Hc 8 Flashcards

(80 cards)

1
Q

Het Vernieuwde Verlofbeleidskader TBS schrijft voor dat;

A

er bij verlofaanvraag van een delinquent een inschatting moet worden gemaakt van het delict risico, met behulp van bepaalde risicotaxatie- instrumenten:
- De HCR-20V3 of HKT-R worden gebruikt voor de klinische settingen
- De FARE wordt gebruikt voor ambulante behandeling

In de praktijk worden daarnaast ook de PCL-R afgenomen voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis, en de SSA voor seksuele delinquenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beslissen van het uitvoeren van risicotaxatie

A

Risicotaxatie vormt dus een vereist onderdeel van de klinische of forensische evaluatie (TBS). In andere situaties of instellingen wordt de beslissing of risicotaxatie nodig is om genomen aan de hand van individuele gevallen (dus in andere situaties krijgt niet iedereen risicotaxatie, maar in klinische of forensische settingen wel!). Het minpunt is alleen dat er weinig begeleiding is bij de beslissing of risicotaxatie nodig is in de andere situatie; de handvaten voor zo’n beslissing zijn grotendeels ongestructureerd, niet getest, inconsistent en hebben een grote kans op het bevatten van fouten (besluiten dat iemand geen risicotaxatie nodig heeft, terwijl dit eigenlijk zeker wel het geval is. Dit is dan dus een foute beslissing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicotaxatie nodig? Instrument ontwikkeld;

A

Fordham Risk Screening Tool (FRST)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fordham Risk Screening Tool (FRST)

A

het instrument classificeert individuen die een risicotaxatie met betrekking tot geweld nodig hebben. Hierbij wordt er geadviseerd om risicotaxatie uit te voeren wanneer de patiënt recent en ernstig gewelddadig gedrag, bedreigingen of ideevorming vertoont
- Recent = in de afgelopen 6 maanden
- Ernstig = gedrag, dreigingen of ideevorming dat zou kunnen leiden tot lichamelijk letsel dat
medische aandacht vereist

Het instrument kijkt ook naar bijkomende risicofactoren als vijandigheid, paranoia, dreiging van bepaald gedrag, controle overheersende symptomen en weigering van medicati

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overzicht van de items van de Fordham Risk Screening Tool (FRST)

A

als laatste vraag zie je dat er gevraagd wordt naar de bijkomende risicofactoren. Je ziet dat deze heel makkelijk te scoren is
PLAATJE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gerechtelijke fase

A

de fase waarin partijen hun geschil aan de rechter voorleggen en tot executie van het uiteindelijke vonnis overgaan
—> Tijdens iedere fase in de gerechtelijke fase worden er andere risicotaxatie-instrumenten afgenomen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fasen gerechtelijke fase

A
  • onderzoeksfase
  • uitspraak
  • uitvoering straf of maatregel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderzoeksfase

A

risicotaxatie-instrumenten die vooral worden afgenomen door de politie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uitspraak

A

risicotaxatie-instrumenten die vooral worden afgenomen door de rechter: als uit het risicotaxatie-instrument die de rechter afneemt blijkt dat het risico op herval hoog is, kan de rechter beslissen om de dader een langere straf te geven dan eerst het geval zou zijn. Daarnaast kan de rechter aan de hand van deze informatie beslissen of een behandelprogramma of een gevangenisstraf beter zal zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uitvoering straf of maatregel

A

• Intra-penitentiair = het uitvoeren van de straf binnen de gevangenismuren;
risicotaxatie-instrumenten die bepalen of een intra-penitentiaire straf nodig is
• Extra-penitentiair = het uitvoeren van de straf buiten de gevangenismuren;
risicotaxatie-instrumenten die bepalen of een extra-penitentiaire straf nodig is
• Risicotaxatie-instrumenten die vooral worden afgenomen door de (forensische) GGZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kiezen van het juiste instrument

A

In 2024 zijn er al meer dan 120 risicotaxatie-instrumenten op de markt:
- Veel van deze instrumenten meten dezelfde risicofactoren; er is een overlap in risicofactoren
- Er is geen duidelijke superioriteit van het ene of het andere instrument; het ene
instrument voorspelt niet significant beter dan het andere instrument
- Instrumenten hebben de best voorspellende waarde wanneer:
• Ze gericht zijn op specifieke populaties (seksueel delinquenten)
• Ze bedoeld zijn om geweld te voorspellen (in plaats van algemene recidive)
- Er lijkt een soort plafond te zijn; bij de meeste onderzoeken komt het voorspellend vermogen niet boven de 0.70/0.80 uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Actuariële instrumenten/ gestructureerd klinisch oordeel instrumenten of ongestructureerd klinische oordelen

A

Daarnaast blijkt uit een meta-review (= een overzicht van meta-analyses en systematische reviews) dat actuariële instrumenten en gestructureerd klinisch oordeel-instrumenten het beter doen dan ongestructureerde instrumenten; het ongestructureerd klinisch oordeel is dus duidelijk minder goed.
Daarnaast blijkt dat actuariële instrumenten en gestructureerd klinisch oordeel-instrumenten even goed voorspellen. De enige uitzondering hierbij is dat actuariële instrumenten beter zijn in het scoren van zedendelinquenten dan gestructureerd klinisch oordeel-instrumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In een nieuw onderzoek stelden Ogonah et al. (2023) dat het ook belangrijk was om naar andere uitkomstmaten te kijken dan de AUC-waarde ;

