Hc 4 Flashcards

(51 cards)

1
Q

Antisociale Persoonlijkheidsstoornis: DSM-5 Criteria (vanaf 1980)

A

A. Een pervasief patroon van minachting voor en schending van de rechten van anderen, sinds de leeftijd van 15 jaar, zoals aangegeven door drie (of meer)
van de volgende criteria:
1) Falen om zich te conformeren aan de sociale normen over wat volgens
de wet is toegestaan, zoals blijkt uit het herhaaldelijk verrichten van
handelingen die aanleiding geven tot arrestatie.
2) Bedrieglijkheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk liegen, het gebruik van
schuilnamen of het oplichten van anderen voor persoonlijk gewin of
plezier.
3) Impulsiviteit of onvermogen om vooruit te plannen.
4) Prikkelbaarheid en agressiviteit, zoals blijkt uit herhaalde fysieke
gevechten of aanvallen.
5) Roekeloze minachtig voor de veiligheid van zichzelf en anderen.
6) Consequente onverantwoordelijkheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk
nalaten om consequent te werken of het niet nakomen van financiële
verplichtingen.
7) Gebrek aan wroeging/ spijt, zoals blijkt uit onverschilligheid voor of
rationalisering van het kwetsen, mishandelen of stelen van een ander.
B. Het individu is tenminste 18 jaar.
C. Er is bewijs van een gedragsstoornis met een begin voor 15 jarige leeftijd.
D. Het optreden van antisociaal gedrag is niet uitsluitend tijdens het verloop van
schizofrenie of bipolaire stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontstaan van DSM-Criteria voor Antisociale Persoonlijkheidsstoornis

A

Psychopathie is een van de eerste stoornissen die werd beschreven in de psychologische wetenschap door Cleckley (1941) in zijn boek “The Mask of Sanity. Hier beschreef hij systematisch 16 criteria voor het hebben van psychopathie. Hij wilde aantonen dat alhoewel mensen van de binnenkant een psychopathische stoornis met zich meedragen, ze van de buitenkant wel degelijk normaal kunnen lijken. Psychopaten verzetten zich vaak tegen gedragsverandering, en beschouwen de beperkingen net als mensen met persoonlijkheidsstoornissen als normaal (= egosyntoon).
1) Oppervlakkige charme en (boven) gemiddelde intelligentie.
2) Afwezigheid van waanideeën en irrationeel denken.
3) Afwezigheid van angst en neurotische manifestaties; aanzienlijk
zelfvertrouwen, kalmte en verbale vaardigheid.
4) Onbetrouwbaarheid, onverantwoordelijkheid.
5) Leugenachtigheid, onoprechtheid.
6) Onvoldoende gemotiveerd & slecht gepland antisociaal gedrag.
7) Gebrek aan spijt en schaamte.
8) Slecht beoordelingsvermogen en falen om van ervaring te leren.
9) Pathologische egocentriciteit, onvermogen tot liefde & gehechtheid.
10)Beperkt in belangrijke affectieve reacties.
11)Gebrek aan echt inzicht in zichzelf.
12)Niet responsief in algemene interpersoonlijke relaties, zoals vertrouwen.
13)Fantastisch en aanstootgevend gedrag, na het drinken en soms zelfs zonder te drinken.
14)Zelfmoord zelden uitgevoerd.
15)Onpersoonlijk, triviaal en slecht geïntegreerd seksleven. 16)Falen van het volgen van een levensplan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PCR

A

Na de ontwikkeling van de 16 criteria van Cleckley, ontwierp Hare de Psychopathy Checklist Revised (PCR). Een score van ≥ 30/40 wordt gediagnosticeerd als psychopathie en vanaf een score van 25 hebben we het over aanwijzingen van psychopathie. Echter, het component gebrek aan angst wordt niet meegenomen in de checklist, terwijl dit een grote factor is voor de diagnose psychopathie.

PLAATJE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Factor 1 PCR

A

primaire psychopathie bestaande uit een arrogante en bedrieglijke interpersoonlijke stijl samen met een gebrekkig affectieve ervaring.

  • interpersoonlijk;
  • affectief;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Factor 2 PCR

A

secundaire psychopathie bestaande uit een onverantwoordelijke levensstijl samen met antisociaal gedrag, wat wijst op een sociale afwijking.

