Hoorcollege 6 Flashcards

(12 cards)

1
Q

Resource dependence theorie

A
  • Werkgever-werknemer relatie (arbeidsrelatie) is een machtsverhouding
  • Managerial prerogative
  • Organizations hebben arbeid nodig, maar arbeid zit ‘in’ mensen en is nooit eigendom van de organisatie –> werknemers hebben (wat) macht omdat werkgevers hen nodig hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Resource dependence theorie; managerial prerogative

A

Managers hebben het recht om te managen, om macht uit te oefenen over werknemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conflicttheorie Marx

A
  • Arbeid voegt waarde toe
  • Afnemende groep van kapitalisten; bourgeoisie
  • Toenemende groep arbeiders; proletariaat (steeds meer verenigen in organisaties, steeds grotere groep)
  • ‘kladderadatsch’
  • Conflicterende belangen en macht; hoeveel toegevoegde waarde moet terugvloeien naar werknemers?
  • Ongelijkheid tussen werknemer en werkgever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Industrial relations (Schumpeter)

A
  • Marx voorspelde een revolutie die nooit gebeurde
  • Industrial relations perspectief (Schumpeter)
  • Politiek
  • Macht en invloed van werknemers o.a. vakbonden, medezeggenschapsraad
  • Toename hoogopgeleiden –> kwamen op voor ‘the working poor’
  • Equilibrium tussen vraag en aanbod van arbeid
  • Arbeid is niet gelijk aan classical market economic theory
  • Tripartiete besluitvorming
  • Marx zei werknemers krijgen alle macht, in praktijk: klein groepje aan hoge top, maar werknemers hebben wel inspraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Industrial relations; stakingen

A
  • Stakingen zorgen ervoor dat werknemers collectief macht kunnen uitoefenen over werkgevers.
  • Werk wordt pas hervat als er een overeenkomst wordt bereikt
    1) Staking; werkweigering of een recht?
    –> wetgeving; staken mag als het past binnen nationale wetten
    –> CAO’s
    2) Officiële vs. niet-officiële stakingen:
    –> officieel; gesteund door vakbond
    –> niet-officieel; niet gesteund door vakbond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Conflicttheorie vs. Industrial; Marx vs. Schumpeter

A

Conflicttheorie (Marx);
- Revolutie; proletariaat vecht tegen bourgeoisie
- Hoeveel toegevoegde waarde naar werknemers?
- Ongelijkheid tussen sociale groepen
- HR-praktijken hebben ‘verborgen agenda’; verbeteren productiviteit/werk meer centraal zetten (labor process theorie)

Industrial Relations (Schumpeter);
- Politiek als middel om belangen van kwetsbare groepen te vertegenwoordigen
- Voorkomen sociale onrust en verbeteren welvaart
- Interactie tussen werknemers, werkgevers en overheid
- Vakbonden en voice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is voice?

A
  • Werknemer zeggenschap; inspraak
  • Vrijwillig, extra-rol gedrag van werknemers
  • Verbetering van het werkproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Unitaristisch perspectief

A
  • Macht is niet gelijk aan conflict
  • Managers weten niet alles; werknemers hebben belangrijke kennis
  • Harmonie en coöperatie tussen werknemer en werkgever
  • HRM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Empowerment

A
  • Empowerment = alle initiatieven om werknemersprestaties en motivatie door het delegeren van autoriteit aan het laagste niveau in de organisatie waar een competente beslissing kan worden genomen
  • Structurele vs. psychologische empowerment
  • Mensen stimuleren om zelf beslissingen te nemen en om betrokken te zijn bij het werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Psychologische empowerment en cognities over het gebruik van empowerment

A
  • Psychologisch proces waarbij mensen zich empowered voelen

Cognities over het gebruik van empowerment:
1) “Ik denk dat ik het belangrijk is” (betekenisvol)
2) “Ik denk dat ik het kan” (competentie)
3) “Het si iets wat ik graag doe” (motivatie)
4) “Ik denk dat het een verschil zou maken” (impact)

Structurele empowerment –> psychologische empowerment –> proactief gedrag en upward voice
- structureel; bijv. meer autonomie voor werkgevers
- psychologisch; mensen moeten dat gevoel ook krijgen, niet alleen op papier
- proactief gedrag en upward voice; mensen gaan zich meer uitspreken over wat beter kan, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Empowerment; HR-praktijken

A

Structurele empowerment;
- Loopbaanontwikkeling en trainingsmogelijkheden
- Participatieve besluitvormingsprocedures
- Salaris en beloningssysteem gebaseerd op kennis en vaardigheden
- Toegang tot informatiebronnen en andere hulpmiddelen (om besluitvorming te ondersteunen)

Psychologische empowerment;
- Verbind dagelijkse werk van werknemers aan een groter organisatiedoel zodat hun bijdragen zinvol voelen
- Erken prestaties en geef constructieve feedback
- Zorg voor ondersteunende leiderschapsstijl bijv. gericht op het betrekken van werknemers en gedeelde besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het pluralistisch perspectief

A
  • ‘Brug’ tussen conflict- en unitaristische perspectieven

Pluralist employment relations theory;
- verschillende stakeholders hebben verschillende belangen
- Conflict onvermijdelijk, maar kan worden opgelost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly