HS 1 Waarom Taalonderwijs? Flashcards

(41 cards)

1
Q

De functies van taal

A

(Hiermee kunnen wij) Onszelf uitdrukken, relaties aangaan met anderen, kennis vergaren en onszelf ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De drie kernfuncties van onderwijs

A

Kwalificatie, Socialisatie & Subjectivering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kwalificatie (Kernfunctie 1 van onderwijs)

A

Het zich eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen kwalificeren voor het leven in onze rijke multiculturele maatschappij en het uitoefenen van bv. een beroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Socialisatie (Kernfunctie 2 van onderwijs)

A

Het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap met eigen tradities, gewoonten, regels en praktijken. …. is het process waarbij iemand bewust en onbewust cultuurkenmerken van een groep overneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Subjectivering (Kernfunctie 3 van onderwijs)

A

De vorming van een persoon. Een filosofische aanduiding voor persoonsvorming waarbij de mens als subject wordt gezien en niet als object waarover andere mensen beslissen wat ze met dat ‘ding’ willen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Traditioneel onderwijs

A

Taal wordt gezien als een belangrijke drager van onze cultuur. Hier ligt de nadruk op schriftelijke vaardigheden. Grammatica is belangrijk, want een goede beheersing daarvan leidt tot een betere taalbeheersing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor- en nadeel Traditioneel onderwijs

A

Voordeel: het is overzichtelijk, de verdeelde deelaspecten zijn los van elkaar te bekijken en te analyseren.
Nadeel: het accent ligt op gemakkelijk meetbare aspecten van taal bv. technisch lezen en spelling, terwijl andere aspecten zoals schrijven en mondelinge taalvaardigheden onderbelicht blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Thematisch-cursorisch taalonderwijs

A

Leerlingen leren taal vooral door het te gebruiken in zinvolle gebruikssituaties. Ze werken zo veel mogelijk vanuit bepaalde thema’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor- en nadeel Thematisch-cursorisch taalonderwijs

A

Voordeel: de leerlingen zijn met thema’s bezig die ze zelf als zinvol ervaren.
Nadeel het kost veel tijd en het is lastig om als leerkracht grip te krijgen op wat de leerlingen daadwerkelijk hebben geleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Taal bij alle vakken (taalonderwijs)

A

Taal is meer dan alleen materie wat gegeven moet worden. Taal gebruik je voor het leren van nieuwe inhouden en voor het verkrijgen van nieuwe inzichten. De leerkracht is sterk gericht op de interactie tussen de groep. De bedoeling is dus dat ze door te overleggen, praten en discussiëren tijdens andere vakken de taal aanleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voor- en nadeel Taal bij alle vakken (taalonderwijs)

A

Voordeel: leerlingen gebruiken taal in een situatie die voor hen betekenisvol is en transferproblemen worden zo voorkomen.
Nadeel: bepaalde taalonderdelen worden niet goed behandeld, zoals spellingonderwijs, omdat deze beter systematisch aangeleerd kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Communicatief taalonderwijs

A

Mondelinge- en schriftelijke communicatie staan centraal. Het accent ligt op laten spreken, luisteren, schrijven en lezen vanuit de gedachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voor- en nadeel Communicatief taalonderwijs

A

Voordeel: leerlingen kunnen gemotiveerd worden door de gekozen situaties
Nadeel: deze situaties worden door de leerkracht gekunsteld en niet alle communicatieve situatie kan worden aangeboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Whole-language benadering (taalonderwijs)

A

Het is voor leerlingen onnatuurlijk om taal in kleine domeinen aan te leren. Taal wordt als geheel aangeboden. Er wordt grote waarde gehecht aan wat leerlingen te vertellen hebben en hoe ze dat het beste zowel mondeling als schriftelijk kunnen doen. Ze leren taal te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Strategisch taalonderwijs

A

Is gebaseerd op de visie dat leerlingen voor het uitvoeren van communicatieve taken strategieën moeten leren beheersen. Leerlingen krijgen procedures aangereikt, bv. in de vorm van een stappenplan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor- en nadeel Strategisch taalonderwijs

A

Voordeel: de leerlingen beschikken over een middel om greep op taal te krijgen.
Nadeel: dat de leerkracht de procedures gemakkelijk te rigide gebruikt, wat de leerlingen mogelijk snel vervelend gaan vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Taakgericht taalonderwijs

A

Een leerling leert niet alleen taal om er taken mee te kunnen uitvoeren, maar dat ze ook taal leren juist dóór zulke taken uit te voeren.

