Hoorcollege week 10 Flashcards

(20 cards)

1
Q

Wat is veranderingscommunicatie?

A

Een vorm van interne communicatie die verandering ondersteunt door informatie, betekenisgeving en betrokkenheid.

Voorbeeld: uitleg geven over waarom een herstructurering nodig is en wat dat betekent voor werknemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is goede verandercommunicatie belangrijk?

A

Het vermindert onzekerheid en angst, verhoogt het aanpassingsvermogen en leidt tot betere prestaties.

Voorbeeld: medewerkers begrijpen en accepteren een nieuwe werkwijze sneller als die goed uitgelegd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn veelvoorkomende soorten organisatieverandering?

A

Herstructureringen, fusies en overnames, culturele veranderingen, IT-procesveranderingen.

Voorbeeld: een fusie waarbij werknemers zich moeten aanpassen aan een nieuwe bedrijfscultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen eerste- en tweede-orde verandering?

A

Eerste orde: geleidelijk en continu. Tweede orde: plots en transformationeel.

Voorbeeld: overstappen naar thuiswerken na corona is tweede orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen incrementele en quantumverandering?

A

Incrementeel: kleine aanpassingen. Quantum: grote, organisatiebrede transformatie.

Voorbeeld: het volledig vervangen van IT-systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn veelvoorkomende fouten bij veranderprocessen volgens Kotter?

A

Gebrek aan urgentie,
onvoldoende betrokkenheid,
geen visie,
te weinig communicatie,
geen obstakels weghalen,
geen milestones,
te vroeg succes claimen,
verandering niet behouden.

Voorbeeld: te laat beginnen met communicatie waardoor weerstand groeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer moet je beginnen met verandercommunicatie?

A

In de planningsfase, nog vóór de implementatie.

Voorbeeld: medewerkers al vroeg informeren en betrekken bij planning van nieuwe software.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het driestappenmodel van Lewin?

A
  1. Unfreeze (oude gewoonten loslaten) →
  2. Change (nieuw gedrag) →
  3. Refreeze (nieuwe situatie stabiliseren).

Voorbeeld: nieuwe werkwijze implementeren en vervolgens verankeren in beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen verandering en transitie volgens Bridges?

A

Verandering = extern, wat er verandert. Transitie = intern, hoe mensen dat ervaren.

Voorbeeld: reorganisatie (verandering), onzekerheid en rouw (transitie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat beschrijft de verandercurve van Kübler-Ross?

A

Emotionele fases tijdens verandering zoals ontkenning, boosheid, onderhandelen, depressie en acceptatie.

Voorbeeld: medewerkers reageren eerst afwijzend op een nieuwe structuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn nadelen van lineaire fasemodellen?

A

Veranderingen verlopen niet altijd gepland of lineair. Sommige processen zijn bottom-up en cyclisch.

Voorbeeld: medewerkers nemen initiatief voor verandering zonder top-downsturing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ‘viral change’?

A

Verandering verspreiden via peer-to-peer invloed in informele netwerken.

Voorbeeld: collega’s motiveren elkaar om een nieuwe werkmethode over te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een change agent?

A

Iemand die technische en sociale ondersteuning biedt bij verandering. Verbindt het management met medewerkers.

Voorbeeld: een ervaren collega die collega’s begeleidt bij nieuwe software.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen interne en externe change agents?

A

Intern: kent organisatie, vertrouwensrelaties, lange termijn. Extern: onpartijdig, expert, tijdelijk.

Voorbeeld: externe consultant versus vertrouwde teamleider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de vier hindernissen bij verandering?

A
  1. Cognitieve (begrijpen noodzaak);
  2. Resource (gebrek aan middelen);
  3. Motivationele;
  4. Politieke (positie, belangen).

Voorbeeld: iemand weigert mee te doen uit angst voor verlies van status.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is inhoud van verandercommunicatie belangrijk?

A

Medewerkers willen weten wat het voor hen betekent. Voorbeeld: ‘Wat verandert er in mijn dagelijkse werk?’ is belangrijker dan abstracte strategische doelen.

17
Q

Wat zijn effectieve kanalen voor verandercommunicatie?

A

Face-to-face via directe leidinggevende is vaak effectiever dan e-mail of intranet.

Voorbeeld: persoonlijk teamoverleg i.p.v. een nieuwsbrief.

18
Q

Wat is de rol van nudging bij verandering?

A

Subtiele gedragsaansturing via sociale druk of voorbeelden.

Voorbeeld: ‘80% van je collega’s werkt al met het nieuwe systeem’.

19
Q

Hoe ondersteun je medewerkers bij verandering als energie daalt?

A

Herinner aan eerdere successen, gebruik vertrouwde taal, betrek mensen, erken emoties.

Voorbeeld: benadrukken wat hetzelfde blijft kan geruststelling geven.

20
Q

Wat willen medewerkers weten tijdens verandering (volgens Harrison)?

A

Wat verandert, waarom, hoe het hen raakt, en of ze inspraak hebben.

Voorbeeld: transparantie en betrokkenheid verhogen acceptatie.