  • levensstijl
  • antisociaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interpersoonlijk

A
  1. Gladde prater
  2. Opgeblazen gevoel/eigenwaarde
  3. Pathologisch liegen
  4. Manipulerend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Affectief

A
  1. Gebrek aan wroeging/schuldgevoel
  2. Oppervlakkige emoties
  3. Kil/gebrek aan empathie
  4. Geen verantwoordelijkheid eigen gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Levensstijl

A
  1. Prikkelhonger/neiging tot verving
  2. Parasitaire levensstijl
  3. Ontbreken realistische lange termijn doelen
  4. Impulsiviteit
  5. Onverantwoordelijk gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Antisociaal

A
  1. Gebrekkige gedragsbeheersing
  2. Gedragsproblemen jonge leeftijd
  3. Jeugdcriminaliteit
  4. Schending voorwaarden
  5. Veelsoortige criminaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overige PCR

A
  1. Promiscue seksueel gedrag
  2. Veel kortstondige relatiesa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Comorbiditeit psychopathie

A

Psychopathie heeft een hoge comorbiditeit met narcisme, waarbij het belangrijkste onderscheid gevonden kan worden in factor 1, facet 2; gebrek aan empathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psychopathisch breinproces

A

Uit onderzoek is gebleken dat het brein van psychopaten anders werkt dan het normale brein. Bij de cliënten met een antisociale persoonlijkheidsstoornis is er geen verschil in breinproces gevonden.
- activatie prefrontale kwab
- lage hartslag in stress situaties
- minder gebruik van spiegelhormonen
- onvermogen om te leren van ervaringen van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Activatie prefrontale kwab-cold cognition

A

psychopaten hebben een koude cognitie,
waardoor enkel de prefrontale kwab
geactiveerd wordt om alleen de letterlijke
betekenis op te nemen. Verder kunnen ze goed de boodschap goed begrijpen, maar hebben geen emotionele betekenis of herinnering bij bijv. het woord moeder. De amygdala wordt niet geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lage hartslag in stresssituaties

A

door lange angst: Mensen met psychopathie hebben vaak een uitzonderlijk laag angstniveau, vooral in extreme situaties. Mensen kunnen dan heldendaden verrichten, omdat ze minder angst hebben, maar hierdoor kunnen ze juist ook hele verschrikkelijke dingen doen. Hun hartslag gaat omlaag in stresssituatie, waardoor ze rustig worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Minder gebruik van spiegelhormonen

A

door gebrek aan empathie: Als je een ander ziet lachen heb je de neiging om zelf ook te lachen. Als je een ander ziet huilen dan voel je vaak met hen mee. Psychopaten zien wel dat iemand verdrietig is, maar ze voelen niet met de persoon mee. Spiegelneuronen zijn niet of nauwelijks aanwezig bij deze mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onvermogen om te leren van ervaringen van anderen:

A

waardoor groepsbehandeling minder effectief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Overeenkomsten en Verschillen tussen Antisociale PS, Psychopathie en Criminaliteit

A

Alhoewel psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis veel gelijkenissen met elkaar hebben, zijn ze als apart concept ontwikkeld. Voor de DSM-4 werden de criteria van psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis als inwisselbaar beschouwt. Een psychopaat had altijd een antisociale persoonlijkheidsstoornis en iemand met een antisociale persoonlijkheidsstoornis was altijd psychopaat. Empirische evidentie toont aan dat alhoewel de twee als synoniem gebruikt worden, ze een asymmetrische relatie hebben, oftewel van elkaar verschillen.

• APS komt veel vaker voor dan psychopathie, twee tot drie keer vaker.
• Elk persoon met psychopathie heeft APS, maar andersom is dit niet zo, want
25% van de cliënten met APS hebben psychopathie.

Psychopaten zijn vaak minder impulsief, waardoor ze geen heftige criminaliteit ondergaan. Verder hebben mensen met avontuurlijke banen, zoals militaire, ook vaak kenmerken van psychopathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Asymmetrische relatie psychopathie en APS

A

De asymmetrische relatie zou ontstaan zijn doordat APS gedragsmatig gemeten werd in de DSM-4 en dat de cut-offs verkeerd waren. DSM-4 stelde 3 van de 7 criteria als APS, terwijl PCL-R een score van 30 uit 40 hanteerde. Mensen krijgen een snellere diagnose van APS dan van psychopathie, doordat de cut-offs verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom staat Psychopathie niet in de DSM-5?