18
Q

Voor- en nadeel Taakgericht taalonderwijs

A

Voordeel: leerlingen kunnen gemotiveerd worden door de gekozen situaties
Nadeel: deze situaties worden door de leerkracht gekunsteld en niet elke communicatieve situatie kan worden aangeboden.

19
Q

Interactief taalonderwijs

A

Dit taalonderwijs kent 3 pijlers:
Betekenisvol leren, Sociaal leren & Strategisch leren

20
Q

De 4 inhouden van het taalonderwijs

A

Vaardigheden (spreken, luisteren, schrijven, lezen), Woordenschat, Jeugdliteratuur, Taalbeschouwing

21
Q

De functies van taal in Taalbeschouwing

A

Communicatieve functie, Conceptualiserende functie & Expressieve functie

22
Q

(Hier bestaan) De 12 kerndoelen van de Nederlandse Taal (uit)

A

Mondeling onderwijs, Schriftelijk onderwijs & Taalbeschouwing (waaronder strategieën)

23
Q

Mondeling onderwijs (3 doelen)

A

1) De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal;
2) De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, uitbrengen van verslag, geven van uitleg, instrueren en discussiëren;
3) De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en leren met argumenten te reageren.

24
Q

Schriftelijk onderwijs (6 doelen)

A

1) De leerlingen leren informatie te achterhalen in teksten
2) De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies: informeren, overtuigen, enz.
3) De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van (instructie) teksten
4) De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en beoordelen in verschillende teksten
5) De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, verslag, formulier enz.
6) De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van verhalen, gedichten enz.

25
Taalbeschouwing (waaronder strategieën) (3 doelen)
1) De leerlingen leren strategieën te herkennen, te verwoorden, gebruiken en te beoordelen 2) De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Ze kennen de regels voor het spellen van werkwoorden, andere woorden dan werkwoorden en gebruik van leestekens 3) De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden.
26
Tussendoelen en leerlijnen van het taalonderwijs (TULE)
Beginnende geletterdheid Gevorderde geletterdheid Mondelinge communicatie
27
Wat is een kerndoel?
Het aanbod wat een school moet realiseren aan haar leerlingen
28
Referentiekader
Het niveau waar de kinderen aan moeten voldoen aan het eind van het basisonderwijs.
29
De 4 domeinen van het Referentiekader Taal
Mondelinge taalvaardigheid; Lezen; Schrijven; Begrippenlijst en taalverzorging.
30
De 4 niveaus van de domeinen van het Referentiekader Taal
Fundamenteel niveau 1 t/m 4. 1F, 2F, 3F & 4F
31
Fundamenteel niveau 1 (1F)
Het niveau voor het eind van het basisonderwijs, speciaal onderwijs en praktijk onderwijs
32
Fundamenteel niveau 2 (2F)
Het niveau voor MBO 1, 2 en 3 en VMBO
33
Fundamenteel niveau 3 (3F)
Het niveau voor MBO 4 en eind HAVO
34
Fundamenteel niveau 4 (4F)
Het niveau voor eind VWO
35
Incidenteel leren
We spreken van ... als het leren spontaan en onbedoeld plaatsvindt. (Dit gebeurd vaak bij de kenmerkende fonemen van onze taal, de woorden van hun basiswoordenschat, talige normen en beleefdheidsregels.)
36
Intentioneel leren
Wanneer er bewust iets (aan) geleerd wordt. (Een kind gaat bv. bewust zelf op zoek naar informatie. Of wanneer een leerkracht een bewust lesdoel opstelt en het kind dit lesdoel werkelijk leert is dit ...)
37
De (globale) 2 leersituaties
Instructief & Constructief
38
Instructieve leersituatie
Leerlingen worden via directe instructie iets geleerd. Met opdrachten oefenen ze wat in de les aan de orde kwam.
39
Constructieve leersituatie
Hier gaat de leerkracht op de leervragen van de leerlingen. Werkt ook via routines (terugkerend, vaststaande en herkenbare leersituaties die aanzetten tot communicatie en daardoor leiden tot betekenisvolle (taal) activiteiten).
40
Voorbeelden routines
1) Tijdens de lunch leest de leerkracht altijd een boek voor en de leerlingen weten dat; 2) Aan het begin van een thema maakt de leerkracht samen met de leerlingen een woord veld; 3) De leerkracht gebruikt vaste procedures - 's Ochtends staat het dagprogramma altijd op het bord.
41
Wanneer een leerkracht welke leersituaties gebruikt (ligt aan...?)
De visie van taalonderwijs van de leerkracht en de inhoud van de leerstof (zijn 2 factoren die bijdragen aan...?)