Hoofdstuk 14: taak 3&4 Flashcards
(52 cards)
1
Q
the intention
A
de bedoeling
2
Q
the board
A
het bestuur
3
Q
the contribution
A
de contributie
4
Q
the jargon
A
het jargon
5
Q
the openeing
A
de opening
6
Q
the principle
A
het principie
7
Q
the survey
A
de rondvraag
8
Q
to suspend
A
schorsen
9
Q
the closure
A
de sluiting
10
Q
to disappoint
A
tegenvallen*
11
Q
the balance
A
de balans
12
Q
blind
A
blind
13
Q
the bureaucracy
A
de bureaucratie
14
Q
to formulate
A
formuleren
15
Q
the consitiution
A
de grondwet
16
Q
to recognise
A
herkennen
17
Q
the illusion
A
de illusie
18
Q
fate
A
het lot
19
Q
the migrant
A
de migrant
20
Q
the misunderstanding
A
het misverstand
21
Q
the shock
A
het schok
22
Q
to stare
A
staren
23
Q
to unite
A
verenigen
24
Q
the stranger
A
de vreemdeling
25
meaningful
zinvol
26
the sauerkraut
de zuurkool
27
de bedoeling
the intention
28
het bestuur
the board
29
de contributie
the contribution
30
het jargon
the jargon
31
de opening
the openeing
32
het principie
the principle
33
de rondvraag
the survey
34
schorsen
to suspend
35
de sluiting
the closure
36
tegenvallen*
to disappoint
37
de balans
the balance
38
blind
blind
39
de bureaucratie
the bureaucracy
40
formuleren
to formulate
41
de grondwet
the consitiution
42
herkennen
to recognise
43
de illusie
the illusion
44
het lot
fate
45
de migrant
the migrant
46
het misverstand
the misunderstanding
47
het schok
the shock
48
staren
to stare
49
verenigen
to unite
50
de vreemdeling
the stranger
51
zinvol
meaningful
52
de zuurkool
the sauerkraut
