HOOFDSTUK 6: BEHANELING DEPRESSIE Flashcards
(79 cards)
NEUROBIOLOGIE DEPRESSIE
het is meer dan alleen somber zijn –> vaak GEVOLG van CHRONISCHE STRESS
=> !e rol van stresssysteem –> HPA-AS:
- deze zorgt voor de aanmaak v CORTISOL door de bijnieren (stresshormoon)
- cortisol helpt lichaam om om te gaan met stress
- heeft anti-inflammatoire eigenschappen
MDD:
=> dit stresssysteem werk niet goed meer
- CORTISOLPRODUCTIE = ONTREGELD
=> mensen met MDD kunnen hierdoor:
- MEER ONTSTEKING in hun lichaam hebben dan normaal
- GEVOELIGER VOOR STRESS
- continue cortisol-eiwitten –> maakt het ganse systeem eigenlijk kapot
andere biologische factoren:
- SLC6A4- gen = regelt SEROTONINE-OPNAME -> verstoring invloed op stemming
- BDNF = groeifactor = ! voor:
=> NEUROPLASTICITEIT (= aanmaken en verbinden v hersencellen)
=> TE WEINIG BDNF = minder aanmaak v nieuwe cellen + slechtere communicatie - INFLAMMATIE = mensen met depressie hebben vaak HOGERE ONTSTEKINGSWAARDEN
- NEUROTRANSMITTERS = ONTREGELD
wat speelt mee?
- GENETICA: sommige mensen zijn gevoeliger door erfelijkheid
- EPIGENTICA: stress kan invloed hebben op hoe je genen aan of uit staan
- OMGEVING: vroege stress –> kan het systeem blijvend verstoren
STRESS RESPONS: sympathisch en hypothalamisch
ACUTE STRESS
=> leidt tot een activatie van AUTONOOM ZS
=> DIRECTE neuronale effecten door VRIJSTELLING NORADRENALINE via SYMPATHISCHE ZENUWSTELSEL
= fight-flight
= snelle activering v hart, spieren, longen
=> TRAGERE & KORTE endocriene effecten door VRIJSTELLING ADRENALINE in bloedbaan via SAM = SYMPATHISCH ADRENOMEDULLAIR SYSTEEM
- zorgt voor extra energie en paraatheid
=> stress leidt ook tot ACTIVATIE vd HPA-as met VRIJSTELLING VAN CORTISOL: werkt TRAGER + LANGER -> leidt tot
- metabole reacties
- fysiologische reacties
- immunologische reacties
volgorde qua snelheid van effecten door de neurotransmitters (sneller = <)
= NE < ADRENALINE < CORTISOL
centrale regulatie HPA-AS
regeling HPA –> aangestuurd door signalen vanuit de hersenen, vooral deze 3 gebieden:
1. AMYGDALA (emotie)
=> STIMULEERT HPA –> meer stressreactie
- HIPPOCAMPUS (geheugen & rem)
=> REMT HPA –> minder stressreactie - MONOAMINERGE SYSTEMEN (neurotransmitters: 5-HT, NE, DA)
=> invloed op HOE ACTIEF HPA is
= modulerende invloed + verhogen activiteit PVN
HPA wordt gecontroleerd door INPUTS naar PVN = PARAVENTRICULAIRE NUCLEUS vd HYPOTHALAMUS
wat wanneer systeem geactiveerd?
- PVN geeft CRH af
- dit zorgt dat de hypofyse ACTH afgeeft
- ACTH stimuleert de bijnieren om CORTISOL af te geven
- cortisol gaat naar het bloed + beïnvloedt het hele lichaam en hersenen
NEGATIEVE FEEDBACK
negatieve feedback
= wanneer er GENOEG CORTISOL in het bloed zit –> geven HERSENEN een SIGNAAL om TE STOPPEN met extra productie
CHRONISCHE STRESS
DEPRESSIE –> geassocieerd met DYSFUNCTIE VAN HET AUTONOOM ZS & HPA-AS
- normaal zorgt cortisol ervoor dat je lichaam stopt met ontstekingen (= anti-inflammatoir effect) –> maar bij LANGDURIGE STRESS:
- TE VEEL CORTISOL aangemaakt
- lichaam wordt ONGEVOELIG voor CORTISOL = CORTISOLRESISTENTIE
- het hormoon werkt dus niet meer goed
- immuunsysteem blijft actief, ook al dient die afgeremd te worden –> meer ontstekingsstoffen komen vrij = PRO- INFLAMMATOIRE CYTOKINES (= cytokines) –> = RISICO OP INFLAMMATIE: kunnen vermoeidheid, pijn, stemmingsklachten veroorzaken
CHRONISCHE STRESS: inflammatie & neuronale adaptatie
chronische stress zorgt voor:
1. INFLAMMATIE in hersenen
- maakt meer ontstekingsstoffen aan
- zorgt voor veranderingen in hersenstructuur en werking
wat verandert precies in de hersenen?
