Hc 2 Flashcards
(62 cards)
Prevalentiecijfers variëren naargelang populatie, type beoordelaar (leken vs. opgeleide clinici), type beoordeling (zelfrapportage vs. interview). Volgens de mate- analyse van Zimmerman et al. 2018 zijn de volgende cijfers bekend:
Cluster A
Individuelen die gescheiden of werkeloos zijn, en met een lagere SES
- paranoïde ps; 1.,1% . Individuele met een lager opleidings- niveau, en met familieleden met schizofrenie
- schizoïde ps; 0,9%. 2x vaker bij mannen
- schizotypische ps; 0,6%.
Prevalentiecijfers variëren naargelang populatie, type beoordelaar (leken vs. opgeleide clinici), type beoordeling (zelfrapportage vs. interview). Volgens de mate- analyse van Zimmerman et al. 2018 zijn de volgende cijfers bekend:
Cluster B
Jongeren, individuelen
die gescheiden zijn en
van lagere SES
- histrionische ps; 1,8%. Vaker bij vrouwen
- antisociale ps; 1,2%. 4x vaker bij mannen; huwelijks- en werk
instabiliteit; lage educatie; 50% van de gevangenispopulatie - Borderline ps; 1,1%. Jongeren
- narcistische ps; 0,4% vooral bij mannen
Prevalentiecijfers variëren naargelang populatie, type beoordelaar (leken vs. opgeleide clinici), type beoordeling (zelfrapportage vs. interview). Volgens de mate- analyse van Zimmerman et al. 2018 zijn de volgende cijfers bekend:
Cluster C
Minder gerelateerd aan demografische variabelen
- vermijdende ps: 1,5%
- afhankelijke ps; 0,5% vaker bij vrouwen
- obsessief-compulsief; 3,2%; vaker bij mannen (in oudere studies)
Community samples;
Overall level; 9,1
Cluster A; 2,9
Cluster B; 3%
Cluster C; 2;8%
Stabiliteit
Na verloop van tijd voldoen steeds minder mensen aan de criteria van persoonlijkheidsstoornissen. Dit is tegenstrijdig aan de algemene definitie van PS, aangezien deze stellen dat een PS levenslang en stabiel aanwezig zou zijn. Na 10 jaar valt eigenlijk niemand meer onder de criteria.
• 93% van borderline PS patiënten bevinden zich in klinische remissie voor tenminste 2 jaar.
• 86% bevindt zich in klinische remissie voor tenminste 4 jaar.
• 39.3% toonde klinische remissie aan na enkel 2 jaar.
Desondanks het verloop van tijd en afname van criteria, ondervinden mensen nog steeds veel psychosociale problemen, en persoonlijkheidsproblematiek. Veel personen zijn al dan niet “genezen” volgens de DSM, maar ondervinden nog steeds last, waardoor de kwaliteit van de criteria in twijfel genomen kan worden;
• 4.4% van borderline PS patiënten hebben suïcide gepleegd.
• 1/3 van de borderline PS patiënten ervaren opnieuw symptomen, nadat ze hun
BPS diagnose verloren hadden gedurende 10 jaar follow-up.
• Slechts 50% herstelde van de diagnose, en hebben een goed sociaal en beroepsmatig functioneren.
Conclusie categorale diagnoses
Categorale diagnoses zijn niet zo stabiel en chronisch als gedacht, maar persoonlijkheidsstoornissen zijn daarbij wel stabieler dan klinische stoornissen, zoals een major depressieve disorder. Een aanzienlijk aantal mensen heeft echter nog steeds 1 of meer symptomen en ordinale rangen (ordening van mensen volgens het aantal symptomen/ criteria waaraan zij voldoen) en deze zijn aanzienlijk stabiel.
• Mensen met een persoonlijkheidsstoornis ervaren beperkingen in het functioneren, die stabiel blijven (relaties, werk)
• Onderliggende kenmerken, zoals neuroticisme, zijn stabieler over tijd.