A

kalibratie, sensitiviteit, specificiteit. Daarnaast vonden ze dat de gepoolde AUC-waardes van instrumenten voor het voorspellen van gewelddadige uitkomsten varieerden:
- HCR-20V2; gemiddelde AUC-waarde = 0.69 (0.65 – 0.72 in onderzoeken)
- VRAG; gemiddelde AUC-waarde = 0.69 (0.63 – 0.75 in onderzoeken)
- Static-99; gemiddelde AUC-waarde = 0.64 (0.53 – 0.73 in onderzoeken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Variaties in AUC;

A

Deze AUC-waardes zijn verschillend voor verschillende studies. Dit komt volgens Ogonah door de verschillen in ‘time at risk’ = de periode van vrijlating tot het plegen van een nieuw delict. Deze follow-upperiodes verschillen sterk qua onderzoeken; soms is het 3 maanden en soms is het 16 jaar. Hierbij is het makkelijker om over een korte periode te voorspellen (3 maanden) dan over een lange periode (16 jaar). Ten tweede is het uitvoeren van risicotaxatie nu zo geïmplementeerd in de praktijk, dat je op basis van de beschikbare informatie over een instrument risicomanagementstrategieën toe gaat passen (= iemand leren om om te kunnen gaan met zijn of haar risicofactoren), om ervoor te zorgen dat het recidive risico daalt. Hierdoor kun je lagere AUC- waardes hebben tijdens de follow-up. Hierdoor krijg je vals-positieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Time at risk

A

de periode van vrijlating tot het plegen van een nieuw delict.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Risicomanagement strategieën

A

iemand leren om om te kunnen gaan met zijn of haar risicofactoren, om ervoor te zorgen dat het recidive risico daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vals positieven

A

je schat mensen te hoog in qua risico, terwijl hun risico juist daalt vanwege de risicomanagementstrategieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kritiek op gevonden bewijs; Er wordt een superioriteit veronderstelt van risicotaxatie-instrumenten ten opzichte van ongestructureerde oordelen (klinisch oordeel)

A

maar er is geen directe, rechtstreekse vergelijking uitgevoerd tussen instrumenten en ongestructureerde oordelen; de kwaliteit van het gevonden bewijs is dus beperkt

  • Eerdere reviews zijn minstens 10 tot 25 jaar geleden uitgevoerd
  • In de reviews is er geen exclusieve focus op risicotaxatie-instrumenten
  • Maar 1/3 van de primaire onderzoeken heeft een ongestructureerd oordeel gemeten
    • 41.3% van deze onderzoeken onderzocht juridische of administratieve beslissingen (en dus niet de beslissingen van een expert)
    • 26.1% van deze onderzoeken onderzocht andere instrumenten (MMPI-2, Rorschach)
    • 89.1% van deze primaire onderzoeken liet een verhoogd risico op bias zien
  • Gestructureerde oordelen werden ontwikkeld voor onderzoek, terwijl ongestructureerde
    oordelen werden ontwikkeld om toe te passen in de ‘real-world practice’
    • Om deze reden is field validity erg belangrijk = hoe goed doet het instrument het in de
    context waar het voor bedoeld is; Een instrument wordt in de praktijk gebruikt, waardoor systematische onderzoeken geen ‘goed’ en representatief beeld geven van het instrument
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Field validity

A

hoe goed doet het instrument het in de context waar het voor bedoeld is?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Samenvatting predictieve validiteit

A
  • Om de predictieve validiteit van instrumenten beter te onderzoeken is er meer onderzoek
    nodig met behulp van field validity studies
  • Positive Predictive Value (PPV), Negative Predictive Value (NPV), Number Safety Discharged
    (NSD) en Number Needed to Detain (NND) zijn recente ontwikkelingen, waardoor het nog
    maar schaars gerapporteerd is
  • De voorlopige algemene conclusie als wij dit prospectief gaan bekijken (we scoren een
    persoon met het oog op de toekomst; hoe groot is de kans dat iemand in de toekomst zal hervallen?àWe kijken dus prospectief wanneer we aan risicotaxatie doen):
    • Instrumenten zijn nog steeds niet goed in staat om cliënten met een hoog risico te
    detecteren
    • Instrumenten zijn wel erg accuraat voor cliënten met een laag risico à Er is dus een lage sensitiviteit en een hoge specificiteit!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het uitzoeken van het gepaste instrument gebeurt op basis van de volgende vragen

A
  • In welke gerechtelijke fase zitten we?
  • Wat willen we voorspellen?; Er zijn verschillende delicttypes:
    • Algemeen; voorspelt het minst goed (hoe gerichter de populatie, hoe beter de voorspelling)
    • Geweld
    • Seksueel geweld
    • Huiselijk geweld
    • Stalking
    • Brandstichting
  • Bij welke populatie willen we meten? Er zijn verschillende doelgroepen;
    • Seksuele delinquenten; hands-on VS. hands-off delicten
    • Plegers met een verstandelijke beperking
    • Vrouwen
    • Jeugd
  • Over welke periode willen we meten?; willen we op korte termijn iets weten of op lange termijn?
  • Binnen welke context willen we meten?—> willen we de delinquent in de gemeenschap hebben of in een instelling?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

