Hc 5 Flashcards

(48 cards)

1
Q

DSM-5 Criteria Borderline Persoonlijkheidsstoornis

A

Een pervasief patroon van instabiliteit van interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en affecten, en uitgesproken impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten, zoals aangegeven door vijf (of meer) van de volgende criteria:
1) Verwoede pogingen om echte of ingebeelde verlating te vermijden.
2) Een patroon van onstabiele en intense interpersoonlijke relaties gekenmerkt
door afwisselende uitersten van idealisering en devaluatie.
3) Identiteitsverstoring: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfbesef
4) Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die potentieel schadelijk zijn voor
zichzelf (bijv. uitgaven, seks, drugs, misbruik, roekeloos rijden, eetbuien).
5) Herhaaldelijk suïcidaal gedrag, gebaren of bedreigingen, of zelfmutilatie.
6) Affectieve instabiliteit door een duidelijke reactiviteit van de stemming (bijv.
intense episodische dysforie, prikkelbaarheid of angst die gewoonlijk enkele
uren en zelden langer dan enkele dagen duren).
7) Chronische gevoelens van leegte.

8) Ongepaste, intense woede of moeilijkheden om woede onder controle te houden (bijv. frequente uitbarstingen van woede, voortdurende woede, terugkerende fysieke gevechten).
9) Voorbijgaande, stressgerelateerde paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve symptomen.

5 van de 9 criteria zijn nodig voor de diagnose, dus (net als bij andere persoonlijkheidsstoornissen) komen veel combinaties en dus heterogene presentaties voor (246 manieren om aan de criteria te voldoen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Borderline Persoonlijkheidsstoornis Criteria Domeinen

A
  • affectieve criteria
  • interpersoonlijke criteria
  • gedragscriteria
  • cognitieve criteria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Affectieve criteria

A

• Affectieve instabiliteit als gevolg van een duidelijke reactiviteit van de
stemming (bijv. intense episodische dysforie, prikkelbaarheid of angst die
meestal een paar uur en slechts zelden meer dan een paar dagen aanhoudt).
• Chronische gevoelens van leegte.
• Ongepaste, intense woede of moeite om woede te beheersen (bijv. frequente
uitingen van woede, aanhoudende woede, terugkerende fysieke ruzies).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interpersoonlijke criteria

A

• Verwoede pogingen om echte of ingebeelde verlating te voorkomen.
• Een patroon van onstabiele en interpersoonlijke relaties gekenmerkt door
afwisselende extremen van idealisering en devaluatie.

Overgevoeligheid in relaties, meer negatieve verwachtingen van anderen, verlatingsangst, idealisering vs. devaluatie, vasthouden vs. afwijzen, hogere empathische vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gedragscriteria

A

• Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die mogelijk zelfbeschadigend zijn
(bijv. geld uitgeven, seks, middelenmisbruik, roekeloos, autorijden, eetbuien).
• Herhaaldelijk suïcidaal gedrag, gebaren of bedreigingen of automutilerend
gedrag.
Als een vorm van ontoereikende emotieregulatie vertonen borderline persoonlijkheidsstoornispatiënten impulsief en destructief gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cognitieve criteria

A

• Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel.
• Voorbijgaande, stress gerelateerde paranoïde gedachten of ernstige
dissociatieve symptomen.
• Extreme evaluaties van zichzelf en anderen (allemaal goed, allemaal slecht), moeilijkheden bij het integreren van positieve en negatieve aspecten van anderen en zichzelf (splitsing), gebrek aan identiteitsgevoel; wie ben ik?
• Paranoïde (waanachtige) ideeën.
• Wantrouwen; idee dat je tegen ze bent.
• Hebben vaak in de kindertijd niet goed geleerd om hun emoties en gevoelens
te analyseren, waardoor ze moeite hebben te weten wie ze zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerken Borderline Persoonlijkheidsstoornis