A

Er zijn een hoop problemen met de DSM:
• Hedendaagse maatschappelijke standpunten beïnvloeden wat we als afwijkend
ervaren.
• Er is sprake van culturele en gendervooroordelen in de DSM.
• De DSM is louter gebaseerd op consensus/ overeenkomst, niet op empirisch
bewijs.
• Politiek en lobbyisten spelen een rol bij het ontstaan van stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Antisociale Persoonlijkheidsstoornis in DSM-1 (1952) en DSM-2 (1968)

A

Antisociale reactie/stoornis
Dissociale reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Antisociale reactie/stoornis

A

Mensen met een antisociale reactie/ stoornis zijn individuen die in principe ongesocialiseerd zijn en wiens gedragspatroon hen herhaaldelijk in conflict brengt met de maatschappij. Ze zijn niet in staat tot significante loyaliteit aan individuen, groepen of sociale waarden. Ze zijn enorm egoïstisch, ongevoelig, onverantwoordelijk, impulsief en niet in staat schuldgevoelens te hebben of te leren van ervaring en straf. De frustratietolerantie is laag. Ze hebben de neiging anderen de schuld te geven of plausibele rationalisaties voor hun gedrag aan te bieden. Een loutere geschiedenis van herhaalde juridische of sociale delicten is niet voldoende om dit te rechtvaardigen.
• Gerelateerd aan het concept van psychopathie.
• Een affectieve component, antisociaal gedrag is niet genoeg.

22
Q

Dissociale reactie

A

Mensen met een dissociale reactie zijn personen die niet geclassificeerd kunnen worden als antisociale persoonlijkheden, maar die roofzuchtig zijn en min of meer criminele bezigheden nastreven, zoals afpersers, oneerlijke gokkers, prostituees en drugsdealers. Ze groeien op in een omgeving waarbij dit de norm is. Dit maakt het geen psychiatrische stoornis, maar het is zo ontwikkeld door de omgeving. DSM-1 classificeerde deze aandoening als sociopathische persoonlijkheidsstoornis, dissociaal type.
• Het is geen psychiatrische stoornis, maar meer een sociaal probleem, omdat de mensen wel antisociaal gedrag vertonen, maar onderling wel in staat zijn om een goede band te onderhouden.

23
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis in de DSM-3

A

Robert Leopold Spitzer was psychiater en voorzitter van de werkgroep die de DSM-III heeft samengesteld. Hij was ook voorzitter van de werkgroep van de antisociale persoonlijkheidsstoornis. In de sociologie is er veel gepubliceerd over sociaal en antisociaal gedrag. Antisociaal gedrag wordt bekeken vanuit een psychoanalytische hoek. Het gaat vaak over moeilijk te meten constructen dus werd er bedacht om meetbaar gedrag in de DSM te beschrijven. Er is veel kritiek geweest van psychiaters, omdat veel mensen in zwarte achterstandswijken het etiket van antisociale persoonlijkheidsstoornis gaan krijgen, terwijl ze meer een dissociale reactie hebben. Deze mensen krijgen dan ten onrechte een psychiatrische diagnose. Bij de constructie van antisociale PS werd er gekeken naar gedrag in plaats van theorieën. Hierbij staat empirisme tegenover het rationalisme. Politiek speelt een grote rol bij de constructie. Werkgroepen beslissen hoe de constructie gevormd wordt, dus de deelnemers ervan maken een grote rol uit.

24
Q

Consequenties huidige Definitie ASPS in DSM

A

• Stigma: vaak worden ASPS en psychopathie over een kant geschoren;
wanneer je aan het ene denkt, denk je ook direct aan het andere (= path dependency). Echter, hebben niet alle ASPS patiënten psychopathie, maar hebben wel alle psychopaten ASPS.
• Het begrip psychopathie wordt nog steeds gebruikt in de klinische praktijk en in de wetenschap. Hieruit blijkt een behoefte om het onderscheid tussen antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathie wel te maken.
• ASPS komt 6x vaker voor in achterstandswijken. Echter, is dit niet het geval bij psychopathie, want dat komt in alle lagen van de samenleving voor.
• Sociale problemen kunnen worden bestempeld als een medische/ psychiatrische stoornis die onze perspectieven op oplossingen kan verminderen.

