Hoofdstuk 7 Flashcards

(28 cards)

1
Q

Cognitie

A

Studie van gedragsprocessen of mentale activiteit waarmee kennis opgenomen wordt en waarmee geleerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Piaget theorie wordt verklaard als belangrijkste theorie voor het ontstaan van de menselijke ontwikkeling. Ook controversiële theorie. Siegler geeft een aantal verklaringen:

A
  1. Piagets observaties geven een opmerkelijk gevoel hoe cognitieve ontwikkeling eruitziet.
  2. Theorie voorziet ons van fundamentele vragen
  3. Opmerkelijk vanwege haar breedte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Piaget geloofde dat kinderen hun realiteit bouwen zoals manipuleren en hun wereld verkennen. Het kind ontwikkeld cognitieve structuren.

A

Piaget noemde dit schemes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volgens Piaget is de cognitieve ontwikkeling een vorm van

A

Organisatie en adaptatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Organisatie

A

Verwijst naar iemands neiging om zijn cognitieve structuren te rangschikken in efficiënte systemen (complexere gehelen - maakt verdere cognitieve ontwikkeling mogelijk). Organisatie kan onafhankelijk van de interactie met de omgeving plaatsvinden. zuigelingen beginnen bijvoorbeeld uiteindelijk regelingen te koppelen. Vb schema van arm uitstrekken en schema van hand sluiten. Beweging leidt tot iets pakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Adaptatie

A

Door het proces van organisatie lukt het om acties te combineren in complexere structuren. Dit brengt ons bij het concept aanpassing. Adaptatie bestaat uit: assimilatie en accommodatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Assimilatie

A

Iets nieuws geleerd door een nieuwe stimulus in een al bestaand schema zetten, schema hoeft niet gewijzigd te worden. Nieuwe ervaringen worden ingevoerd in het aanwezige beeld. Aanpassing in het denkschema. Het toevoegen van nieuwe elementen in bestaande structuren. Het kind past zich aan zijn omgeving aan. Vb schema grote hond. Kind ziet kleine hond, kleine hond in schema hond toegevoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Accommodatie

A

Het tegengestelde proces van assimilatie. Assimilatie en accommodatie vindt meestal gelijktijdig plaats. Het opnieuw ordenen van een psychologische structuur. Vb kind merkt dat het begrip van de wereld niet overeenkomt met de werkelijkheid en dat geeft onrust. Die onrust stimuleert cognitieve ontwikkeling. Deze verwarring zorgt voor aanpassing in het schema. Zie vb hond - kat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Disequilibrium

A

Cognitieve verwarring
Cognitief onevenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Equilibrium

A

Cognitief evenwicht steady state

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voortdurende balans tussen disequilibrium en equilibrium (evenwicht) zorgt voor

A

Leidt tot Efficiëntere cognitieve structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Piaget geeft aan dat de organisatie van cognitieve structuren in fase gebeurt. Welke kenmerken

A
  1. Kinderen bewegen zich door fasen in een vaste volgorde
  2. De fasen zijn universeel. Toepassing op alle kinderen in cultuur en sociale norm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Piaget noemt 4 stadia van ontwikkeling

A
  1. Sensomotorische fase 0-2 jaar
  2. Preoperationele fase 2-7 jaar
  3. Concreet operationele fase 7-11 jaar
  4. Formeel operationele fase 11+ jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Objectpermanentie

A

Kind begrijpt dat er iets bestaat ook al is dit niet waar te nemen. Zoals moeder die uit de kamer is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Denken in representaties

A

Als baby objectpermanentie begrijpen, denken in het hoofd zonder afhankelijk te zijn wat jij op dat moment waarneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Animistische denken

A

Levende Eigenschappen toekennen aan dingen die niet leven. Zoals pop die gevoel heeft

17
Q

Mentale operaties

A

Kinderen kunnen de procedure omkeerbaarheid niet.Als je een bepaalde volgorde in het hoofd, deze omkeren. Appel voorbeeld

18
Q

Centratie

A

Cognitieve beperking.
Kunnen richten op een aspect van de taak tegelijk.
Deze taak meet CONSERVATIE Zie taak 2 glazen. Evenveel water. Smal glas. Zie slide

19
Q

Conservatie

A

Het volume van iets wijzigt niet. Ook al wordt het in een andere vorm gegoten.

20
Q

Horizontale decalage

A

Dat kinderen niet op hetzelfde moment taken op kunnen lossen om conversatie te meten. De ene keer lukt het wel andere keer niet.
Kritiek op Piaget stadium.

21
Q

Prepositioneel denken

A

Logisch abstract kunnen denken
Veer/ glas voorbeeld

22
Q

Class inclusion problem

A

Kids binnen de concreet operationele stadium kunnen dit oplossen. Tulp is onderdeel van bloemen dus lid van deze categorie. Vb Bob is groter dan Allen en Allen is groter dan john. Is Bob ook groter dan John.

23
Q

Egocentric speech of Private speech

A

Kinderen praten tegen zichzelf
Piaget: egocentrisch
Vygotsky: dat kinderen dingen kunnen organiseren (private speech)

24
Q

Pretend play

A

Doen alsof spel
Sociale regels leren kennen

25
Reciprocal teaching Wederzijds onderwijs
Educatief apparaat ontwikkeld op basis van theorie vygotsy Leerlingen gestimuleerd om dialogen te voeren over een bepaald onderwerp, binnen de zone van proximale ontwikkeling Groep studenten met verschillende andere studenten en leraar. Samenwerkend leren.
26
Coöperatief leren
Kleine groepjes die samenwerken aan eenzelfde leerdoel behalen. Niet elke groep heeft een leraar nodig. Verschil met wederzijds. In plaats daarvan zet je minder goede studenten met goede studenten bij elkaar. Kinderen die een doel hebben bereikt en anderen niet.
27
M-space Case
Werkgeheugen - de capaciteit ervan Dit neemt toe wanneer het kind efficiënter gebruik maakt van de capaciteit. - rijping hersenen lijdt tot verbetering vermogen. Verhoogt snelheid overdracht - cognitieve ontwikkeling maakt capaciteit vrij - automatisering leidt tot structuren
28
Internalization
The process of functions moving from the interpersonal to the intrapersonal