perifere weerstand
  • verslapping bronchi
  • verslapping baarmoeder
  • verhoging glucagon afgifte
29
Q

wat is therapeutische gebruik van de beta-2-adrenoceptor agonist?

A
  • astma (salbutamol –> verslapping bronchi)
  • dreigende vroeggeboorte (verslapping baarmoeder)
30
Q

wat zijn alfa-1-adrenoceptor antagonisten?

A
  • fentolamine
  • phenoxybenzamine
  • prazosine
  • doxazosine
  • labetalol
  • carvedilol
31
Q

wat zijn alfa-2-adrenoceptor antagonisten?

A
  • fentolamine
  • phenoxybenzamine
  • yohimbine
32
Q

wat zijn farmacologische effecten van alfa-1-adrenoceptor antagonisten?

A
  • vasodilatatie
  • verlaging perifere vaatweerstand
  • verlaging BD
  • relaxatie prostaat
  • opening urineblaas sfincter
33
Q

wat is therapeutisch gebruik van alfa-1-adrenoceptor antagonisten?

A
  • hypertensie
  • prostaat hypertrofie
  • perifeer vaatlijden (raynaud)
  • impotentie
34
Q

wat zijn farmacologische effecten van alfa-2-adrenoceptor antagonisten?

A
  • verhoging transmitter afgifte
  • geen effect op vaatvernauwing (pre en post synaptisch alfa-2 compenseren)
  • verhoogt insuline afgifte
35
Q

wat zijn beta-1-adrenoceptor antagonisten?

A
  • labetalol
  • carvedilol
  • atenolol (!)
  • metoprolol (!)
  • propranolol (!)
  • pindolol
36
Q

wat zijn beta-2-adrenoceptor antagonisten?

A
  • labetalol
  • carvedilol
  • propranolol (!) (betablokker)
  • pindolol
37
Q

wat zijn farmacologische effecten van beta-1-adrenoceptor antagonisten?

A
  • hartslag omlaag
  • inotropie omlaag
  • hartgeleiding vertraagd
  • verminderde renine-afgifte
38
Q

wat is therapeutisch gebruik van beta-1-adrenoceptor antagonisten?

A
  • hartritmestoornissen
  • preventie hartinfarct
  • angina pectoris
  • hypertensie
  • migraine
  • angsttremoren
  • glaucoom
39
Q

check dit HC vanaf 11:10u

A
40
Q
A