HAVO 3 H4 woordjees Flashcards
(72 cards)
1
Q
aufwachsen
A
opgroeien
2
Q
die Brücke
A
de brug
3
Q
die Chance
A
de kans
4
Q
dennoch
A
echter, toch
5
Q
die Erinnerung
A
de herinnering
6
Q
die Farbe
A
de kleur
7
Q
die Großstadt
A
de grote stad
8
Q
insgesamt
A
in totaal
9
Q
kaum
A
nauwelijks
10
Q
die Möglichkeit
A
mogelijkheid
11
Q
tatsächlich
A
werkelijk
12
Q
das Viertel
A
de (woon) wijk
13
Q
der Arbeitsplatz
A
de baan, het werk
14
Q
die Atmosphäre
A
de sfeer
15
Q
der Bauernhof
A
de boerderij
16
Q
billig
A
goedkoop
17
Q
doof
A
stom
18
Q
es gibt
A
er is, er zijn
19
Q
im Gegenteil
A
integendeel
20
Q
der Laden
A
de winkel
21
Q
im Moment
A
nu, op dit moment
22
Q
spazieren
A
wandelen
23
Q
teilweise
A
gedeeeltelijk, voor een deel
24
Q
ziemlich
A
tamelijk
25
de apotheek
die Apotheke
26
de bakkerij
die Bäckerei
27
het winkelcetrum
das Einkaufzentrum
28
het vliegveld
der Flughafen
29
het centraal station
der Hauptbahnhof
30
de bioscoop
das Kino
31
de kerk
die Kirche
32
het ziekenhuis
das Krankenhaus
33
het politiebureau
die Polizeiwache
34
het gemeentehuis
das Rathaus
35
de supermarkt
der Supermarkt
36
de schouwburg
das Theater
37
da
omdat
38
das Ereignis
de gebeurtenis
39
heimlich
in het geheim
40
heiraten
trouwen
41
die Hoffnung
de hoop
42
jährlich
jaarlijks
43
rasch
snel
44
schauen
kijken
45
verbringen
doorbrengen
46
sich verstecken
zich verstoppen
47
vor
geleden
48
wachsen
groeien
49
dagegen
daarentegen
50
gründen
oprichten
51
irgendwo
ergens
52
der Krieg
de oorlog
53
der Lärm
de lawaai
54
die Mauer
de muur
55
die Messe
de beurs
56
der Sieg
de overwinning
57
der Streit
de ruzie
58
südlich von
ten zuiden van
59
trennen
scheiden
60
der Zaum
Het hek
61
het bed
das Bett
62
de boekenkast
der Bücherschrank
63
het raam
das Fenster
64
de televisie
der Fernseher
65
het kussen
das Kissen
66
de lamp
die Lampe
67
de kast
der Schrank
68
het bureau
der Schreibtisch
69
de luie stoel
der Sessel
70
de bank
das Sofa
71
de stoel
der Stuhl
72
het vloerkleed
der Treppich
