Hoofdstuk 7 | Vroegmoderne tijd Flashcards

1
Q

Welke 3 grootmachten waren er?

A
  1. Ottomaanse rijk
  2. Frankrijk
  3. Habsburgse rijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door wie werd het Habsburgse rijk geleid?

A

Het Habsburgse rijk stond onder leiding van Karel V en Fillips II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zien we terug bij het Habsburgse rijk?

A

Niet langer de feodale vorstenstaat, maar de dynastieke vorstenstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie waren de belangrijkste vertegenwoordigers van de dynastieke vorstenstaat?

A

Karel V en Fillips II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de dynastieke vorstenstaat?

A

Een verzameling van middeleeuwse vorstendommen en landsheerlijkheden verenigd in een personele unie. Deze gebieden zijn allemaal afhankelijk en soeverein van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie was de staatshoofd van de dynastieke vorstenstaat?

A

Karel V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was een gevolg van de inbreng van de dynastieke vorstenstaat?

A

De dynastieke vorstenstaat leidde tot de afname van de trapsgewijze verhouding van de vorsten. Het idee heerste namelijk dat de dynastieke vorstenstaat alleen in stand gehouden kon worden door één sterke vorst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat moest die ene sterke vorst hebben?

A

Interne en externe soevereiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is interne soevereiniteit?

A

De vorst regelde alles zelf, er was geen samenwerking met lagere vorsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is externe soevereiniteit?

A

De vorsten hebben geen grotere macht dan ze naar buiten toe erkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom werd de personele unie omgezet in een eenheidsstaat in het Habsburgse rijk en op welke 3 manieren werd dit gedaan?

A

De staten moesten eerst autonoom benaderd worden, wat erg onhandig was. Hierdoor wilde Karel V en Fillips II het rijk één maken. Dit deden zij d.m.v. centralisatie en unificatie van:
1. Bestuur
2. Rechtspraak
3. Het recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Licht toe: 1. Bestuur (Habsburgse rijk)

A

Het bestuur van een gewest werd gedaan door een landvoogd en stadhouders. De landvoogd treedt op namens de koning als er iets gebeurt dat de hele personele unie aangaat. De stadhouder is de plaatsvervanger van de vorst, deze kon namelijk niet in elk gewest tegelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Licht toe: 2. Rechtspraak (Habsburgse rijk)

A

Elk gewest had zijn eigen rechtspraak. Dit was niet universeel, hierdoor werd: de gewestelijke gerechtshoven/de justitieraad aangesteld. Er werd een centraal gerechtshof ingesteld: de centrale raad van beroep / de grote raad van Mechelen. Je kon hier in hoger beroep. Er ontstond dus een eenduidig systeem van rechtspraak die alle gewesten gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Licht toe: 3. het Recht (Habsburgse rijk)

A

Al het recht was voornamelijk gewoonterecht en dat deed de unificatie van het recht niet ten goede. Gewesten moesten het geldende gewoonterecht op schrift plaatsen en opsturen naar de rechtbanken. Hier werd het recht zoveel mogelijk geharmoniseerd (het zuivere en harmoniseren van het gewoonterecht om op die manier één gewoonterecht te krijgen). Alles wat was goedgekeurd werd opgetekend en kreeg kracht van wet = gewoonterecht werd wettenrecht ten behoeve van unificatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ‘de Criminele ordinantiën 1570’?

A

De publieke strafrechtprocedure was hier verankerd en voor alle delicten was een vaste regeling opgenomen. Dit was de eerste bescheiden strafrechtcodificatie van de Nederlanden onder Koning Filips II.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De gehele centralisatiepolitiek schiet de gewesten in het verkeerde keelgat en zij reageren hierop. Hoe?

A

De 80-jarige oorlog begon als reactie op de centralisatiepolitiek van Karel V en Filips II.

17
Q

Door wat wordt Filips II afgezet?

A

Plakkaat van Verlating

18
Q

Wat houdt de Vrede van Munster in 1648 in?

