HAVO 3 woordjes hoofdstuk 2 les 4-5-6 Flashcards
(36 cards)
1
Q
aufpassen
A
Opletten
2
Q
bald
A
gauw, binnenkort
3
Q
einfach
A
gewoon
4
Q
Einkäufe machen
A
Boodschappen doen
5
Q
sich freunen auf
A
zich verheugen op
6
Q
frisch
A
vers
7
Q
Gassi gehen
A
Uitlaten
8
Q
genau
A
Precies
9
Q
die Jugendlichen
A
De jongeren
10
Q
reichen
A
voldoende zijn
11
Q
trotz
A
ondanks
12
Q
wunderbar
A
Prachtig, fantastisch
13
Q
anfassen
A
aanraken
14
Q
der Forscher
A
De onderzoeker
15
Q
das Geräusch
A
het geluid
16
Q
herausfinden
A
ontdekken
17
Q
jedoch
A
Echter
18
Q
jetzt
A
nu, meteen
19
Q
laut
A
hard, luid
20
Q
schlimm
A
erg
21
Q
schon
A
Al,
22
Q
schützen vor
A
beschermen tegen
23
Q
der Tierschützer
A
dierenbescherming
24
Q
die Umwelt
A
het milieu
25
De goudvis
der Goldfisch
26
De hamster
der Hamster
27
De hond
der Hund
28
De kanarie
Der Kanarienvogel
29
Het konijn
das Kaninchen
30
de kat
die Katze
31
De muis
die Maus
32
De cavia
das Meerschweinchen
33
Het paard
Das Pferd
34
De papegaai
der Papagei
35
De rat
die Ratte
36
De schildpad
Die Schildkröte