In de praktijk gelden er enkele richtlijnen voor het uitvoeren van risicotaxatie:

A
  • Oneigenlijk gebruik = gebruik het instrument enkel waarvoor of voor wie het bedoeld is - Context à de risico-inschatting geldt alleen onder bepaalde omstandigheden
  • Dynamisch gegeven à het risico kan veranderen gedurende de tijd en er kan gebruik
    gemaakt worden van herhaalde metingen
  • Convergente aanpak = het gebruik van een combinatie van actuariële (statische) en dynamische instrumenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Statisch instrument vs dynamisch instrument in praktijk

A

Statisch;
- Meten alleen het basisrisico
-Meten op lange termijn
-Bepalen de intensiteit van behandeling en opvolging

Dynamisch;
- Geven richtlijnen voor risicomanagement
- Meten op korte en middellange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat speelt er nog meer mee in de keuze voor welk risicotaxatie instrument?

A

Ten eerste is het bij het kiezen van het instrument belangrijk om het instrument te kiezen dat ontwikkeld is voor de specifieke populatie. Daarnaast is het belangrijk om een instrument te kiezen waarbij de demografische kenmerken zo goed mogelijk aansluiten op de populatie waarop het instrument ontwikkeld is. Tenslotte zijn er mogelijk nog een paar praktische overwegingen:

  • Wat zijn de kosten om het instrument te gebruiken?
  • Wat is de moeilijkheidsgraad om het instrument te scoren?
  • Is het instrument in Nederland beschikbaar?
  • Waarvoor willen we het instrument gebruiken?; bij het beslissen van het behandelplan zijn actuariële instrumenten met vooral statische risicofactoren minder geschikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Beslisboom bij zedenfeiten
je ziet onder andere dat voor een vrouwelijke zedendelinquenten er geen risicotaxatie- instrument beschikbaar is. Daarnaast geeft de + tussen de instrumenten aan dat ze samen gebruikt moeten worden, er dienen dus zowel statische als dynamische risicofactoren gescoord te worden
26
Handleiding instrument
Het afnemen van het instrument gebeurt volgens een gestructureerde systematische afname (net als de afnamen van een intelligentietest), waarbij de handleiding strikt gevold moet worden. Elke itembeschrijving en score moet bij elke patiënt opnieuw gelezen worden. Vaak denken professionals namelijk dat ze de itembeschrijvingen en scoring wel weten nadat ze het instrument een paar keer hebben afgenomen. Toch is het belangrijk om de beschrijvingen en scoring te blijven lezen, omdat in de beschrijving de uitzonderingen worden beschreven, en omdat sommige items contra-intuïtief kunnen zijn (als je een itemtitel leest, denk je misschien dat hoe erger de factor aanwezig is, hoe hoger de score. Maar het item kan ook andersom gescoord worden, waarbij een hoge mate van de risicofactor juist laag gescoord moet worden. Als je de beschrijving niet leest zie je dit over het hoofd, wat grote gevolgen kan hebben); dit wordt in de praktijk wel eens vergeten, waardoor gedegen implementatie belangrijk is (HC 10) = grondige richtlijnen voor het gebruik
27
Gedegen implementatie
grondige richtlijnen voor het gebruik van het instrument
28
Delictanalyse
de procedure waarbij de verscheidenheid aan factoren die bijdragen aan het plegen van delicten in kaart worden gebracht, resulterend in een delicttheorie (delictanalyse is dus de stap na de risicotaxatie)
29
Wanneer je alle informatie verzameld hebt, begin je met de delictanalyse =
bij de delictanalyse maak je gebruik van de informatie die je hebt verkregen uit de risicotaxatie, om het patroon rondom een speciaal delict te kunnen schetsen. Vervolgens kun je deze informatie weer gebruiken om een passende behandeling op te richten voor de cliënt; het wordt dus gezien als een diagnostische interventie om de behandeling te informeren
30
Delicttheorie
een dynamische theorie om het ontstaan van de delicten te verklaren (= een soort hypothese over hoe het delict tot stand is gekomen)
31
Uit de delictanalyse komt een delicttheorie tot stand
omdat er continu informatie toegevoegd kan worden om het ontstaan van een delict te verklaren, kan de theorie dus ook veranderen gedurende de tijd. - De delicttheorie is specifiek toegepast op het individuele niveau van de patiënt
32
Op wie is een delictanalyse van toepassing
De delictanalyse is toepasselijk op elke patiënt binnen de gehele forensische psychiatrische zorg. Het maakt hierbij niet uit of iemand in een forensische setting zit, ambulant geholpen wordt of in een gevangenis zit
33
Doel delcitanalyse
het doel van de delictanalyse is vooral om informatief en therapeutisch te zijn; je doet de delictanalyse samen met de patiënt, waarbij je met hem of haar stap voor stap gaat kijken welke factoren hebben bijdragen en wat er vooraf is gegaan aan het delict (= informatief). Het nauwe contact tussen de professional en de patiënt kan hierdoor op zichzelf al therapeutisch kan werken; tijdens het maken van de delictanalyse heb je dus veel contactmomenten met de patiënt, waarbij er veel over het delict wordt gesproken
34
Begin delictanalyse
Een patiënt wordt dus verwezen naar een forensisch psychiatrische instelling waarbij gebruik wordt gemaakt van observatie, er risicotaxatie wordt afgenomen en er diagnostiek plaatsvindt. Al de informatie die je hieruit krijgt wordt meegenomen in de delictanalyse. Dit is het begin van de delictanalyse
35
Richtlijnen voor delictanalyse
Toen de delictanalyse net ontwikkeld was waren er nog weinig richtlijnen, aanbevelingen of inzichten hoe je deze analyse het beste uit kon voeren. Inmiddels zijn deze gelukkig wel ontwikkeld. Ondanks de algemene richtlijnen voor het uitvoeren van een delictanalyse, zijn er bij de verschillende fases geen strikte instructies of voorschriften die je moet opvolgen om het te kunnen gebruiken, waardoor er veel ruimte is voor eigen inbreng; het is logisch dat er niet al te strikte richtlijnen zijn, want de delictanalyse moet toepasbaar blijven op de individuele patiënt
36
De delictanalyse wordt in principe maar één keer opgesteld tijdens de behandeling. Deze wordt vervolgens wel telkens aangevuld of aangepast: er kunnen verschillende redenen zijn voor deze aanvulling of aanpassing:
- Er komt meer of eerder ontbrekende informatie beschikbaar - Er zijn nieuwe feiten gepleegd - Ander oordeel bestaande info = de gegevens of kennis die men had wordt nu op een andere manier geïnterpreteerd De delictanalyse is een dynamisch gegeven, maar het is ook een hypothetisch gegeven! Het staat dus niet vast, het zijn enkel hypotheses en ideeën
37
Om een delictanalyse uit te mogen voeren moet men voldoen aan de volgende eisen:
- Voldoende gedragstherapeutische kennis - Intervisie mogelijkheden = professionals moeten met elkaar kunnen overleggen om kennis van elkaar over te nemen of tips aan elkaar te vragen over hoe ze iets het beste aan kunnen pakken - Training of coaching - Je mag niet de huidige behandelaar zijn! - Je moet kennis hebben van het RNR-model - Je moet ervaring hebben met het uitvoeren van functieanalyses - Je moet kennis hebben over de recente literatuur: • Associatie tussen delinquentie en psychopathologie • Associatie tussen delinquentie en psychologische functies • Theorieën over dadertypes
38
Samengevat bestaat de delictanalyse uit de volgende zeven fases:
1. Voorbereiding 2. Kennismaking en het begin van de werkrelaties 3. Delictscenario 4. Functieanalyse 5. Onderzoek naar de relatie tussen het index delict en andere delicten 6. Delicttheorie en verslag 7. Terugkoppelingsverslag
39
1. Voorbereiding
Als voorbereiding wordt er een indruk gevormd van de patiënt (cognitieve en verbale capaciteiten). Dit gebeurt door middel van gesprekken en dossierinformatie (politierapporten, psychodiagnostische informatie, pro-Justitia verslag en risicotaxatie). Wanneer er informatie beschikbaar is over de PCL-R, seksuele geschiedenis, middelengebruik, reclasseringsverslag of een psychologische geschiedenis of opname, wordt dit ook toegevoegd; al deze informatie kan leiden tot thema’s die belangrijk zijn bij het delictgedrag. Daarnaast zorgt wetenschappelijke literatuur ook voor inzicht. Op basis van al deze informatie probeer je alvast ontwerp-hypothesen op te stellen.
40
Ontwerp hypothese
een eerste indruk van welke factoren bij hebben gedragen aan het plegen van het delict - Er is alleen één probleem; de hypothese kan onderhevig zijn aan confirmation bias = opzoek gaan naar informatie die binnen jouw verwachting de hypothese bevestigen. als je je hier bewust van bent kun je informatie zoeken die vóór en tegen de hypothese pleiten, en kun je discussies voeren met collega’s
41
2. Kennismaking Doel kennismaking
Het doel van de kennismakingsfase is (1) om de patiënt voor te bereiden op het traject, (2) het initiëren van een werkrelatie en (3) een indruk vormen van de levensgeschiedenis. In deze fase is het de bedoeling dat je de patiënt uitlegt waarom zo’n delictanalyse gedaan wordt, en waar het uit bestaat. Op deze manier weet de patiënt ook wat hem of haar te wachten staat, hier schrijf je een verslag over
42
Verslag kennismaking;
- De visie van de patiënt - Of deze visie afwijkend is van jouw visie als analist - Klinische interpretaties - Praat met de patiënt over het desbetreffende delict; dit kan gepaard gaan met moeilijkheden en barrière, omdat niet elke patiënt over zijn of haar delicten wil praten (zeker niet met iemand die ze net kennen of waar ze geen behandelrelatie mee hebben). Maar om genoeg informatie te verzamelen en om te begrijpen waarom iemand een delict heeft gepleegd, is het wel belangrijk dat de patiënt bereid is om over zijn of haar delict te praten
43
Voor de moeilijkheden en barrières is een model ontwikkeld, namelijk
Barrieres to Change Model (BCM) = een model dat de barrières in kaart brengt; het bestaat uit 10 belemmeringen die als obstakels kunnen werken voor verandering of de ePectieve betrokkenheid bij de behandeling en delictanalyse - Als er sprake is van één of meer barrières is het belangrijk dat je je daar bewust van bent, en dat je ze in kaart brengt op basis van dit model
44
Het Barrierest to Change Model bestaat uit de volgende 10 barrières:
1. Waargenomen belang van de verandering in vergelijking met conflicterende doelen; als iemand gevraagd wordt om geen drugs meer te dealen, maar diegene juist groter wil worden in de drugswereld, conflicteert deze ‘opdracht’ dus met zijn of haar doel, waardoor dit een belemmering zal vormen om te veranderen 2. Waargenomen noodzaak van verandering; als iemand van mening is dat hij of zij niet hoeft te veranderen, zal diegene ook niet de moeite nemen om te veranderen 3. Waargenomen mate van persoonlijke verantwoordelijkheid om te veranderen 4. Waargenomen kosten-batenanalyse van verandering 5. Waargenomen urgentie om nu te veranderen 6. Het waargenomen persoonlijke vermogen om te veranderen 7. Het waargenomen persoonlijke vermogen om de verandering te onderhouden 8. De waargenomen kosten in verband met de middelen om te veranderen 9. De waargenomen geschiktheid en doeltreffendheid van de middelen om te veranderen 10. De realiteit van verandering
45
Wat kan er naast het BCM nog meer gedaan worden door de patiënt?
Naast het Barrieres to Change Model kan er ook een schrijfopdracht gegeven worden aan de patiënt. Hierin schrijft de patiënt in zijn eigen woorden het verloop van het delict op, wat als voorbereiding en opwarmertje kan dienen voor het daadwerkelijk praten over het delict
46
3. Delictscenario; Het delictscenario heeft drie doelen:
1. Het genereren van kennis van het perspectief van de patiënt op het gepleegde delict; je wil inzicht krijgen in hoe de patiënt zelf terugkijkt op hoe een delict heeft kunnen ontstaan, en welke factoren hierbij een rol hebben gespeeld 2. Bespreking van de mogelijke incongruenties met dossierinformatie; je gaat op zoek naar aspecten die de informatie die de patiënt geeft en de feiten die in het dossier staan tegenspreken • Als een patiënt inderdaad andere informatie geeft dan wat er in het dossier staat, is het belangrijk om hier iets mee te doen. In het uiteindelijke verslag moet je deze verschillen ook benoemen 3. Een integratie van alle informatie in een delictscenario
47
Het delicscenario bevat;
Het delictscenario bevat een overzicht van cognitieve, emotionele, gedragsmatige en contextuele factoren die voor, tijdens en na het plegen van het delict een rol speelden; dit overzicht is gebaseerd op het interview met de patiënt en de beschikbare dossierinformatie
48
Binnen het delictscenario worden er twee stappen onderscheidden:
1. Het perspectief van de patiënt begrijpen 2. Het opnemen van dossierinformatie, het bespreken van overeenkomsten en confronteren van incongruenties —> Op deze manier kom je tot een consensus, waarmee je het met de patiënt eens bent over hoe een delict tot stand heeft kunnen komen. Een consensus is echter niet altijd mogelijk. Wanneer dit het geval is, beschrijf je zowel het perspectief van de patiënt én je eigen perspectief, en is het het beste om te spreken van ‘agree to disagree’
49
Opbouw delictscenario
Op basis van dossierinformatie en het interview met de patiënt heb je veel informatie, maar het delictscenario moet een beknopt verslag zijn dat niet meer dan 700 woorden mag bevatten. Het verslag moet in verhalende vorm geschreven worden en enkel feitelijk zijn (er worden dus geen hypotheses opgesteld).
50
Delictscenario moet de volgende info bevatten
- Integratie van de professionele blik die je hebt, samen met het perspectief van de patiënt • In sommige gevallen is deze integratie niet mogelijk, in dit geval moet je de volgende dingen doen: o Discrepantie beschrijven (geen oordeel) o Als de discrepantie tussen jouw ideeën het idee van de patiënt te groot is schrijf je twee afzonderlijke delictscenario’s; één vanuit het perspectief van de professional en één vanuit het perspectief van de patiënt - De scenario’s zijn gericht op de toekomst; wat kan de onderzochte patiënt gaan doen in de toekomst qua delicten en waarom? - Gebaseerd op voorgaande informatie - Bepalen van geschikte risicomanagement-strategieën
51
4 verschillende delictscenario’s
- Herhaling = hetzelfde delict op precies dezelfde manier herhalen - Better case = een delict herhalen, maar op een minder erge manier; van fysieke en verbale agressie, naar alleen verbale agressie - Worst case = een delict herhalen, maar dan op een ergere manier; van alleen verbale agressie naar zowel verbale als fysieke agressie - Twist = een totaal ander delict plegen dan je eerdere delicten; van slachtoffer type veranderen (van volwassen vrouwen naar minderjarige meisjes) —> Je moet ook beargumenteren waarom deze scenario’s zich voor kunnen doen! (waarom zou iemand van slachtoffertype verranderen?)
52
In het verslag rapporteer je de volgende hypotheses:
1. Over welk soort delict het in de toekomst zou kunnen gaan 2. Hoe ernstig een toekomstig delict zou kunnen zijn 3. Hoe frequent een toekomstig delict zou kunnen optreden 4. Hoe snel het toekomstige delict zou kunnen optreden 5. Onder welke omstandigheden het toekomstige delict zal plaatsvinden 6. Welke factoren het risico op een toekomstig delict vergroten of verkleinen 7. Wie het slachtoffer zal kunnen zijn bij een toekomstig delict
53
4. Functieanalyse
De functieanalyse is afgeleid van de cognitieve gedragstherapie; het zijn methoden om gedrag te kunnen verklaren (waarom doet iemand iets?). De functieanalyse bevat dan ook verklaringen voor de verschillende (problematische) gedragingen van de patiënt. De verschillende gedragingen worden hierbij apart verklaard, waarbij de focus ligt op het indexdelict
54
Indexdelict
= het delict waarvoor de persoon veroordeeld is of het delict waarvoor de persoon behandeling toegewezen heeft gekregen; het indexdelict bestaat meestal uit verschillende gedragingen, waarbij je inzicht wil krijgen in de volgende aspecten: - Problematisch, disfunctioneel of afwijkend gedrag - De context waarin het gedrag voorkomt - Versterkers of bekrachtigers van het gedrag - Mogelijke disfunctionele emotionele reactie Op deze manier kom je tot hypothetische verklaringen voor het onderliggende dynamische probleemgedrag.
55
De functieanalyse gaat dus NIET over het delict gedrag op zich, maar over de onderliggende gedragingen;
je probeert een verklaring te vinden voor het criminele of antisociale gedrag en de waarschijnlijke onderliggende mechanismen. Op basis hiervan ga je de focus van de behandeling bepalen zodat je het recidiverisico kan verminderen
56
De functieanalyse is een essentieel onderdeel van de delictanalyse, omdat je het volledige criminele gedrag probeert te verklaren
om het volledige criminele gedrag te verklaren maak je gebruik van meerdere analyses, omdat het indexdelict kan bestaan uit verschillende gedragingen (seksueel gedrag, gewelddadig gedrag, stalking). Hierbij voer je voor elke gedraging een aparte functieanalyse uit
57
Doel functieanalyse
- De delictanalyse is een samenvatting van alle functieanalyses - De functieanalyse is een fase in de delictanalyse waarbij er een gezamenlijk proces is tussen de professional en de patiënt. Als doel wil je een consensus bereiken: • Presenteren van overeenkomstige informatie tussen dossier en patiënt • Integratie van andere (afwijkende) informatie • Volgens de patiënt: o Herkent hij of zij zich in de analyse? o Is er sprake van ontbrekende informatie? o Ben je het eens met de verschillende gewichten die gegeven zijn aan de onderliggende factoren? Als er geen consensus bereikt kan worden, beschrijf je de analyses van beide visies
58
Houding van de professional
Er wordt een onderzoekende houding verwacht van de professional die de analyse uitvoert. Hierbij baseer je je op het Shared Decision Model = alles wordt besproken en in overeenstemming gedaan met de patiënt, waarmee je de informatie met elkaar integreert en je tot een consensus probeert te komen
59
De functieanalyse wordt gezien als een meeting van twee deskundigen:
• Professional; deskundigheid van psychopathologie, behandeling enz. • Patiënt: deskundigheid van eigen leven, ervaringen enz. Je baseert je op het biopsychosociaal model = je kijkt naar de interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren voor het verklaren van de delicten
60
5. Andere delicten