Beperkingen in het Functioneren
Persoonlijkheidsstoornissen gaan gepaard met beperkingen in relaties, werk, vrijetijdsbesteding en levenskwaliteit. Er bestaat een perfect lineair en negatief verband tussen aantal criteria van persoonlijkheidsstoornis en kwaliteit van leven, onafhankelijk van een specifieke persoonlijkheidsstoornis. Hoe meer criteria men ondervindt van een stoornis, hoe hoger het disfunctioneren wordt.
• Obsessief compulsieve en histrionische PS zijn minder geassocieerd met beperkingen in het functioneren.
• Schizotypische, BPS en vermijdende PS hebben de meeste beperkingen in levenskwaliteit.
• Personen met PS gebruiken meer psychiatrische en gezondheidszorgdiensten, vooral afhankelijke PS.
• PS zijn geassocieerd met fysieke gezondheidsklachten: cardiovasculaire artritis, slaap, obesitas, pijn.
Verloop borderline ps
Borderline wordt het ergst ervaren in het midden van de twintiger jaren, met geleidelijke verbetering over een lange periode, een aanzienlijk deel van de patiënten vertoont remissie van de borderline PS in hun late 30-er jaren. Deze afname van symptomen zouden kunnen komen door een afname in impulsiviteit en toename van inhibitie. Echter, is het onduidelijk of deze verbeteringen het gevolg zijn van de behandeling, vertraagde rijping of biologische aanleg.
• Factoren die verband houden met een slecht resultaat en suïcide zijn onder andere meer emotioneel en seksueel misbruik door de ouders, volwassen tegenspoed, een familiegeschiedenis van geslaagde zelfdoding, en slechte sociale cohesie (weinig inbedding in gezin).
• De resultaten suggereren dat voor een aanzienlijk aantal patiënten met borderline PS een goede uitkomst geassocieerd is met het vermijden van intieme relaties.
• Grootste risicofactoren: mishandeling, misbruik en traumatische ervaringen in de kindertijd.
Antisociale ps
Delinquentie in de jeugd voorspelt antisociaal gedrag op volwassen leeftijd. De meeste personen met herhaaldelijk antisociaal gedrag als kind of adolescent blijven echter niet volharden in antisociaal gedrag als volwassene. Sommige antisociale gedragingen, zoals een vuurtje stoken, zijn vrij normaal voor de leeftijd, waardoor dit niet altijd doorslaat in ASPS in de volwassenheid.
Sterkste voorspellers van crimineel of gewelddadig gedrag op volwassen leeftijd:
• Lage opleiding van ouders.
• Slecht ouderlijk toezicht.
• Slechte opvoedingsvaardigheden.
• Grote gezinsgrootte.
De gemeenschappelijke factor van bovenstaande is een gebrek van aanleren van basisregels en begrenzen door ouders. Ouders geven slechte voorbeelden, waardoor antisociaal gedrag aangewakkerd kan worden. Wanneer ouders elkaar slaan om problemen om te lossen, kan het kind dit gaan overnemen en zelf later ook gebruiken.
Vroeg middelenmisbruik en ernstiger antisociaal gedrag zijn geassocieerd met slechtere symptomen op latere leeftijd.
Personen met ASPS kunnen over een lange periode uit de stoornis “rijpen”;
misschien als gevolg van verminderde impulsiviteit, naar schatting met 1% per jaar. Echter, vertonen antisociale mannen jonger dan 40 jaar veel meer risicovol gedrag (geweld, drank en drugs) met vroegtijdige dood als gevolg (24% sterftecijfer), dan individuelen van een algemene populatie
Factoren die verband houden met een goed resultaat bij personen met antisociale PS zijn:
• Werkstabiliteit: goede regels en begrenzing op werk.
• Geen alcoholmisbruik
• Stabiele huwelijksregeling: partner zorgt voor regels en stabiliteit.
Waar cluster A en B afnemen gedurende het leven;
neemt cluster C juist toe. Dit komt o.a. doordat er bevestiging komt voor hun patronen gedurende het leven, waardoor mensen zich nog meer gaan afzonderen. Het patroon van OCPD is zelfs lonend, aangezien sommige banen het waarderen wanneer er erg secuur om wordt gegaan met zaken. Er zijn aanwijzingen dat het angstige cluster van persoonlijkheidsstoornissen meer uitgesprokener wordt naarmate men ouder wordt.
