hoofdstuk 2 vwo boek 2.4 Flashcards
(31 cards)
dubbelstrengs
bestaand uit twee strengen
dubbele helix
de moleculaire bouw van een DNA-molecuul in de vorm van een wenteltrap
nucleotiden
de bouwstenen van DNA- en RNA-moleculen
fosfaatgroep
bestaat uit de suiker deoxyribose en een organische stikstofbase
deoxyribose
suikermolecuul, onderdeel van een nucleotide in DNA.
stikstofbase
stikstofhoudend molecuul, bouwstof voor DNA en RNA
adenine (A)
organische stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA een RNA.
cytosine (c)
organisch stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA en RNA.
guanine (g)
organische stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA en RNA.
Thymine (t)
organisch stikstofbase, onderdeel van een nucleotide in DNA.
complementaire streng
de tegenoverliggende streng
DNA-codetaal
de volgorde van de nucleotide in DNA
eiwitten
organische stoffen, opgebouwd uit aminozuren; betrokken bij alle levensprocessen
aminozuren
bouwstenen van eiwitten
gen
een stuk van een DNA-molecuul met informatie voor het maken van een eiwit
DNA-triplet
drie opeenvolgende stikstofbase in DNA, de code voor één aminozuur.
mRNA
molecuul dat de informatie voor een eiwit van de kern naar de ribosomen in het grondplasma brengt
enkelstrengs molecuul
bestaand uit één streng
ribose
suikermolecuul, onderdeel van een nucleotide in RNA
matrijsstreng
de DNA-streng waaraan de mRNA-streng groeit bij een transcriptie.
coderende streng
de DNA-streng, complementair aan de matrijsstreng, waarvan de basenvolgorde overeenkomt met mRNA. Het verschil is dat mRNA uracil bevat in plaats van een thymine.
ribosoom
organel dat aminozuren aan elkaar koppelt tot eiwitten
codons
een tripletcode in het mRNA
polypeptideketen
een keten aminozuren