A

• Emotionele ontregeling.
• Hoge niveaus van impulsiviteit die leiden tot zelfbeschadiging en suïcidaliteit.
• Verstoord interpersoonlijk functioneren bestaande uit onstabiele hechte relaties
die gepaard gaan met vasthoudende gehechtheid, angst om in de steek gelaten
te worden en intense conflicten met intieme partners.
• Wat stabiel lijkt aan borderline persoonlijkheidsstoornis, is de instabiliteit,
waardoor dit het belangrijkste kenmerk van borderline is.
- identiteitsstoornis (criteria 3)
- idealisering/devaluatie (criteria 1&2)
- impulsiviteit (criteria 4&5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Identiteitsstoornis criteria 3

A

Identiteitsstoornis is een duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel. Mensen hebben moeite met de definitie van zichzelf. Dit komt vaak doordat ze in de kindertijd niet gestimuleerd zijn om hun eigen wensen en doelen na te streven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Idealisering/ Devaluatie (Criteria 1 & 2)

A

• Verwoede pogingen om echte of ingebeelde verlating te voorkomen.
• Een patroon van onstabiele en interpersoonlijke relaties gekenmerkt door
afwisselende extremen van idealisering en devaluatie.
Voorbeeld: suïcidaal gedrag wordt ingezet om mensen aan je te binden en bij je te laten blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Impulsiviteit (Criteria 4 & 5)

A

• Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die mogelijk zelfbeschadigend zijn (bijv. geld uitgeven, seks, middelenmisbruik, roekeloos, autorijden, eetbuien).
• Herhaaldelijk suïcidaal gedrag, gebaren of bedreigingen of automutilerend gedrag.

Voorbeeld: risicovol gedrag kan verschillende functies hebben, zoals het reguleren van emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Alternatief Model Borderline Persoonlijkheidsstoornis; A

A

A. Matigeofgrotestoornisinhetfunctionerenvandepersoonlijkheid,dietotuiting
komt in kenmerkende moeilijkheden op twee of meer van de volgende vier gebieden:
1) Identiteit: duidelijk verarmd, slecht ontwikkeld of onstabiel zelfbeeld, vaak geassocieerd met buitensporige zelfkritiek; chronische gevoelens van leegte; dissociatieve toestanden onder stress.
2) Zelfsturing: instabiliteit van doelen, aspiraties, waarden of carrièreplannen.
3) Empathie: beperkt vermogen om de gevoelens en behoeften van anderen te herkennen geassocieerd met interpersoonlijke overgevoeligheid (d.w.z. geneigd zich gekleineerd of beledigd te voelen); percepties van anderen die selectief bevooroordeeld zijn in de richting van negatieve eigenschappen of kwetsbaarheden.
4) Intimiteit: intense, onstabiele en conflicterende hechte relaties, gekenmerkt door wantrouwen, behoeftigheid en angstige preoccupatie met echte of ingebeelde verlating; hechte relaties worden vaak gezien in extremen van idealisering en devaluatie en afwisselend van overtrokkenheid en terugtrekking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alternatief Model Borderline Persoonlijkheidsstoornis; B

A

Vierofmeervandevolgendezevenpathologischepersoonlijkheidskenmerken, waarvan er minstens één (5) impulsiviteit, (6) het nemen van risico’s of (7) vijandigheid:
1) Emotionelelabiliteit(eenaspectvannegatieveaffectiviteit):onstabiele emotionele ervaringen en frequente stemmingswisselingen; emoties die gemakkelijk worden opgewekt, intens zijn en/ of niet in verhouding staan tot gebeurtenissen en omstandigheden.
2) Angst (een aspect van negatieve affectiviteit): intense gevoelens van nervositeit, gespannenheid of paniek, vaak als reactie op interpersoonlijke spanningen; zich zorgen maken over de negatieve effecten van onaangename ervaringen uit het verleden en toekomstige negatieve mogelijkheden; zich angstig, ongerust of bedreigd voelen door onzekerheid; angst om uit elkaar te vallen door controle te verliezen.
3) Scheidingsonzekerheid (een aspect van negatieve affectiviteit): angst voor afwijzing door en/ of scheiding van belangrijke anderen, geassocieerd met angst voor buitensporige afhankelijkheid en volledig verlies van autonomie.
4) Depressiviteit (een aspect van negatieve affectiviteit): frequente gevoelens van neerslachtigheid, ellendigheid en/ of hopeloosheid; moeite met herstellen van dergelijke stemmingen; pessimisme over de toekomst; doordringende schaamte; gevoelens van inferieure eigenwaarde; zelfmoordgedachten en suïcidaal gedrag.
5) Impulsiviteit (een aspect van ontremming): in een opwelling handelen van reactie op onmiddellijke prikkels; tijdelijk handelen zonder een plan of overweging van de resultaten; moeite met het opstellen of volgen van plannen; een gevoel van urgentie en zelfbeschadigend gedrag onder emotionele stress.
6) Risico’s nemen (een aspect van ontremming): betrokkenheid bij gevaarlijke, risicovolle en mogelijk zelfbeschadigende activiteiten, onnodig en zonder rekening te houden met de gevolgen; gebrek aan bezorgdheid over iemand beperkingen en ontkenning van de realiteit van persoonlijk gevaar.
7) Vijandigheid(eenaspectvanantagonisme):aanhoudendeoffrequente boze gevoelens; boosheid of prikkelbaarheid als reactie op kleine minachtingen en beledigingen.