Het is belangrijk om niet alleen naar het index delict te kijken, maar ook de andere delicten mee te nemen in je oordeel; de fase wordt alleen overgeslagen wanneer er geen andere delicten gepleegd zijn naast het index delict In deze fase probeer je inzicht te krijgen in: - De dynamiek van de andere delicten - Patronen van crimineel gedrag - Wat de associatie is met het index delict Je focust je in 1 – 2 sessies op de overeenkomsten en verschillen tussen het index delict en andere delicten, waarbij je erachter wil komen welke in kaart gebrachte factoren terugkomen (of juist niet terugkomen) in eerdere delicten. Om dit te kunnen doen moet je fase 3 (delictscenario) en fase 4 (functieanalyse) herhalen; dit doe je per elk ander gepleegd delict, waardoor het een zeer uitgebreid proces is wat heel lang duurt
61
Er zijn verschillende problemen of dilemma’s met deze fase: (fase 5)
- Iemand kan niet bereid zijn om over andere misdrijven te praten - Wanneer iemand na verschillende pogingen van motivering nog steeds niet bereid is om erover te praten, wordt er gebruik gemaakt van dossierinformatie
62
6: delicttheorie en verslag
De delicttheorie en het verslag zijn de belangrijkste onderdelen van de delictanalyse. Tijdens de delicttheorie breng je de associatie in kaart tussen de verschillende factoren die bijdragen aan het ontstaan en de instandhouding van het gedrag dat gerelateerd is aan het index delict én patronen van andere delicten; je brengt dus alles samen; alles wat je qua informatie hebt verzameld uit de dossiers en wat je te weten bent gekomen tijdens de gesprekken met de patiënt: - Bij de historische, risico- en beschermende factoren gebruik je de informatie die je hebt verkregen uit de risicotaxatie - Je maakt een afweging in het belang van of van de bijdrage van elke factor - Je kijkt naar de positieve en negatieve effecten - Je probeert patronen te verklaren Al deze informatie komt samen in een grote theorie. In deze theorie ga je op zoek naar causale relaties
63
Om te kunnen spreken van causale relaties binnen de gedragsdiagnostiek moet er sprake zijn van de volgende dingen:
- Er moet sprake zijn van een betrouwbare covariatie = als de oorzaak aanwezig is zien we hier een effect van, maar als de oorzaak niet aanwezig is zien we hier ook geen effect van - De oorzaak moet vanzelfsprekend voorafgaan aan het gevolg - Alternatieve verklaringen (= confounders) moeten uitgesloten worden - De associatie moet logisch zijn
64
De delicttheorie omvat alle informatie uit de vorige fases;
het is de bedoeling om alle voorgaande stappen goed te integreren, en vervolgens te reflecteren op het proces - Het reflectieproces zegt veel over de samenwerking met de patiënt, en hoe goed de patiënt heeft meegewerkt. Het wordt ook vermeld wanneer er eventueel iets opmerkzaams was in het contact met de patiënt —> Je moet ook een samenvatting maken voor de patiënt! Dit moet dus begrijpelijk en op het niveau van de patiënt ingevuld worden
65
7. Terugkoppelingsverslag (feedback verslag)
Het terugkoppelingsverslag is de afsluitende fase; in de vorige fase heb je een rapport gemaakt, wat nu wordt besproken met de patiënt. Vervolgens heeft de patiënt de ruimte om feedback te geven of de discussie aan te gaan: - De patiënt geeft zijn perspectief op het verslag - Misvattingen worden besproken —>Deze bespreking wordt weer meegenomen in het eindverslag
66
Terugkoppelingsverslag in 2 fases;
1. Het rapport wordt besproken en de patiënt krijgt het rapport na de sessie mee naar huis 2. Er wordt gevraagd of de patiënt nog feedback heeft na het lezen van het rapport. Daarnaast wordt er gevraagd of de patiënt het rapport nog met een mentor of familielid wil bespreken —>Na deze sessies wordt het verslag doorgegeven aan de behandelaar/therapeut (de persoon die de delictanalyse doet is immers niet dezelfde persoon die de behandeling doet)
67
Probleem fase 7
de discussie met de patiënt gaat over de analyse, vooral wanneer de patiënt het niet eens is met de informatie die in het rapport staat. Hierbij is de professionele analyse (in plaats van het perspectief van de patiënt) de basis
68
Delictanalyse vs; risicotaxatie
Risicotaxatie is gebaseerd op groepen en bevolkingen, waarbij er mogelijk geen causaal verband is tussen de risicofactoren en het delict. Risicotaxatie is zeker essentieel, maar het moet in een persoonlijke en individuele context worden geplaats (middelengebruik kan een risicofactor zijn, maar het speelde geen rol bij het plegen van de delicten voor die persoon) - Risicotaxatie = de beoordeling van het risico op recidive; vormt de leidraad voor de delictanalyse - Delictanalyse = de beoordeling van patronen van delicten
69
Risico communicatie
Hoe je het gedrag van de patiënt verwoord in je verslag heeft invloed op hoe erg anderen het gedrag inschatten (denk aan snelheid van auto’s bij het woord ‘botste’ VS. ‘knalde’); hier moet je in je verslag rekening mee houden, want anderen kunnen de informatie dus verkeerd interpreteren (onderschatten of overschatten) - Je kan je resultaten in een rapport zowel categoriaal als numeriek weergeven
70
Categoriale weergave
Categoriale weergave = er wordt een onderscheid gemaakt tussen laag – medium – hoog risico Voordelen: Voorkeur van rechters en professionals Nadelen; - Te grofmazig; geen consensus over wat bijvoorbeeld ‘matig risico’ betekent - Vaak overschatting van het risico - De categorieën zijn afhankelijk van het instrument; voor de VRAG is een laag risico anders dan bij de Static-99, en weer anders dan bij de HCR
70
Nummerieke weergave
het gebruik van scores in volledige aantallen, in cijfers en dus niet in woorden; veel mensen begrijpen de kwantitatieve, numerieke communicatie van risico’s op een verkeerde manier. Daarnaast begrijpen ze niet wat ‘laag risico’ betekent (dit is ook het geval bij de categoriale weergave) - absoluut risico - Percentielen - relatief risico
