Hoofdstuk 7 Flashcards
(28 cards)
Cognitie
Studie van gedragsprocessen of mentale activiteit waarmee kennis opgenomen wordt en waarmee geleerd wordt.
Piaget theorie wordt verklaard als belangrijkste theorie voor het ontstaan van de menselijke ontwikkeling. Ook controversiële theorie. Siegler geeft een aantal verklaringen:
- Piagets observaties geven een opmerkelijk gevoel hoe cognitieve ontwikkeling eruitziet.
- Theorie voorziet ons van fundamentele vragen
- Opmerkelijk vanwege haar breedte
Piaget geloofde dat kinderen hun realiteit bouwen zoals manipuleren en hun wereld verkennen. Het kind ontwikkeld cognitieve structuren.
Piaget noemde dit schemes
Volgens Piaget is de cognitieve ontwikkeling een vorm van
Organisatie en adaptatie
Organisatie
Verwijst naar iemands neiging om zijn cognitieve structuren te rangschikken in efficiënte systemen (complexere gehelen - maakt verdere cognitieve ontwikkeling mogelijk). Organisatie kan onafhankelijk van de interactie met de omgeving plaatsvinden. zuigelingen beginnen bijvoorbeeld uiteindelijk regelingen te koppelen. Vb schema van arm uitstrekken en schema van hand sluiten. Beweging leidt tot iets pakken.
Adaptatie
Door het proces van organisatie lukt het om acties te combineren in complexere structuren. Dit brengt ons bij het concept aanpassing. Adaptatie bestaat uit: assimilatie en accommodatie.
Assimilatie
Iets nieuws geleerd door een nieuwe stimulus in een al bestaand schema zetten, schema hoeft niet gewijzigd te worden. Nieuwe ervaringen worden ingevoerd in het aanwezige beeld. Aanpassing in het denkschema. Het toevoegen van nieuwe elementen in bestaande structuren. Het kind past zich aan zijn omgeving aan. Vb schema grote hond. Kind ziet kleine hond, kleine hond in schema hond toegevoegd.
Accommodatie
Het tegengestelde proces van assimilatie. Assimilatie en accommodatie vindt meestal gelijktijdig plaats. Het opnieuw ordenen van een psychologische structuur. Vb kind merkt dat het begrip van de wereld niet overeenkomt met de werkelijkheid en dat geeft onrust. Die onrust stimuleert cognitieve ontwikkeling. Deze verwarring zorgt voor aanpassing in het schema. Zie vb hond - kat
Disequilibrium
Cognitieve verwarring
Cognitief onevenwicht
Equilibrium
Cognitief evenwicht steady state
Voortdurende balans tussen disequilibrium en equilibrium (evenwicht) zorgt voor
Leidt tot Efficiëntere cognitieve structuren
Piaget geeft aan dat de organisatie van cognitieve structuren in fase gebeurt. Welke kenmerken
- Kinderen bewegen zich door fasen in een vaste volgorde
- De fasen zijn universeel. Toepassing op alle kinderen in cultuur en sociale norm
Piaget noemt 4 stadia van ontwikkeling
- Sensomotorische fase 0-2 jaar
- Preoperationele fase 2-7 jaar
- Concreet operationele fase 7-11 jaar
- Formeel operationele fase 11+ jaar
Objectpermanentie
Kind begrijpt dat er iets bestaat ook al is dit niet waar te nemen. Zoals moeder die uit de kamer is
Denken in representaties
Als baby objectpermanentie begrijpen, denken in het hoofd zonder afhankelijk te zijn wat jij op dat moment waarneemt
Animistische denken
Levende Eigenschappen toekennen aan dingen die niet leven. Zoals pop die gevoel heeft
Mentale operaties
Kinderen kunnen de procedure omkeerbaarheid niet.Als je een bepaalde volgorde in het hoofd, deze omkeren. Appel voorbeeld
Centratie
Cognitieve beperking.
Kunnen richten op een aspect van de taak tegelijk.
Deze taak meet CONSERVATIE Zie taak 2 glazen. Evenveel water. Smal glas. Zie slide
Conservatie
Het volume van iets wijzigt niet. Ook al wordt het in een andere vorm gegoten.
Horizontale decalage
Dat kinderen niet op hetzelfde moment taken op kunnen lossen om conversatie te meten. De ene keer lukt het wel andere keer niet.
Kritiek op Piaget stadium.
Prepositioneel denken
Logisch abstract kunnen denken
Veer/ glas voorbeeld
Class inclusion problem
Kids binnen de concreet operationele stadium kunnen dit oplossen. Tulp is onderdeel van bloemen dus lid van deze categorie. Vb Bob is groter dan Allen en Allen is groter dan john. Is Bob ook groter dan John.
Egocentric speech of Private speech
Kinderen praten tegen zichzelf
Piaget: egocentrisch
Vygotsky: dat kinderen dingen kunnen organiseren (private speech)
Pretend play
Doen alsof spel
Sociale regels leren kennen