Er is veel overlap tussen de criteria van de DSM-5 en het hybride model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Casus

A

Brandon is een 37-jarige vader van twee dochters van verschillende vrouwen, die zich meldt bij de polikliniek met depressieve symptomen. Zolang hij zich kan herinneren is zijn leven een achtbaan - of zoals hij het zegt: zijn leven is vervloekt. Hij verwijst naar zijn ongelukkige jeugd, zijn onstabiele adolescentie, en de turbulenties van zijn volwassen leven, een leven in crisis en depressie en daaruit opklimmen om weer te vallen. Hij herinnert zich dat zijn ouders afwezig en kil waren en dat hij lange tijd doorbracht in kindertehuizen waar hij werd gepest “omdat hij zo’n watje was”. Sinds zijn volwassenheid vindt hij het verdacht als mensen aardig tegen hem zijn en hij ervaart het als respectloos tegenover hem als iemand het niet met hem eens is; hij interpreteert dit als het zoeken van de confrontatie. Als zijn twee dochters van vijf en acht jaar oud niet doen wat hij verwacht, schreeuwt en scheldt hij hen uit en vertelt hij hen dat hij ze haat en dat ze zijn leven verwoesten. Bovendien noemt hij ze egoïstisch en dreigt dat hij zelfmoord zal plegen. Daarna laat hij de meisjes vaak alleen thuis alleen en gaat uit naar een bar. Brandon is erg impulsief en kan zijn woede en haatgevoelens niet beheersen. Hij denkt dat hij precies weet wat anderen denken of voelen, maar als iemand even stil is minuut stil is, interpreteert hij dat als agressie, als iemand om hem geeft interpreteert hij dat als een leugen, als iemand een grap maakt voelt hij zich aangevallen - en als iemand zich verontschuldigt voor iets, denkt hij dat ze oneerlijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Borderline Persoonlijkheidsstoornis en Stigma

A

Er zit best wel een stigma op borderline persoonlijkheidsstoornis, zoals dat mensen verschillende beelden hebben bij borderline patiënten:
• Ze zijn manipulatief.
• Ze overdrijven (doordat dingen bij hen erg hard binnen komen, en ze heel
gevoelig zijn).
• Ze zijn moeilijk te behandelen; lastig.
• Ze zijn snel boos.

Er wordt vaak negatief en beoordelend gekeken naar mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Het wordt zelfs ook als scheldwoord gebruikt. Je ziet dit ook bij zorgprofessionals. Er wordt vaak heel negatief gesproken over de doelgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Borderline en zorgprofessionals