25
Robert Spitzer over DSM-3
Het construeren van de DSM, door de definities van psychische stoornissen te operationaliseren en weinig aandacht te schenken aan de context waarin de symptomen voorkomen, heeft mogelijk de normale menselijke ervaringen van een aanzienlijk aantal mensen gemedicaliseerd. Volgens hem moet vaker de sociale context meegenomen worden. • Wonen in achterstandswijken leidt tot meer wantrouwen en agressie. • Armoede belemmert het cognitief functioneren. • Sociale maatschappelijke omstandigheden kunnen leiden tot het ontstaan van specifieke subculturen met een afwijkend potentieel om te leiden tot agressie en asociaal gedrag.
26
ASPS en streetlife
Veel mensen met ASPS kunnen op straat hebben geleefd, wat een onveilig gevoel meebracht doordat niemand daar te vertrouwen was. Anderson beschrijft dat het leven zo onveilig is dat mensen als basishouding hebben dat ze niet veilig zijn en niemand te vertrouwen is. Hierdoor kunnen verschillende schema’s van denkpatronen ontstaan: • Laat nooit zien dat je zwak bent, anders vermoorden ze je/ maken ze misbruik van je. • Mensen moeten respect tonen. Als ze dat niet doen, moet je met geweld reageren Dit is een manier van omgaan in deze buurten. Er is geen vertrouwen in anderen en in de samenleving. De sterkste zal overleven. Ook jongeren uit fatsoenlijke gezinnen die niet geneigd zijn tot fysieke agressie vinden het in deze wijken noodzakelijk om volgens de straatcode te leven wanneer ze ermee worden geconfronteerd.
27
Etiologie; verklaringen voor antisociaal gedrag
• Genen (50%): agressie en impulsief temperament. • Gedeelde omgevingsfactoren (20%): laag familie inkomen, één-ouder- huishouden, slechte ouderlijke supervisie, delinquente familieleden → buurt en gezin. • Niet gedeelde omgevingsfactoren (30%): delinquente vrienden, academische moeilijkheden, fysiek misbruik → netwerk.
28
Gen-omgevingsinteractie
• Agressief, impulsief temperament. • Niet leren/ verwerven van prosociale normen, verantwoordelijkheid enz. • Ontwikkeling van een schema dat wordt gekenmerkt door verlating, wantrouwen, onvoldoende zelfbeheersing, rechten, leidend tot vervulling van interpersoonlijke behoeften door dominantie, macht enz.
29
Gen-omgevingsinteractie en psychopathie
• Zelfde mechanismes als voor ASPS, maar ook: • Hoge niveaus van ongevoelig-emotionele eigenschappen die worden gekenmerkt door proactieve agressie, lage niveaus van angst en gebrek aan schuldgevoelens en wroeging bij het kwetsen van anderen. • Over het algemeen zijn bij psychopaten hersenafwijkingen gemeld in een netwerk van hersengebieden die samen het “sociale” of “morele” brein vormen. • Biologische afwijkingen spelen een rol, het brein werkt op een andere manier.
30
ASPS en psychopathie, omgeving of genen?
Psychopathie: ontwikkeld in de eerste jaren van het leven. Het is een product van de interactie tussen biologie/ natuur (brein connecties en genen) en omgeving (misbruik en verlating) • Vooral biologie/ nature Sociopathie/ ASPS: is vooral een product van omgeving, zoals herhaaldelijk misbruik, meestal voor de pubertijd. Genen spelen hierbij minder een rol. • Vooral sociaal/ omgeving/ nurture.
31
Er moet onderscheid gemaakt worden
De antisociale persoonlijkheidsstoornis moet onderscheiden worden van psychopathie, waarbij zowel vatbaarheid voor antisociaal gedrag als emotionele oppervlakkigheid en de afwezigheid van schuldgevoelens op de voorgrond treden. Bij psychopathie is de emotionele oppervlakkigheid (de afwezigheid van empathie en schuldgevoel) kenmerkend en bij ASPS zou de nadruk meer liggen op het antisociale gedrag.
32
