HAVO 3 woordjes hoofdstuk 2 les 1-2-3 Flashcards
(35 cards)
1
Q
bekommen
A
krijgen
2
Q
enthalten
A
bevatten
3
Q
das Gerät
A
het apparaat
4
Q
die Heizung
A
de verwarming
5
Q
den Müll trennen
A
het afval scheiden
6
Q
die Mülltonne
A
afvalcontainer
7
Q
niedrig
A
laag
8
Q
die Papiertüte
A
het papieren zakje
9
Q
sauber
A
schoon
10
Q
schmutzig
A
vies, vuil
11
Q
unterschiedlich
A
verschillend
12
Q
werfen
A
gooien
13
Q
damals
A
toen
14
Q
faul
A
lui
15
Q
häufig
A
vaak
16
Q
niemals
A
nooit
17
Q
oft
A
vaak
18
Q
riesig
A
reusachtig, heel groot
19
Q
schließlich
A
ten slotte ,uiteindelijk
20
Q
umweltfreundlich
A
milieuvriendelijk
21
Q
verbrauchen
A
verbruiken
22
Q
versprechen
A
beloven
23
Q
weder… noch
A
noch…..noch
24
Q
wegziehen
A
wegtrekken, vertrekken
25
de berg
der Berg
26
De bloem
die Blume
27
De rivier
der Fluss
28
Het eiland
die Insel
29
De zee
das Meer
30
De natuur
die Natur
31
De plant
die Pflanze
32
Het meer
der See
33
De zon
die Sonne
34
Het bos
der Wald
35
Het weiland
die Wiese