A

Borderline persoonlijkheidsstoornis blijft een van de meest onbegrepen, verkeerd gediagnosticeerde en gestigmatiseerde aandoeningen in het veld. Sommige beroepsbeoefenaren in de geestelijke gezondheidszorg hebben meer stigmatiserende opvattingen over borderline dan welke psychische aandoeningen dan ook. Sommigen kiezen ervoor om het aantal borderline-patiënten dat ze ‘willen’ zien te beperken of weigeren mensen met borderline helemaal te behandelen. Professionals in de geestelijke gezondheidszorg die borderline persoonlijkheidsstoornis behandelen, doen dat vaak zonder de juiste training, waardoor de sessies voor iedereen frustrerend en ongemakkelijk worden. Patiënten kunnen zich onbegrepen en beoordeeld voelen, terwijl zorgverleners zich ineffectief en ontoereikend kunnen voelen.
• Personen met borderline worden vaak bestempeld als ‘behandelingsresistent’ en als patiënt afgewezen. Wanneer dit gebeurt, versterkt het de algemene misvatting dat hulp zoeken hopeloos is.
• Het kan ook de symptomen verergeren die ervoor zorgen dat een persoon in de eerste plaats hulp zocht, vooral voor degenen die een intense verlatingsangst ervaren, kan het ervoor zorgen dat ze zich nog slechter voelen dan toen ze met de behandeling begonnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Om het stigma in verband met borderline persoonlijkheidsstoornis in klinische settingen te bestrijden, zijn er nieuwe interventies ontwikkeld om de houding van professionals in de geestelijke gezondheidszorg ten opzichte van hun patiënten te verbeteren. Deze interventies worden meestal geïmplementeerd via workshops die zijn ontworpen om:

A

• Voorlichting en correctie van algemene misvattingen over de stoornis.
• Nieuwe vaardigheden aanleren die positieve behandelingsresultaten
bevorderen.
• Een dieper begrip stimuleren, door middel van sociale interacties en
persoonlijke verhalen van mensen die leven met borderline
persoonlijkheidsstoornis.
• Een eendaagse professionele workshop over borderline
persoonlijkheidsstoornis, genaamd System Training for Emotional Predictability and Problem Solving (STEPPS). Dit zorgde voor een aanzienlijke verbetering van de houding van clinici tegenover patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis en hun verlangen om met hen samen te werken.
• Een vergelijkbare workshop van drie uur over borderline en dialectische gedragstherapie (DGT) verminderde ook significant stigma en verhoogde empathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geschiedenis Borderline Persoonlijkheidsstoornis

A

• Vroeg in de 20e eeuw: dominantie van psychoanalytisch denken, persoonlijkheidsstructuur:
֍ Neurose: chronisch gespannen en angstig zijn, snel ontregeld zijn op emotioneel vlak, zonder psychotische belevingen (= wanen of hallucinaties).
֍ Psychose: verlies van de realiteit en werkelijkheid.
• Stern (1938): beschrijft een categorie patiënten die tussen neurose en psychose
inzitten: on the borderline. Het gaat over het instabiele karakter.
• Meer onderzoek gedaan in jaren 60 en 70
֍ Kernberg: Borderline persoonlijkheidsorganisatie.
֍ Grinker en Gundersorn: gedragscriteria en karakteristieken opgesteld
voor BPS. Deze zijn in 1980 voor het eerst geclassificeerd in de DSM-3.
• ICD-10: BPS benoemd als emotioneel instabiele persoonlijkheidsstoornis.
• Prevalentie is hoog binnen klinische setting (10% poliklinische patiënten, 20%
klinische patiënten/ opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Epidemiologie

A

• Punt prevalentie: 1-2.7%.
• Life time prevalentie: 6%.
• Psychiatrisch ambulante patiënten: 15-20%.
• Psychische intramurale patiënten: 15-40%.
• Man-vrouw verdeling: 50:50, maar niet in psychiatrische samples. Hier zijn de
verhoudingen 3/4 vrouw, omdat mannen zich minder snel aanmelden voor bijv. onderzoek. In de forensische zorg is dit omgedraaid, omdat daar meer mannen verblijven.
• Hogere prevalentie bij jongere individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Recentere inzichten laten zien dat voorlopers van borderline persoonlijkheidsstoornis al eerder naar voren komen; kan al vanaf 9/ 10/ 11 jaar gedetecteerd worden.