71
Absoluut risico
“M. Jansen behaalde een 4 op het risicotaxatie-instrument. In de normgroep, waarop deze schaal is ontwikkeld, heeft 27% van de plegers met een dergelijke score een nieuw seksueel delict gepleegd binnen de vijf jaar na vrijlating.”; dit is al veel duidelijker dan de categoriale weergave van laag – medium – hoog, maar alsnog zijn er vragen: • Vaak gehanteerd • Maar wat is het feitelijk absoluut risico?; Wat zegt de score van 4? Is dat relatief hoog of laag t.o.v. de maximale score? • Varieert over steekproeven heen • Kan wijzigen (tijd, beleid, definitie) • Zegt niets over het risico van betrokkene zelf
72
Percentielen
“M. Jansen behaalde een score van 5 op deze risicoschaal. Zijn score is hoger dan bij 88% van de zedenplegers uit de normgroep.” • Hoe ‘ongewoon’ of ‘gewoon’ is een score? • We weten niet wat de positie is van de onderzochte binnen een specifieke populatie • Zegt niets concreets over de kans op recidive
73
Relatief risico
“M. Jansen heeft 2.5 keer meer kans om te recidiveren in vergelijking tot de gemiddelde zedenpleger.” • Geeft een vergelijking: “In welke mate is de pleger verschillend van de typische pleger?” • Maar wie is de gemiddelde zedenpleger?
74
Impact van risicocommunicatie
Meer aarzeling en negatieve interpretatie bij: - Het gebruik van frequenties (1 op 5) dan bij gebruik absolute risico’s (20%) - Negatieve framing (20% kans op recidive) dan bij positieve framing (80% kans dat het niet gebeurt) - Seksueel delinquenten; vanwege moreel oordeel en focus op niet criminogene factoren
75
Suggestie tot verbetering
We weten al langer dat het concept van risico een concept is wat vaak verkeerd begrepen wordt. Hanson heeft als gevolg geprobeerd om een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende categorieën (niveaus) - Niveau I; profiel van iemand zonder criminele voorgeschiedenis - Niveau II; kwetsbaar, pro-sociaal profiel - Niveau III; typische problemen voor personen die in aanraking komen met het gerecht - Niveau IV; chronisch regelovertredend gedrag, slechts enkele sterktes/beschermende factoren V - Niveau V; diepgeworteld crimineel gedrag; zeer hoge kans op herval
76
Tabel hanson
bij de verschillende niveaus horen verschillende behoeftes, behandelplannen en prognoses PLAATJE
77
Aandachtspunten
- (Basis)kennis over risicotaxatie, recidive, doelgroep, enz. - (Ver)eis of zorg voor een onderbouwde risico-inschatting, een duidelijke communicatie inzake de analyse van het risico en advies inzake risicomanagement - Wees kritisch & durf vragen stellen (bij clinical overrides) - Stel je eigen oordeel in vraag: wees bewust van je eigen (mogelijke) vertekeningen
78
Rosenfield et al 2017
Technieken om het risico op geweld te beoordelen komen steeds meer voor, maar er bestaat geen systematische aanpak om clinici te helpen beslissen welke psychiatrische patiënten het meest behoefte hebben aan een risicobeoordeling voor geweld. De Fordham Risk Screening Tool (FRST) is ontworpen om deze leegte op te vullen, door een gestructureerde, systematische benadering te bieden voor het screenen van psychiatrische patiënten en het bepalen van de behoefte aan een verdere, grondigere risicobeoordeling van geweld. De FRST werd afgenomen bij een steekproef van 210 opeenvolgende opnames in de civiel psychiatrische afdelingen van een stedelijk medisch centrum, van wie er 159 vervolgens werden geëvalueerd met behulp van de Historical Clinical Risk Management-20, versie 3, om het risico op geweld te bepalen. De FRST toonde een hoge mate van sensitiviteit (93%) bij het identificeren van patiënten die later geacht werden een hoog risico op geweld te lopen (op basis van de risicobeoordeling van Case Prioritization). De FRST identificeerde ook alle patiënten (100%) met een hoog potentieel voor ernstig geweld (gebaseerd op de Serious Physical Harm Historical Clinical Risk Management-20, versie 3, samenvattende risicoclassificatie). De sensitiviteit was bescheidener wanneer personen die als matig risico werden beoordeeld, als criterium werden opgenomen (in plaats van alleen degenen die als hoog risico werden aangemerkt). De specificiteit was ook matig, waardoor ongeveer de helft van alle deelnemers werd gescreend omdat ze geen verdere risicobeoordeling nodig hadden. Een systematische benadering van risicoscreening is duidelijk nodig om psychiatrische opnames prioriteit te geven voor een grondige risicobeoordeling, en de FRST lijkt een potentieel waardevolle stap in dat proces te zijn
79
Viljoen et al 2017
Hoewel onderzoekers en beleidsmakers er vaak van uitgaan dat de superioriteit van risicobeoordelingsinstrumenten ten opzichte van ongestructureerde oordelen een conclusie is die wordt ondersteund door een groot aantal rigoureuze onderzoeken, geeft ons overkoepelende overzicht aan dat het bewijs voor deze overtuiging niet zo sterk is als werd aangenomen. Voor alle duidelijkheid: we zeggen niet dat instrumenten voor risicobeoordeling geweld en recidive niet significant voorspellen; veel onderzoeken tonen aan dat dit het geval is (bijv. Singh et al., 2011). We zeggen ook niet dat instrumenten voor risicobeoordeling niet nauwkeuriger zijn dan ongestructureerd oordeel; we veronderstellen dat ze dat zijn. In plaats daarvan is onze conclusie dat, om ervoor te zorgen dat dergelijke beweringen deugdelijk en verifieerbaar zijn, we grondiger onderzoek nodig hebben. Gezien de onlangs hernieuwde debatten over risicobeoordeling, naast de ernstige gevolgen die deze beoordelingen kunnen hebben voor de openbare veiligheid en de vrijheid van mensen, is het tijd om de hoeveelheid bewijsmateriaal die ten grondslag ligt aan de huidige praktijken in risicobeoordeling opnieuw te bekijken en te versterken.