Pathways naar Antisociaal Gedrag: Een Raamwerk om Diagnostiek te verbeteren en Therapeutische Interventies op Maat te maken
Deze theorie kijkt naar de onderliggende dynamieken. Als eerste is er gekeken naar waarom mensen zich prosociaal gedragen. In de sociologie is hier veel onderzoek naar gedaan. Prosociaal gedrag komt voort uit de overlevingsstrategie van collectief altruïsme gebaseerd op vertrouwen en reciprociteit. Hierbij is een individu bereid om een ander een dienst te verlenen, wanneer het individu weet dat het hiervoor op een later tijdstip een wederdienst van verwachten, of op dat moment zelf die wederdienst bewijst. Echter, hebben mensen met ASPS problemen met vertrouwen en reciprociteit. Hierbij zijn twee randvoorwaarden: • Je moet in staat zijn om de ander te vertrouwen; de bedoelingen van de ander moeten ook goed zijn. • Je moet in staat zijn tot wederkerigheid. ֍ Je moet een idee hebben wat de behoeftes en wensen van de ander zijn en je moet bereid zijn hieraan te voldoen.
33
Antisociaal gedrag en vertrouwen
• Trauma en affectieve verwaarlozing komen veel voor bij jongeren met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, doordat het vertrouwen erg is aangetast. • Het huidige sociale milieu waarin antisociale persoonlijkheidsstoornispatiënten leven is vaak competitief en vijandig. Door het leven in een onveilige omgeving komt het vertrouwen onder druk te staan. • Antisociale persoonlijkheidsstoornispatiënten zijn hyperalert op dreiging en vijandigheid. ֍ In een onderzoek werd gebruik gemaakt van virtual reality, waarbij emoties ingesteld konden worden (50%, 10%, 100% boosheid). Een beetje boosheid (dreiging) wordt veel sneller waargenomen door mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis dan door anderen. Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis reageren ook direct op de dreiging. Vaak heeft dit te maken met trauma, waardoor deze mensen continu gefocust zijn op dreiging. ֍ Veelmannengaanineencafédanookmethunrugtegendemuurstaan, zodat er geen dreiging van achterkant kan komen. Ze scannen de omgeving en schatten in wie er gevaarlijk kan zijn en wie niet. Vaak zoeken ze de “gevaarlijke” mannen op om een gevecht uit te lokken. Ze zijn voortdurend alert op dreiging en vernedering.
34
Antisociaal Gedrag en Wederkerigheid
• Emotionele verwaarlozing komt veel voor onder jongeren met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en leidt tot een slechter mentaliserend vermogen (= inschatten van emotionele toestanden bij jezelf en anderen). • Een subgroep antisociale persoonlijkheidsstoornispatiënten kan emoties van anderen, zoals angst en verdriet niet goed inschatten. ֍ Inhetonderzoekmetvirtualrealitywerdgevondendatdezemensenniet zien dat iemand verdrietig of bedroeft is. De aandacht wordt op van alles gericht, behalve op het gezicht en de lichaamshouding, waardoor er veel informatie wordt gemist. • Impulsiviteit heeft een negatieve invloed op het inschatten van emotionele behoeften van andere mensen. Net als mentale achterstand, verslaving, stress en armoede.
35
Pathways naar Antisociaal Gedrag
PLAATJE • Pathway 1: gebrek aan vertrouwen. • Pathway 2: gebrek aan wederkerigheid. • Pathway 3: gebrek aan de wil voor wederkerigheid en te mentaliseren (psychopathie)
36
• Pathway 1: gebrek aan vertrouwen.
֍ Negatieve cognitief-affectieve schema’s → wantrouwen → vijandige attributiebias (hypermentalisatie onder dreigingscues) → reactief antisociaal gedrag (= fysieke en verbale agressie).
37
• Pathway 2: gebrek aan wederkerigheid.