A

• Borderline persoonlijkheidsstoornis kan in de adolescentie gediagnosticeerd worden. Borderline persoonlijkheidsstoornis in de adolescentie is een voorspeller van slecht psychosociaal functioneren op latere leeftijd en meer syndromale stoornissen (vooral stemmingsstoornissen en verslaving).
• Enorm persoonlijk leed belemmert effectief functioneren in werk, interpersoonlijke relaties en recreatie.
• Kleine associaties met woonstatus: momenteel in (on)gelukkige sociale situatie (niet sterk in vergelijking met sommige andere persoonlijkheidsstoornissen).
• Sterk gerelateerd aan slecht functioneren en kwaliteit van leven.
• Sterk gerelateerd aan het verblijven in psychiatrische inrichtingen (10-15%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Comorbiditeit en Borderline Persoonlijkheidsstoornis

A

• Stemmingsstoornissen (major depressie, bipolair, angst, PTSS).
• Eetstoornissen.
• Middelenmisbruik.
• Andere persoonlijkheidsstoornissen.
De comorbiditeit is vooral verhoogd bij klinische BPS-patiënten in vergelijking met niet-klinische (hoog-functionerende) BPS-patiënten. BPS (en andere persoonlijkheidsstoornispatiënten) zoeken in de klinische praktijk vaak hulp voor comorbide problematiek.

21
Q

Suïcide en Borderline Persoonlijkheidsstoornis

A

• 1 op 3 patiënten doet een zelfmoordpoging, gemiddeld 3.4 pogingen gedurende het leven.
• Mortaliteit ligt op 8-10%, vaak voor de leeftijd van 40 jaar.
• Onderzoek naar risicofactoren levert gemengde resultaten op:
֍ Affectieve instabiliteit.
֍ Depressieve stemming.
֍ Intensiteit negatief affect.
֍ Slechte psychosociale aanpassing.
• Suïcide risico ligt 50 keer hoger dan bij personen uit de algemene bevolki

22
Q

Functies van zelfpijniging en zelfmoordpogingen (niet-suïcidale zelfverwondingen en
suïcidale zelfverwondingen):

A

• Zelfverwonding zorgt voor (tijdelijke) verlichting van overweldigende negatieve emoties.
• Zelfverwonding als een vorm van zelfgerichte woede of zelfbestraffing.
• Meerdere andere functies zoals het verlangen om anderen te beïnvloeden of om een fysiek teken van emotionele nood af te geven,
het vermijden van taken en verantwoordelijkheden.
• Te sterven.

23
Q

Zelfverwonding

A

Zelfverwonding zijn alle gedragingen die betrekking hebben op het opzettelijk toebrengen van directe fysieke schade aan het lichaam zonder de intentie om te sterven. Het wordt vooral gezien als een emotieregulatie strategie. 3/4 van de patiënten hebben zich ooit beziggehouden met zelfbeschadigend gedrag, zoals zichzelf:
• Snijden.
• Krabben.
• Branden.
• Headbangen.
• Toepassen van giftige chemicaliën.

24
Q

Zelfverwonding doel

A

Zelfverwonding geeft verlichting aan ondraaglijke toestanden (onder- en overprikkeling), schuldgevoelens, schaamte, angst, woede, leegte. De positieve korte termijn gevolgen van zelfverwonding versterken het gebruik ervan en kunnen het aanleren van adaptieve copingvaardigheden verhinderen. Automutilatie doet pijn in het fysieke aspect, waardoor je je mentale pijn kan vergeten. Het is een manier om jezelf af te leiden van je gevoel.
Voorbeeld: Als je je heel somber voelt en je neemt zoveel pillen dat je out gaat dan voel je de pijn niet meer.