A

De Nederlanden worden definitief gescheiden: zuidelijke Nederlanden (Filips II) en noordelijke Nederlanden (Republiek der zeven verenigde Nederlanden)

19
Q

Welke verschuiving van de dynastieke vorstenstaat vindt plaats door de Vrede van Munster in 1648?

A

De dynastieke vorstenstaat gaat over in een Republikeinse statenbond.

20
Q

Wat is de republikeinse statenbond?

A

Een bond van zelfstandige staten die optreden als geheel als er maatschappelijke belangen op het spel staan. De belangrijkste is de Republiek der zeven verenigde Nederlanden. Het gewoonterecht leefde weer helemaal op.

21
Q

Wat staat er in het recht / rechtspraktijk centraal in de vroegmoderne tijd?

A

De herontdekking van de Romeinse rechtscultuur. Deze werd wel bekeken vanuit een andere wetenschap, namelijk Humanisme.

22
Q

Wat is het kernwoord van het Humanisme?

A

Emulatio (= voorbeeld). Het Romeinse recht werd hier niet gezien als het absolute ware recht, maar als een zeer goed voorbeeld.

23
Q

Welke 2 generaties humanisten onderscheiden we (met elk een andere werkwijze).

A
  1. De eerste generatie humanisten / de Franse humanisten
  2. De tweede generatie humanisten / de Hollandse humanisten
24
Q

Noem 4 kenmerken van de eerste generatie Humanisten / Franse humanisten.

A
  1. De belangrijkste zijn Alciatus en Donellus.
  2. Puur academische fase, geen praktijk.
  3. Ze wilden het echte zuivere Romeinse recht terughalen. Dit werd ook wel mos galicus (Franse methode) genoemd.
  4. Ze bestudeerden het Romeinse recht op historisch filologisch niveau.
25
Q

Waarom spreken we van ‘historisch filologisch’ niveau van het Romeinse recht te bestuderen?

A
  • Historisch: het Romeinse recht moet teruggeplaatst worden in de tijd waar zij vandaan komt.
  • Filologisch: het Romeinse recht moet gezuiverd worden. Alles wat er niet in thuishoort moet eruit gehaald worden.
26
Q

Noem 5 kenmerken van de tweede generatie Humanisten / Hollandsche humanisten

A
  1. Belangrijkste waren Petrus en Vinnius.
  2. Praktische fase, maar pasten dit recht niet toe in rechtspraktijk.
  3. De ratio gebruikten ze als toetssteen -> rationele receptie.
  4. Het gewest Holland wordt het epicentrum van de tweede generatie humanisten.
  5. Het humanisme wordt in dit gewest: Hollandsche Elegante School genoemd. Zij verbeteren het eigen Hollandsche recht met het Romeins recht en vormen zo het Rooms Hollandse recht.
27
Q

Wat is het Rooms Hollandse recht?

A

Het recht dat gemaakt werd door de Hollandsche Elegante School. Het was Hollands recht vermengd met voornamelijk Romeins recht.

28
Q

In welke 2 leerboeken vinden we het Rooms-Hollands recht terug?

A
  1. Inleidinge tot de Hollandsche rechtsgeleerdheit: Hugo de Groot 1631
  2. Het Roomsch-Hollandsch Regt: Simon van Leeuwen 1644
29
Q

Welke 3 kenmerken van het Humanisme zien we terug in de Inleidinge tot de Hollandsche rechtsgeleerdheit?

A
  1. Het boek bestond uit het eigen recht van het gewest Holland
  2. Dit eigen recht was waar nodig aangevuld met Romeins recht
  3. Daarnaast was het eigen recht waar nodig aangevuld met andere rechtsregels
30
Q

Hoewel het leek alsof de Humanisten in de vroegmoderne tijd de overhand namen, bleef aan de meeste universiteiten een andere rechtenstudie nog lang van aard. Welke?

A

Bartolisch

31
Q

Wat was de belangrijkste mengvorm van het Humanisme en het Bartolisme?

A

Usus Modernus Pandecratum, dit was het bartolisme maar dan met een humanistische invloed.