֍ Hypomentalisatie door gebrek aan cognitieve en affectieve mentalisatie → gebrek aan wederkerigheid → reactief en proactief antisociaal gedrag (= fysieke en verbale agressie, sociale agressie en normoverschrijdend gedrag).
38
• Pathway 3: gebrek aan de wil voor wederkerigheid en te mentaliseren (psychopathie)
֍ Hypomentalisatie door gebrek aan affectieve mentalisatie → gebrek aan de wil en de vaardigheid voor wederkerigheid → proactief antisociaal gedrag (= fysieke en verbale agressie, sociale agressie en normoverschrijdend gedrag).
39
Behandeling van ASPS en Psychopathie
Momenteel is er geen evidence-based behandeling beschikbaar, voornamelijk doordat er weinig onderzoek naar gedaan wordt (maar 9 studies in de afgelopen 10 jaar). Echter, zijn er wel behandelingen met veel belovende resultaten, zoals groot effect op specifieke problemen. • Dialectische Gedragstherapie: DBT • Mentalization Based Treatment: MBT • Schema Focust Therapy: SFT • Cognitieve gedragstherapie: CBT
40
Therapeutische Interventies afgestemd op Pathways
PLAATJE
41
Motivatie vanuit Clinici voor Behandeling van ASPS Patiënten
Antisociale persoonlijkheidsstoornispatiënten zijn een groep van mensen die veel negativiteit veroorzaken in de maatschappij. Verder kunnen ze heftig overkomen naar therapeuten toe, vandaar dat de motivatie om behandeling te geven vrij laag is, vooral in de reguliere GGZ. Ook kunnen deze patiënten sterkte emoties uitroepen bij therapeuten en behandelaren, zoals: • Afgewezen. • Gedomineerd. • Gemanipuleerd. • Uitgebuit. • In shock. • Vijandig. • Moralistisch verontwaardigd. • Gehaat. • Angstig. • Hulpeloosheid Therapeuten kunnen hierdoor het therapeutisch Nihillisme gaan aannemen
42
Therapeutische nihillisme
is de gedachte dat niets helpt, en het geen zin heeft om deze mensen te helpen.
43
Waarom is behandeling nodig
Problemen voor het zelf: Agressie Verslaving PTSS Angst Depressie Suïcidaliteit Werkeloosheid Echtscheidingen Problemen voor anderen; Huiselijke geweld Criminaliteit Mentale problemen Financiële gevolgen
44
Ervaring van ASPS Patiënten over hun Therapeuten
Er zijn interviews gehouden met antisociale persoonlijkheidsstoornispatiënten (n=8) over hun ervaringen in de psychotherapie. Er werden open interviews gehouden over de behoeften van deze patiënten en hun suggesties om de geestelijke gezondheidszorg te verbeteren. De deelnemers hadden ervaring in de reguliere en de forensische GGZ.
45
Wantrouwen en Kritische Houding tegenover Therapeuten
• Als je in mijn buurt naar een psycholoog of psychiater moet, denken ze dat je echt gek bent. • Psychologen en psychiaters zijn gevaarlijke mensen. Als je een psycholoog één vinger geeft, steekt hij er vijf op, waarmee bedoelt wordt dat alles wat je doet of zegt een betekenis krijgt die helemaal niet goed hoeft te zijn. • Wat je vaak ziet is dat het voor bepaalde therapeuten als snel te ingewikkeld wordt. • Ik denk dat er maar weinig therapeuten zijn die echt in je geïnteresseerd zijn, en verder willen kijken. Veel therapeuten doen dat niet, die doen gewoon wat ze moeten doen, volgens het protocol lijkt het wel.
46
Sensitiviteit voor Afwijzing en Stigmatisering
• Ik heb therapeuten gehad die naar de klok keken terwijl ik mijn verhaal deed, en toen ben ik bij ze weggelopen omdat ik er gewoon niet tegen kon. • Ik weet ook dat ik die problemen zelf heb gecreëerd, daar hoeft een ander niet bevooroordeeld over te zijn. • En als je je dan afgewezen voelt door de hulpinstanties, dan is er ook niets dat je tegenhoudt om het helemaal los te laten. Want als je geen begrip krijgt van degene die je zou moeten helpen... Dat doet iets met je, ik heb het zelf meegemaakt. • Als ik me niet serieus genomen voel, kun je op je kop gaan staan, maar ik zeg het wel! En dan vraag ik iemand anders als therapeut, die dat wel kan. Dat heb ik echt een paar keer gedaan, dat is niet leuk voor de ander, maar ja, kom maar op.