25
Verloop en Prognose Borderline Persoonlijkheidsstoornis: 10 Jaar Follow- Up
• 93% van de cliënten laat klinische remissie zien voor minstens 2 jaar. Na 10 jaar zie je dat 93% niet meer aan de criteria van de BPS-diagnose voldoet. Echter, blijven de onderliggende latente kenmerken vaak wel langdurig aanwezig. De symptomen kunnen afnemen, maar op sociaal vlak blijven er vaak wel nog problemen. • 86% van de cliënten laat klinische remissie zien voor minstens 4 jaar. • 39.3% van de cliënten laat klinische remissie zien na slechts 2 jaar. • 2/3 van de cliënten laat klinische remissie zien na 6 jaar. . Maar: • 4.4% van de patiënten is overleden aan zelfmoord. • Herhaling van BPS-symptomen bij ongeveer 1/3 van de patiënten die de BPS- diagnose zijn verloren gedurende 10 jaar follow up. Zij krijgen dus te maken met een terugval. • Slechts 50% herstelt van de diagnose en laat hierna een goed sociaal en beroepsmatig functioneren zien.
26
Factoren voor betere uitkomst
• Hoge intelligentie. • Talenten hebben. • Uiterlijke kenmerken
27
Factoren voor slechtere uitkomst
• Laag opleidingsniveau. • Lage sociaaleconomische status. • Als er nog steeds misbruik plaatsvindt.
28
Etiologie
Etiologie verwijst naar de vele factoren die op elkaar inwerken om een ziekte te veroorzaken. • Genen. • Tegenspoed in kindertijd: mishandeling en gehechtheid.
29
Biologie; genen
• Verwanten van borderline patiënten hebben 4-20x vaker ook last van BPS. • Bij mono zygote tweelingen: 35% concordantie. • Bij dyzygote tweelingen: 7% concordantie. • Ongeveer: 45% erfelijk, maar via verschillende genen. • Daarnaast 55% verklaard door unieke omgevingsfactoren.
30
Concordantie
Concordantie refereert naar de aanwezigheid van een eigenschap in beide leden van een tweeling, oftewel de kans dat een paar individuen beide een bepaald kenmerk zal hebben. . Verschillende genen zijn voor 45% verantwoordelijk voor borderline PS. Dit zijn vooral de genen die gerelateerd zijn aan verschillende niveaus van serotonine (= gerelateerd aan negatief affect en impulsiviteit) en dopamine (= gerelateerd aan psychoses, middelengebruik en woede). SSRI’s kunnen van invloed zijn, maar psychotherapie wordt als eerste therapie gekozen. SSRI’s kunnen ondersteunend zijn, zeker als er sprake is van een comorbide stemmingsstoornis. SSRI’s lossen borderline persoonlijkheidsstoornis niet op. Borderline op zich is niet erfelijk, er bestaat niet zoiets als een borderline gen, aangezien BPS geen bepaalde entiteit is eigen in het lichaam of brein. Echter, is de gevoeligheid voor bepaalde centrale trekken, zoals emotionele reactiviteit en ontregeling en impulsiviteit, wel erfelijk.
31
Omgeving
• Culturele overdracht, zoals gedeeld leren met broers en zussen, imitatie en modellering van het gedrag van ouders, speelt geen significante rol bij de ontwikkeling van BPS. • Vroege traumatische ervaringen, zoals mishandeling en hechtingsproblemen, komen vaker voor bij BPS dan elke andere stoornis. ֍ Bij zowel cross-sectionele zelfrapportage als meer objectieve gegevens. ֍ 1/3 van de BPS patiënten heeft comorbide PTSD
32
Hechting
Ontwikkelingstrauma’s kunnen leiden tot onveilige hechtingsstijlen. Onveilige en ongeorganiseerde gehechtheid kan ten grondslag liggen aan een van de kernsymptomen van BPS, namelijk moeilijkheden in interpersoonlijke relaties (concept van zichzelf en anderen). • Overmatige betrokkenheid, vijandigheid en inconsistentie van de moeder voorspelt BPS. • Lage genegenheid van de ouders en aversieve opvoeding voorspelt BPS. • Ouderlijke psychopathologie of moeder met BPS, ongevoelige communicatie, rolverwarring (behandelen als vriend), geassocieerd met verhoogd risico op misbruik. • Sterkste voorspellers BPS kenmerken bij adolescenten: ֍ Minder emotionele warmte. ֍ Overmatige bescherming. ֍ Meer algemene psychopathologie bij de moeder. wordt • Moeders met BPS lijken afstandelijke, agressiever, gevoeliger en meer overbezorgd en terughoudender om de onafhankelijkheid van hun kinderen te bevorderen dan controle moeders.