1. CELDELING EN COMMUNICATIE = ACHTERUIT
- MINDER NEUROGENESE = minder nieuwe hersencellen aangemaakt
- MINDER BDNF = groeifactor = minder steun voor hersencellen om te overleven en goed te communiceren = minder neuroplasticiteit (BDNF is daar noodzakelijk voor-
- VERLIES DENDRITISCHE SPINES in PFC en hippocampus
- geassocieerd met vermindering van synaptische plasticiteit
- minder synapsen -> hersencellen slechter communiceren (wat ! is voor leren)
niet gelijk in alle delen vd hersenen –> AMYGDALA + NUCLEUS ACCUMBENS zie je juist MEER VERBINDINGEN bij stress
- MEER DENDRITISCHE SPINES = MEER SYNAPTISCHE PLASTICITEIT = MEER BDNF
- leiden tot overgevoeligheid voor emoties / beloningsprikkels
depressie - COGNITIEVE MODEL BECK
mensen met depressie LETTEN MEER OP NEGATIEVE INFO
=> ze DENKEN MEER NEGATIEG, herhalen negatieve gedachten en blijven daarin hangen (rumineren)
prominente rol van NEGATIEVE BIAS in de:
- ACQUISITIE
- VERWERKING VAN EMOTIONELE INFO
=> hierbij worden DYSFUNCTIONELE SCHEMA’s = INTERN OPGESLAGEN representaties van ervaringen/ ideeën
=> geactiveerd door externe of interne negatieve stimuli
NEGATIEVE BIAS = geassocieerd met:
- HYPERACTIEF LIMBISCH SYSTEEM (subcorticaal)
- HYPOACTIEF PREFRONTALE regio’s
gevolgen:
- negatieve prikkels vallen meer op
- positieve prikkels worden minder goed verwerkt
=> je blijft langer hangen in negatieve gevoelens en gedachten
hersennetwerk raakt uit balans
- emotionele systeem draait op volle toeren
- regel- of controlecentrum werkt trager (rempedaal)
=> daardoor ontstaan NEGATIEVE DENKPATRONEN + wordt depressie in stand gehouden
depressie
ANHEDONIE = betekent dat je GEEN PLEZIER meer voelt bij dingen die je leuk vond
wat gebeurt er in de hersenen
- VENTRALE STRIATUM = ! hersengebied voor BELONING EN PLEZIER
- bij depressie = MINDER ACTIEF bij positieve prikkels –> je hersenen REAGEREN NIET GOED MEER OP LEUKE DINGEN
DYSREGULATIE van het MESOLIMBISCHE DOPAMINE SYSTEEM uit zich klinisch: wat zie je in het lichaam?
- in het hersenvocht, cerebrospinaal vocht –> mensen met depressie: zit MINDER HVA (= DA metaboliet homovanillinezuur)
- mensen met depressie L-DOPA (dopaminevoorloper) geeft –> VERMINDER ANHEDONIE
antidepressiva - regulatie monoamines
MONOAMINEHYPOTHESES
=> deze theorie zegt: dat VERANDERINGEN in STEMMING ontstaan door veranderingen in signaalstoffen in je hersenen:
- SEROTONINE
- DOPAMINE
- NORADRENALINE
wat gebeurd er bij depressie?
=> hypothese is niet per se evidentie voor
- niet per se een tekort aan serotonine of noradrenaline in hoeveelheid –> MAAR … COMMUNICATIE TUSSEN HERSENCELLEN werkt vaak niet goed
- DOPAMINE is er wel meer bewijs voor een tekort, vooral bij de mensen met anhedonie
ontregeling van dopamine en noradrenaline
- heb je minder zin in leuke dingen
- minder energie
- somber voelen
- daling zelfvertrouwen
- moeilijkere concentratie
=> MINDER POSITIEF AFFECT
en serotonine? –> als je juist VEEL NEGATIEVE GEVOELENS –> kan dat te maken hebben met ONTREGEING van:
- SEROTONINE
- NORADRENALINE
antidepressiva: regulatie monoamines
er is BEWIJS voor een TEKORT AAN DA en dat signaaloverdracht van DA minder goed werkt -> zeker bij mensen met ANHEDONIE
5-HT en NE is er MINDER DUIDELIJK BEWIJS voor een echt tekort, maar mss is daar ook de signaaloverdracht verstoord
ANTIDEPRESSIVA VERHOGEN HOEVEELHEID SIGNAALSTOFFEN
- medicatie werkt bij ongeveer 70% vd mensen met depressie
welke medicatie voor wie?