Cross-Culturele Aspecten
Over het Algemeen
Persoonlijkheidsstoornissen worden vaak gezien als het resultaat van niet alleen biologische en omgevings-/ psychologische factoren, maar ook van sociaal-culturele ervaringen. De Westerse cultuur is vaak erg individualistisch en prestatie gericht, maar er is geen bewijs gevonden dat dit zorgt voor een toename in PS. In welke omgeving je opgroeit heeft daarentegen wel invloed op persoonlijkheidsstoornissen:
• De toename van antisociale PS in sommige getto’s van steden in Europa en de VS kan worden verklaard door een grote toename van middelenmisbruik en - afhankelijkheid, wat leidt tot crimineel gedrag om aan drugs te geraken, in plaats van een daadwerkelijke toename van antisociale PS.
• NESARC-studie stelde dat PS-percentages hoger waren bij Afrikaanse Amerikanen (16,6%), dan bij blanken (14,6) of Spanjaarden (14%) of Aziaten (10%). Dezelfde trend is gevonden in meta-analyses en systematische reviews.
Cross-culturele aspecten; Specifiek voor Persoonlijkheidsstoornissen
• Borderline PS komt vaker voor bij Latijns-Amerikaanse dan bij blanken en Afro- Amerikaanse patiënten.
• Schizotypische PS komt vaker voor bij Afro-Amerikanen.
• Obsessief-compulsieve PS komt minder vaak voor bij Latijns-Amerikanen en
Aziatische Amerikanen in vergelijking met blanken en Afro-Amerikanen.
• Antisociale PS komt vooral voor in binnensteden, gerelateerd aan slechte
leefomstandigheden, en middelenmisbruik en -afhankelijkheid.
• In Europa en Oost-Azië is de prevalentie van antisociale PS lager dan in Amerikaanse studies (door echte “culturele verschillen” of steekproefmethoden
of beoordelingsmethoden?).
Amdere factoren dan cultuur
zoals opleiding, slechte levensomstandigheden, middelenmisbruik, sociaal-economische factoren en beschikbaarheid van behandelingsfaciliteiten, kunnen een rol spelen bij de prevalentiecijfers. In Nederland bijv. zijn er namelijk wetten/ regels en geld om goede zorg te bieden aan psychologische aandoeningen, waardoor deze vroegtijdig behandeld kunnen worden.
Culturele vooroordelen
bij interviews en beoordelingen kunnen een rol spelen bij de prevalentie van diagnoses. Sommige interviews kunnen niet inclusief zijn, waardoor sommige mensen sneller wel of niet aan de criteria van PS kunnen voldoen.
Geslachtsverschillen
Er is een discussie in de literatuur over de prevalentie en daarbij komen gender biases voor criteria van persoonlijkheidsstoornissen kijken. De criteria van afhankelijke en histrionische PS kunnen worden beschouwd als stereotiepe trekken van vrouwelijkheid; en obsessief-compulsief, narcistische en antisociaal worden gekenmerkt door stereotiepe mannelijke trekken.
Deze geslachtsverschillen zijn ook gevonden in de onderliggende trekken van de BIG-5.
Gender biases kunnen een rol spelen bij de diagnose, voornamelijk bij AVPD, HPS, ASPS, NPS.
• Vrouwelijke patiënt wordt vaker gediagnosticeerd als histrionische PS; puur door het zijn van een vrouw
• Mannelijke patiënt wordt vaker gediagnosticeerd als antisociale en narcistisch PS; puur door het zijn van een man.
Genderverschillen pers cluster; A
paranoïde ps; > mannen
Schizoïde ps; > mannen
Schizotypisch; evenveel
Genderverschillen per cluster; B
Antisociale ps; > mannen
Narcistische ps: > mannen
Histrionische ps; > vrouwen
Borderline; evenveel
Genderverschillen per cluster; C
Vermijdende ps; > vrouwen
Afhankelijke ps; > vrouwen
Obsessief-compulsieve ps; evenveel
Comorbiditeit
Comorbiditeit is het naast elkaar bestaan van twee of meer syndroomstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen bij één patiënt.