33
Johnson et al. (1999) deden onderzoek naar kindermishandeling en het ontwikkelen van een psychologische stoornis;
54% van degene die kindermishandeling hadden meegemaakt ontwikkeld een persoonlijkheidsstoornis, waarvan 35.5% uit cluster B. 11% ontwikkelde een persoonlijkheidsstoornis zonder ervaring van kindermishandeling. De kans op het ontwikkelen van borderline persoonlijkheidsstoornis is 7 keer zo groot na het ervaren van kindermishandeling, vergeleken met geen kindermishandeling.
34
Gen-omgevingsinteractie
Genen bepalen de mate in hoeverre we gevoelig zijn voor omgevingsinvloeden, en omgevingsinvloeden reguleren de genexpressie. Beide zijn waarschijnlijk nodig in interactie met elkaar om borderline persoonlijkheidsstoornis te ontwikkelen: • Veranderde neurochemie (serotonine en dopamine) is betrokken bij verhoogde impulsiviteit, emotionele kwetsbaarheid etc. • Veranderingen in stressresponsiviteit (HPA-as). • Hersenafwijkingen. • Neurocognitief disfunctioneren. • Emotie (dis)regulatie. • (Disfunctionele) hechtingsstijlen.
35
Biologie: Genen en Neurochemie
Neurotransmitters zijn chemische boodschappers in het lichaam. De volgende staan centraal voor verschillende psychologische stoornissen: - serotonine - dopamine
36
Serotonine
• Serotonine: is betrokken bij de regulatie van stemming en eetlustopwekkend gedrag (impulsiviteit, agressie). ֍ 5HTT: is betrokken bij het transport van serotonine. ֍ MAO-A. ֍ TPH Studies tonen aan dat mensen met BPS meer of minder van deze genen hebben en/ of een andere opbouw van deze genen hebben.
37
Dopamine
Dopamine: is betrokken bij beloningspaden in de hersenen en psychoses. ֍ DAT1: betrokken bij hogere kans op woede en impulsiviteit. ֍ DRD2. ֍ DRD4. Voorbeeld: BPS-patiënten die korte termijn beloningen voor een gok taak verbeteren, hebben meer van het TPH-1-gen dat betrokken is bij de productie van serotonine.
38
Stress-Respons Systeem
Ons lichaam produceert cortisol onder stress. Chronische blootstelling aan cortisol levert negatieve effecten op. • Het functioneren van de HPA-as is ontregeld bij patiënten met BPS. • Patiënten met BPS hebben problemen met de onderdrukking van cortisolsecretie, wat waarschijnlijk beïnvloedt wordt door PTSS, traumageschiedenis of depressie. • Dit kan afwijkingen veroorzaken in de stressrespons (emotionele gevoeligheid en reactiviteit). Als je opgroeit in een onveilige omgeving, waarin je veel stress ervaart, staat cortisolniveau constant aan; het brein produceert voortdurend cortisol. Dit zie je ook bij mensen met een depressie en PTSS. Het leidt tot disregulatie van emoties
39
Breinafwijkingen en -Abnormaliteiten
Patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis hebben reducties van volume in: • Hippocampus • Amygdala. • Orbitofrontale cortex. • Anterieure cingulate gyrus Men denkt dat dit ontwikkeld wordt door overmatige stresservaringen. Overmatige stress heeft invloed op de grootte en het functioneren van de amygdala. . Dit frontolimbische systeem is op meerder manieren betrokken bij de regulering van affect en gedrag. Het limbisch systeem ligt tussen de hersenstam en cortex en is betrokken bij basisprocessen van emoties, (emotioneel) geheugen, motivatie, beloning en straf. Het limbisch systeem reguleert ons gedrag, leren, emoties, langetermijngeheugen en motivatie. • In borderline persoonlijkheidsstoornis is het frontolimbische systeem betrokken bij impulsiviteit, agressie, zelfbeschadigend gedrag en verlatingsangst. ֍ Dit is een marker voor vroegkinderlijke negatieve ervaringen, maar niet borderline specifiek.
40
Neurocognitief Disfunctioneren
Gerelateerd aan deze specifieke hersenafwijkingen van het frontolimbische systeem zijn neurocognitieve problemen met executief functioneren (planning, organisatie, overzicht, doelen kunnen nastreven) en geheugen. • BPS-patiënten presteren slechter dan gezonde controlegroepen op executief functioneren en geheugentaken, zoals de Go/ No-Go taak voor gedragsinhibitie.