- veel negatieve gevoelens + agitatie + onrust + slaapproblemen -> SRRI (VERHOGEN SEROTONINE)
- anhedonie + trager denken + cognitieve problemen –> mogelijk beter reagere op
=> SNRI = VERHOGEN SEROTONINE EN NE
=> DNRI = VERHOGEN DA en NE
wat met ketamine?
ketamine werkt anders dan klassieke antidepressiva –> het is een NMDA- RECEPTOR BLOKKER + WERKT SNEL
er is wat bewijs dat dit goed werkt bij mensen met anhedonie, omdat het DOPAMINE ACTIVEERT
antidepressiva - neuronale adaptatie
antidepressiva –> inwerken op de hersenen met NEURALE AANPASSING (neuroplasticiteit en neurogenese) + rol van BDNF
NEUROGENESE
= aanmaak van nieuwe zenuwcellen
bij volwassenen gebeurt dit nog op 2 plekken in de hersenen
1. STRIATUM (subventriculair)
2. HIPPOCAMPUS (subgranulair)
=> mensen met depressie is er vaak MINDER NEUROGENESE –> KLEINERE HIPPOCAMPUS
BDNF
= brain derived neurotrophic factor
= groeifactor voor hersencellen
zorgt ervoor:
- groei en overleving v neuronen
- nieuwe verbindingen (synapsen)
- betere communicatie tss hersencellen
depressie –> vaak LAGE BDNF WAARDEN
hoe helpt antidepressiva?
- VERHOOGT DE BDNF PRODUCTIE
- stimuleert de AANMAAK VAN NIEUWE HERSENCELLEN + VERBETERING VAN VERBINDING TUSSEN HERSENCELLEN
=> helpt om negatieve denkpatronen te verbeteren - therapie helpt als de hersenen ook de capaciteit hebben om zich aan te passen
wat helpt BDNF verhogen?
=> LICHAAMSBEWEGING (3-4x/week) = manier om BDNF te verhogen
BEHANDELING DEPRESSIE
PSYCHOTHERAPIE = essentieel = basisbehandeling
=> doel: LEREN OMGAAN MET TERUGVAL + NEGATIEVE DENKPATRONEN DOORBREKEN
antidepressiva helpen vaak, maar zodra je stopt = GROTE KANS OP HERVAL –> daarom: niet enkel medicatie, maar ook therapie volgen!
moet iedereen medicatie krijgen?
NEEN, hangt er van af:
-LICHTE of MILDE depressie
=> PSYCHOTHERAPIE = voldoende
=> geen nood aan medicatie
- ERNSTIGE depressie
=> COMBINATIE VAN MEDICATIE + PSYCHOTHERAPIE = best
!! om ook te kijken naar differentiaal diagnose:
- PSYCHOTISCHE depressie –> andere aanpak vereist
- BIPOLAIRE stoornis –> antidepressiva kunnen dan risico vormen, want kan manie uitlokken, dus andere medicatie nodig
MONOAMINE HEROPNAME REMMERS
SSRI
TCA
SNRI
DNRI
NRI
MONOAMINE RECEPTOR ANTAGONISTEN
trazodone
mianserine
mirtazapine
MONOAMINE OXIDASE INHIBITOREN
= MAO
- irreversiebele
- reversiebele
KETAMINE
rechtstreeks op synaptische plasticiteit inwerken
vrij snel effecten krijgen
TCA
= TRYCICLISCHE ANTIDEPRESSIVA - oudste antidepressiva
= monoamine heropname remmer
=> inwerken op de MONOAMINE TRANSPORTER
=> worden nog steeds gebruikt bij neuropathische pijn
hoe werken ze?
- REMMEN HEROPNAME van SERT en NET
- sommige TCA werken meer op SERT, andere meer op NET -> = NET > SERT: meer kans op ANGST, SLAPELOOSHEID en DROGE MOND
=> weinig selectiviteit want ze remmen vaak beide systemen tegelijk en niet heel precies
nadelen?
- VEEL BIJWERKINGEN
- OVERDOSIS kunnen ze DODELIJK zijn: gevaarlijk bij zelfdoding
- DROGE MOND –> komt doordat NE de speekselproductie remt
neveneffecten TCA
= vaak ERNSTIGE BIJWERKINGEN
=> het BLOKKEERT MEERDERE SYSTEMEN IN HET LICHAAM
TCA blokkeren meerdere systemen in het lichaam:
1. ANTICHOLINERG EFFECT - M1: droge mond, moeite met plassen, verwardheid
- ANTIHISTAMINERG EFFECT - H1: slaperigheid, gewichtstoename
- ANTIADRENERG EFFECT - alfa1: hypotensie, duizeligheid
GEVAAR BIJ OVERDOSERING: TCA blokkeren NA-kanalen (! voor genereren v actiepotentialen) in het hart: overdosering (= ANTICHOLINERGE EFFECTEN + BLOKKAGE NaV) kan leiden tot ERNSTIGE HARTRITMESTOORNISSEN en zelfs DOOD (dus contra-indicatie voor mensen met hartproblemen)
Psychiatrisch risico
- TCA = krachtig op hersenen –> VOORZICHTIG ZIJN BIJ MENSEN MET SUÏCIDALE GEDACHTEN
SEROTONINESYNDROOM: gebruik met andere serotonine-verhogende middelen (bv; SSR en MAO-remmers) = levensgevaarlijk
MANIE ALS RISICO: mensen met bipolaire stoornis kunnen TCA ene manische episode uitlokken –> TCA sterk verhoogd risico op het switchen naar een manie
= WEINIG SELECTIEF werken maar geven WEL WAT NEVENEFFECTEN + INTERACTIEF die kunnen optreden