47
Open Houding, Betrokkenheid en Oprechtheid
• Wat ik het belangrijkste vind, is gewoon normaal menselijk contact. Dat je het idee hebt dat je bij iemand zit die je niet in een hokje probeert te plaatsen, dat is het meestal, maar gewoon het idee hebben dat je bij iemand zit die echt in je geïnteresseerd is. • Hoe ver ben je bereid te gaan als therapeut? Je moet iets meer doen dan wat er verwacht wordt. Want dat betekent iets voor jou als patiënt. Iedereen pikt dat op. Dan lijkt het voor de patiënt dat iemand echt begaan is met zijn welzijn. • Als psycholoog of psychiater moet je je niet superieur voordoen aan andere mensen.
48
Respect, Autonomie en Gelijkheid
• Wat je zeker niet moet doen als therapeut is iemand vertellen hoe het moet. Maar wat wel moet gebeuren is samen zoeken naar een oplossing, meer samenwerken • Toen heb ik mijn therapeut gebeld om te wijzen op "het gaat helemaal fout". En dan krijg je een lijstje van "je moet dit doen, je moet dat doen", maar bij mij MOET er niets. Als ik dat wil, doe ik dat zelf wel, maar je moet me niets opdringen. • Doe gewoon normaal tegen mij, je bent net zoveel mens als ik. • Ik sterf nog liever dan dat ik iemand zijn zin geef of naar zijn pijpen dans. • De therapeut waar ik blij mee was, hij sprak met me als een mens, niet als een therapeut, of een psycholoog of een psychiater, maar als een mens, en dan kon ik situaties aan hem uitleggen en er op een menselijke manier mee omgaan.
49
Behoefte aan Standvastigheid en Duidelijkheid
• Ik heb ook overwicht nodig. Ik heb iemand nodig die weet waar hij het over heeft, niet iemand die dichtklapt en onzeker wordt als ik iets zeg. • Het werkt niet als iemand voorzichtig is. Dan toont de therapeut angst en onzekerheid. En moet hij me kunnen helpen? Dat werkt echt averechts. Ik begrijp het, maar niet iedereen kan een goede psycholoog zijn. • Bij ASPS is het belangrijk dat de patiënt een therapeut heeft die het aankan, dat is heel belangrijk, want ik heb echt therapeuten gehad die mij niet aankonden, en dat zeg ik niet uit arrogantie of zo, maar als je dat gevoel krijgt dan kun je er je eigen draai aan gaan geven, hoor. Dan begin je onbewust met de therapeut te spelen.
50
Fasering en Timing; Geleidelijke Opbouw van Confrontatie en Diepgang
• Mensen met ASPS zijn explosiever. Dus neem je tijd, zorg dat iemand zich ontspant, laat het gewoon gaan. Ga niet te diep op de dingen in, zeker als je nog bezig bent met het opbouwen van vertrouwen, ga niet echt diep en probeer het leuk te houden. • Het is belangrijk om de spanningen niet elke keer te hoog op te laten lopen. En natuurlijk doen ze dat, want je begint te graven, maar voordat je dat doet, moet je een goede vertrouwensrelatie hebben. • Geef tijd om die vertrouwensrelatie te ontwikkelen en dan kun je veel meer doen. Hoe meer je pusht, hoe meer je het vertrouwen schaadt. Je moet mensen met agressieproblemen niet pushen, want dan sluiten ze zich af of lopen hun emoties over, en dat is precies wat je niet wilt. Dan bereik je niets en betaal je als therapeut de prijs.
51
Geschikte Therapeut voor ASPS Patiënten
• Een open onbevooroordeelde houding. • Wees streng maar vriendelijk. • Consistentie, voorspelbaarheid en duidelijkheid. • Flexibiliteit; zoek een alternatieve route. • Zelfvertrouwen. ֍ Waargenomen gedragscontrole (vaardigheden, competentie). ֍ Openheid, eerlijkheid, oprechtheid. ֍ Houd van jezelf als persoon, twijfel aan jezelf als therapeut.