41
Emotieregulatie en Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Het is niet zeker of BPS-patiënten beter of slechter zijn in het identificeren van emoties. Ze lijken namelijk overgevoelig voor negatieve stimuli, door eerdere detectie en meer intense reacties. Dit kan patiënten vatbaar maken voor hypervigilantie (= sensorische gevoeligheid) en overreactie op emotionele uitingen van anderen in sociale situaties. Ze zijn slechter in het kalmeren van zichzelf als reactie op emoties en hebben geen groot repertoire aan strategieën voor emotieregulatie. Meer onderzoek is nodig naar de link met neurologische bevindingen.
42
Hechting bij Volwassenen en Borderline Persoonlijkheidsstoorni
Bij kinderen leiden ervaringen in het vroege leven met verzorgers tot een intern werkmodel over interpersoonlijk functioneren (Bowlby, hechtingstheorie). Dit intern werkmodel geeft persoonlijkheid en toekomstige relaties vorm. Volwassenen dragen deze interne werkmodellen met zich mee. Slechts 6-8% van de volwassen borderline persoonlijkheidsstoornispatiënten is veilig gehecht. • 50-88% vertoont een gepreoccupeerde gehechtheid. • “Ik merk dat anderen terughoudend zijn om zo dichtbij te komen als ik zou willen.” “Ik maak me vaak zorgen dat mijn partner niet echt van me houdt of niet bij me wil blijven.” “Ik wil heel dicht bij mijn partner komen en dit schrikt mensen soms af.”
43
Kritische Opmerkingen
• Gegevens over genen en neurobiologie zijn op dit moment meer suggestief dan overtuigend. • Niet elk kind dat mishandling heeft ervaren, ontwikkeld BPS en niet alle borderline persoonlijkheidsstoornispatiënten hebben te maken gehad met mishandeling. • Beschreven verschillen tussen borderline persoonlijkheidsstoornispatiënten en gezonde controle groepen: ֍ Worden niet consistent gevonden in onderzoeken. ֍ Zijn niet specifiek voor borderline persoonlijkheidsstoornis. ֍ Niet altijd aanwezig in vergelijking met andere klinische stoornissen.
44
Diathese Stress Modellen
- Dialectische Gedragstherapie (DBT) - schema therapie - Mentalization Based Treatment (MBT)
45
Dialectische Gedragstherapie (DBT)
Emotioneel kwetsbare personen die opgroeien in een emotioneel “invaliderende omgeving” lopen een bijzonder risico om een borderline persoonlijkheidsstoornis te ontwikkelen. Personen die hoog scoren op emotionele kwetsbaarheid hebben lage drempels voor hun emotionele reacties, hebben de neiging om intense emotionele reacties te ervaren en hebben moeite om hun emotionele opwinding te verminderen.
46
Schema therapie
Verschillende disfunctionele gezinskenmerken, zoals ontbering, afwijzing of onderwerping leiden tot frustratie van specifieke emotionele kernbehoeften van kinderen. Deze frustraties leiden op hun beurt tot de vorming van maladaptieve schema’s. Daaropvolgende informatieverwerking wordt sterk geleid door dergelijke schema’s en ligt ten grondslag aan de borderline persoonlijkheidsstoornispathologie. Natuurlijk zullen emotioneel temperamentvolle kinderen kwetsbaarder zijn voor die disfunctionele invloeden.
47
Mentalization Based Treatment (MBT)
Vroegtijdige emotionele verwaarlozing, meer fysiek dan seksueel, vaak in combinatie met biologische kwetsbaarheid maakt individuen kwetsbaar voor het ontwikkelen van persoonlijkheidsstoornissen, met name borderline persoonlijkheidsstoornis, omdat het verwerven van metalliserende vaardigheden (bijv. het vermogen om onszelf en anderen te begrijpen in termen van intentionele mentale toestanden die het gedrag beïnvloeden) beperkt is
48
Big Five en Borderline Persoonlijkheidsstoornis
• Hoge score op alle facetten van neuroticisme ֍ Angst ֍ Woede (vijandigheid) ֍ Depressie ֍ Zelfbewustzijn ֍ Onmatigheid (impulsiviteit) ֍ Kwetsbaarheid • Lage score op meerdere facetten van agreeabless ֍ Vertrouwen ֍ Naleving ֍ Moraliteit • Hoge score op fantasie (openheid voor ervaringen). • Lage score op liberalisme (openheid voor ervaringen, en conscientiousness).