H5 Vetten Flashcards

1
Q

aanbevolen inname vetten (Nederland)

A

35%-40% totaal vet
< 10% verzadigd vet
3-12% onverzadigd vet
< 1% transvet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

belangrijkste vorm van vet opslag in lichaam (en in voeding)

A

triglyceride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoeveel C heeft een vetzuur?

A

Vetzuren kunnen 4-24 (altijd een even aantal) koolstofatomen bevatten
C18 komt het meest voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

meervoudig onverzadigde vetzuren (essentieel C18)

A

N3-vetzuren en n-6 vetzuren
omega-3 : linoleenzuren- plantaardig (ALA)
omega-6 : linolzuren -vissen (EPA en DHA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gezondheidseffect Omega-3 en omega-6 vetzuren

A

een van de vetzuren met langere ketens die
-de bloeddruk,
-de bloedstolling en
-andere lichaamsfuncties
helpen regelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar zitten de vetzuren in? (voeding)

A

lang : vlees, vis, plantaardige olie (C12-C24)
kort: zuivel (<C10)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke vetzuren zijn vloeibaar?

A

verzadigd: kunnen zich oprollen –> stollen bij kamertemp
maar wel langer houdbaar - mindersnel oxidatie
onverzadigd: minder vrij beweegbaar –>vloeibaar bij kamertemp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar zitten onverzadigde vetzuren? (voeding)

A

plantaardige oliën (muv kokos, cacaoboter en palm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschil onverzadigde cis en trans vetzuren

A

meeste cis
trans in melk en vlees
trans reageert als verzadigd vetzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoeveel fosfolipiden en sterolen in voeding?

A

ca 5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gebruik fosfolipiden door voeding industrie

A

vetzuurketen–> lost op in vet
fosfaatgroep –> lost op in water

emulgator in
mayonaise,
saladedressings en
snoeprepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bekende fosfolipide:

A

Lecithin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn sterolen

A

lipiden met een meervoudige ringstructuur.
Het bekendste is cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fosfolipiden in natuurlijk voedsel

A

lecithine zit in:
eieren
lever
sojabonen
tarwekiemen
pinda’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zitten sterolen in natuurlijk voedsel

A

dieren: voornamelijk cholesterol
planten: andere sterolen
interfereren met cholesterol en verstoren de opname van cholesterol
(–> werken dus verlagend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functie fosfolipiden in lichaam

A

emulgator
celwand

17
Q

functie sterolen in lichaam

A

galzuur
geslachtshormonen
testosteron
androgeen
oestrogeen
bijnierhormonen
cortisol
cortison
aldosteron
vitamine D
cholesterol

18
Q

endogeen cholesterol

A

wordt aangemaakt door lever
(800-1500 mg/dag)

19
Q

exogeen cholesterol

A

cholesterol in voedsel
(adi: 300 mg)

20
Q

atheroschlerose

A

ziekte
teveel aan cholesterol
plaque-afzettingen in bloed
hartaanval/beroerte

21
Q

welke vetten kan het lichaam absorberen en gebruiken?

A

monoglyceriden
vetzuren
glycerol

22
Q

waar wordt vet verteerd?

A

mond (baby’s) : linguale lipase
maag : maag lipase
duodenum : gal en pancreas lipase en intestinale lipase

23
Q

werkwijze hormoon CCK
(cholecytokinine)

A

vet in duodenum –> afgifte CCK –> galblaas trekt samen.

24
Q

enterohepatische circulatie van gal

A

hergebruik van gal
heropname door dunne darm

oplosbare vezels vangen gal af
–> via colon uit het lichaam –>
cholesterol nodig voor aanmaak gal –>minder cholesterol in bloed

oplosbare vezels: fruit, volle granen, peulvruchten

25
Q

opname vet door darm (groot en klein vet)

A

klein (glycerol +korte keten vetzuur) via bloed
groot (monoglyceriden + lange keten vetzuur) via micellen darm in
dan nieuwe triglyceriden vorming
via chylomicronen in lymfe
via thoracic duct in bloed

26
Q

ontstaan micellen en chylomicronen (hint: darm en vet)

A

micellen: transportbolletje voor monoglyceriden en lange keten vetzuur
gemaakt door gal
van darm naar darmcel

chylomicronen: transportbolletje voor triglyceriden, lipiden en eiwitten van darmcel naar bloed die te groot zijn en via lymfe moeten.

27
Q

chylomicronen (def)

A

lipoproteïne bolletje met lagere dichtheid dan VLDL.
circuleert in bloedbaan en cellen plukken het leeg in ca 14 uur (triglyceriden)
lever herkent restant en ruimt op

28
Q

VLDL (def)

A

very-Low-Density-Lioproteine
gevormd uit resten chlymicronen en eiwitten door lever
bloedbaan in –> cellen plukken triglyceriden
–> VLDL krimpt, verhouding meer cholesterol –> wordt LDL

29
Q

LDL (def)

A

Low-Density-Lipoproteine
circuleert in bloed, levert aan weefsels
(triglyceriden, cholesterol, fosfolipiden)
lever regelt cholesterol c in bloed door LDL te verwijderen.

LDL - hart/vaat ziekten

30
Q

HDL (def)

A

High-Density-Lipoproteine
wordt gemaakt door lever om cholesterol van cellen naar lever te krijgen
verwijdering van cholesterol verlaagd risico hart/vaatziekten
HDL mogelijk ontstekingsremmend

‘omgekeerd cholesterol transport’

31
Q

hart/vaatziekten (niveau LDL/HDL)

A

hoog LDL
laag HDL

32
Q

verlagen LDL/verhogen HDL door:

A

gewicht controle
onverzadigde vetzuren eten ipv verz.
oplosbare vezels
fytochemicaliën
matig alcohol
lichamelijke activiteit

deel invloed: genetisch

33
Q

functie vet in het lichaam

A
  • energie opslag ( 9 kcal/g)
  • isolatie
  • schok dempen (bot-orgaan)
  • celmembraan onderdeel
34
Q

effect obesitas

A

afgifte adipokine resistine verhoogd –> ontstekingen en insulineresistentie bevorderd
afgifte adipokine adiponectine verlaagd –> minder bescherming tegen ontstekingen en insulineresistentie

35
Q

hormoon adipokines

A

verschillende eiwitten die de E-balans regelen en verschillende lichaamsfuncties beïnvloeden.

36
Q

essentiële F.A. (2)

A

linolzuur (omega 6)
linoleenzuur (omega 3)
beide C18

37
Q

essentiële F.A. zitten in: (4)

A

plantaardige olie
zaden
noten
vis/zeevruchten