Hfst 4: medicatie bij pijn Flashcards

(30 cards)

1
Q

Welke soorten pijn zijn er?

A
  • Neuropatische of neurogene pijn
  • Nociceptieve pijn
  • acute pijn
  • chronische pijn
  • oncologische pijn
  • idiopatische pijn
  • referente pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is neuropatische of neurogene pijn?

A

= pijn door primaire beschadiging of dysfunctie van perifere of centrale zenuwstelsel
- meestal letsel of gebrekkige werking van de zenuwen -> stoornis op in geleiding van signalen, waarbij spontane pijnprikkels kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarop is medicatie bij neurogene pijn gericht?

A

De pijnmedicatie is gericht op de specifieke mechanismen van neuropathische pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is nociceptieve pijn?

A
  • pijn veroorzaakt door actieve of dreigende weefselschade die
    leidt tot activering van de perifere nociceptoren
    -> zenuwuiteinden die gespecialiseerd zijn in waarnemen van prikkels die schadelijke invloed op organisme kunnen
    hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is typisch voor nociceptieve pijn?

A

patiënt heeft ook perioden waarin hij geen of nauwelijks pijn heeft. Daarnaast is de pijn meestal ook belastingafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke stoffen werken NSAID’s en dafalgan in?

A

Bij de weefselschade komen vele stoffen vrij, waaronder prostaglandines, die de nociceptoren prikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten nociceptieve pijn bestaan er?

A
  • Somatisch (huid, spier, bot) : constant, knagend, kloppend, stekend, zeurend, scherp begrensd en gelokaliseerd (bv. doorgroei van borstkanker door de huid);
  • Visceraal: wordt veroorzaakt door weefselbeschadiging van interne organen. door zv ervaren als aanvalsgewijs, diep, knijpend, slecht begrensd, moeilijk te
    lokaliseren (bv. tumor op het longvlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is acute pijn?

A

pijn die overeenkomt met de mate van weefselschade en afneemt naargelang het helingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is chronische pijn?

A
  • pijn die blijft bestaan terwijl het natuurlijke verloop van de aandoening geen pijn meer zou indiceren
  • Internationaal:pijn die langer dan 3 maanden aanhoudt
  • secundaire factoren (bv: angst, depressie) -> invloed op pijnbeleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is oncologische pijn?

A

pijn als direct gevolg van een tumoraal proces
<-> niet over pijn ten gevolge van behandeling van kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan oncologische pijn zich uiten?

A
  • kan nociceptief, neuropathisch, visceraal of combinatie
  • secundaire factoren zoals angst en depressie een belangrijke invloed op de pijn. Daarom kunnen naast ‘gewone’ pijnmedicatie ook anxiolitica een pijnstillend effect hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is idiopathische pijn?

A

= psychogene of niet-lichamelijke pijn
- als zv over pijn klaagt zonder dat men via technische onderzoeksmethoden pathologisch proces kan observeren (bv. spanningshoofdpijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is referente pijn?

A

pijn in een gebied waar de oorzaak niet gelegen is (bv. pijn ten gevolge van botmetastasen, waarbij de primaire oorzaak prostaatkanker is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een analgeticum?

A

een pijnstiller, de medicamenteuze behandeling van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke stappen bestaat de behandeling van pijn?

A
  • Stap 1: Niet-opioïde analgetica (paracetamol, NSAID’s);
  • Stap 2: Overstappen op of toevoegen van een licht opioïde (codeïne, tramadol)
  • Stap 3: overstappen op of toevoegen van sterk opioïde
  • Stap 4: sterke opioïden parenteraal toedienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke hoofdgroepen wordt analgetica ingedeeld?

A
  • perifeer werkende analgetica
  • centraal werkende analgetica
17
Q

Wat is perifeer werkende analgetica?

A

werken in op plaats van pijn. Hier gaat het vooral over pijnstillers die vrij te verkrijgen zijn bij apotheker.

18
Q

Wat zijn voorbeelden van perifeer werkende analgetica?

A
  • paracetamol
  • NSAID’s
19
Q

Wat is paracetamol?

A

oud, goedkoop en effectief middel met relatief weinig bijwerkingen

20
Q

Hoe lang werkt paracetamol?

A

Het werkt 6-8 uur

21
Q

Wat is de dosering van paracetamol?

A

Voor de meeste volwassenen is de effectieve dosering 2x 500mg per keer met een maximale dagdosis tot 4g per 24u

22
Q

Wat zijn de bijwerkingen van paracetamol?

A
  • Weinig tot geen
  • Minder maagbelastend dan NSAID’s
  • kan tot leverschade leiden bij overdosering
23
Q

Wat zijn voorbeelden van middelen va paracetamol?

A

Dafalgan® Perdolan® …

24
Q

Wat zijn NSAID’s?

A

Deze analgetica zijn gekend als de dubbeldoelmedicijnen omwille van de zowel pijnstillende als ontstekingsremmende werking

25
Wat zijn de bijwerkingen van NSAID's
* irritatie van maag, misselijkheid, maagulcus, maagbloeding, waarvoor vaak maagbeschermer wordt voorgeschreven; * vertraagde bloedstolling. Daarom opletten met gelijktijdige inname van anti-coagulantia; * remmen de nierfunctie
26
Welke middelen zijn voorbeelden van NSAID's
Ibuprofen: Brufen®, Nurofen®, Algidril® Naproxen: Naprosyne®, Aleve® Diclofenac: Voltaren®
27
Wat is centraal werkende analgetica?
-> remmen prikkeloverdracht van pijnprikkels in het ruggenmerg en de hersenen - afgeleiden van opium (bekendste: morfine) - sterke werking en verslavend
28
Welke maatregelen moeten genomen worden bij centraal werkende analgetica?
instellingen de opioïden achter slot en grendel bewaard worden en moet worden geregistreerd wie, wanneer, aan welke zorgvrager, welk opioïde en welke dosering wordt toegediend
29
Wat zijn de eigenschappen van morfine?
- Elke opioïde werkt net iets anders, doordat ze op andere receptoren inwerken - Morfine en codeïne zijn bereid uit opium, andere opioïden zijn synthetisch ontwikkeld -> dezelfde werking als morfine => opiaatagonisten genoemd
30
Wat zijn de bijwerkingen van morfine?
* sufheid; * verwardheid, hallucinaties; * misselijkheid en braken; * obstipatie; * jeuk; * ademdepressie; * urineretentie; * hypotensie, bradycardie; * luchtwegvernauwing