HS 11: Cerebrale asymmetrie Flashcards

1
Q

lateralisatie: 4 opmerkingen

A
  1. lateralisatie is relatief > iedere hemi kan meedoen aan iedere functie
  2. cerebral site even belangrijk als side > waar in hemisfeer is even belangrijk als welke hemisfeer
  3. omgevings en genetische factoren beinvloeden lateralisatie (minder lateralisatie bij vrouwen en linkshandigen)
  4. ook sommige dieren hebben gelateraliseerd brein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

invloed van handvoorkeur op cerebrale organisatie?

A

70% van de gevallen: cerebrale organisatie precies hetzelfde in linkshandigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef een voorbeeld van cerebrale asymmetrie

A

gebied van wernicke

> posterieur aan primaire auditieve cortex

> 1 cm langer in de LH dan in de RH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk hemisfeer groter en zwaarder?

A

Rechts

> maar links meer grijze stof dan witte stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke hemisfeer heeft een steiler laterale fissure?

A

rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke hemisfeer voor taal?

welke voor muziek?

A

taal - links

muziek - rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

asymmetrie in broca’s gebied: effect?

A

RH meer oppervlakte > prosodie

LH meer onder cortex > grammaticale productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke hemisfeer gaat verder anterior?

welke posterior?

A

RH gaat verder anterior

LH gaat verder posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

asymmetrie in neurologische patienten: 4 methoden van onderzoek

A
  1. unilaterale letsels: double dissociation
  2. split brain/disconnectie
  3. sodium amobarbital injecties
  4. brain stimulation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe werkt dubbele disscociatie?

A

schade in RH > disfunctie

homotopic: schade in LH > geen disfunctie

bv.

schade in RH: visuoruimtelijk probleem / geen taalprobleem

schade in LH: geen visuoruimtelijk probleem / wel taalprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is lobectomie?

A

chirurgische uitsnijding van een lob

> bv. bij patienten met temporaalkwabbenepilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

LH naast taal ook dominant voor?

A

motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is commissurotomie?

A

doorsnijden van het corpus callosum

> om verspreiding van epileptische aanvallen te voorkomen

gevolg: split brain patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aanbieden van stimulus in linker visuele veld van split brain patient

> wat kan hij (niet)?

A

informatie komt aan in rechter hersenhelft:

> hij kan het niet benoemen (anomische afasie)

> kan het wel herkennen met linkerhand

> agnosie met de rechterhand

> acopia: niet kunnen natekenen met rechterhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

split brain patient: wat is niet aangedaan?

A

corticale connecties met de sensorische en motorische systemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is anomische afasie?

A

“het niet kunnen benoemen”

17
Q

wat is acopia?

A

iets niet kunnen natekenen (met de rechterhand)

18
Q

2 verschillende effecten van hersenstimulatie

A
  1. stimulatie tijdens gebied actief > functie verstoren
    bv. iemand spreekt - stimulatie broca LH - stilte
  2. stimulatie tijdens gebied inactief > functie oproepen
    bv. iemand zwijgt - stimulatie broca LH - hij praat
19
Q

waarom wordt hersenstimulatie gebruikt voor een operatie?

hoe?

A

om te voorkomen dat bij een operatie gebieden van de cortex verwijdert worden die belangrijk zijn bv voor taal

patient laten spreken en stimuleren naast gebied van broca LH (steeds dichter bij broca) > als hij stop met spreken, dat is de grens van wat weg mag

20
Q

uitleg: carotid sodium amorbarbital injection

A

injecteren van vloeistof in LH/RH

> hemisfeer verdooft voor een paar minuten - verstoort functies

21
Q

LH vs RH verdooft: effecten?

A

LH verdooft:

> niet meer praten

> rechterarm niet bewegen

> rechts niets zien

RH verooft:

> sensorische en motorische verstoring links

> taal intact

22
Q

definitie: apraxia

A

het niet kunnen uitvoren van een beweging bij intacte sensomotoriek

23
Q

LH verdooft: waarom ipsilaterale apraxia?

A

LH is dominant voor bewegingen

> hoewel de sensomotoriek aan de linkerkant intact is, kan de RH geen bewegingsvoorstellingen ontvangen van de LH (want die is verdooft)

-> apraxia

24
Q

wat meet een dichaptische test?

A

tast

25
Q

welke asymmetrie bestaat in het visuele systeem?

A

visueel: tachistoscopisch onderzoek

> RH: dominant voor visuospatiele informatie

> LH: dominant voor woorden

26
Q

dichotisch luisteren:

voorkeur linker oor?

voorkeur rechter oor?

A

linker oor: melodie > gaat naar RH

rechter oor: taal, morse codes > gaat naar LH

27
Q

cijfers die rechts worden gehoord worden beter onthouden dan links. waarom?

A

linker oor: moet eerst naar RH, en kan daarna pas naar LH om nagezegd te worden

> langer pad dan rechter oor - nadeel

28
Q

welk asymmetrie in het somatosensorische systeem?

A

dichaptische tests:

> bijne volledig gekruist:

rechterhand: complexe bewegingen

> LH voor volgorde analyse

linkerhand: ruimtelijke beweging

> RH voor visuospatieel

29
Q

asymmetrie in het motorisch systeem?

A

motorisch systeem:

> gekruist EN ongekruist

> verbindingen zijn contralateral EN ipsilateral

30
Q

2 manieren om motorische asymmetrie te bewijzen

A
  1. directe observatie:

> rechtshandigen gebaren meer met hun rechterhand

> rechtermondhoek gaat als eerste open bij het beginnen met uitspreken van woorden

interferentie taken:

> muzikanten nieuwe taak leren met rechterhand en linkerhand

tegelijkertijd spreken > rechterhand slecht

tegelijkertijd hummen > linkerhand slecht

31
Q

wat is een tachistiscoop?

A

apparaat die een afbeelding weergeeft voor een bepaalde tijd

> zo snel dat het niet bewust wordt waargenomen

32
Q

elke hemisfeer verwerkt informatie anders

LH / RH?

A

LH: logisch, analytisch, computerachtig

RH: holistisch, organisatie en verwerking van gehelen

33
Q

uitleg: model van unilaterale specialisatie

A

> iedere hemisfeer heeft zijn eigen specialisatie

bv.

LH dominant voor fijne motoriek

RH ruimtelijke vermogens meer diffuus

> kleine laesie in LH heeft duidelijke gevolgen

> RH kan niet overnemen want niet gespecialiseerd

>kleine laesies in RH geen duidelijke gevolgen

34
Q

uitleg: model van interactie

algemene idee + 3 versies

A

algemene idee:

> beide hemisferen kunnen alle taken vervullen maar ze doen het niet

3 versies:

  1. beide hemisferen werken simultaan op verschillende aspecten van informatie
  2. ze remmen elkaar; bij letsel kan mogelijk functie worden overgenomen
  3. iedere hemisfeer heeft voorkeur voor bepaalde informatie
35
Q

uitleg: preferred cognitive mode

A

liever gebruik maken van een type gedachteproces dan van het andere

bv. mensen die logisch en analytisch denken maken meer gebruik van hun LH

36
Q

welke hemisfeer sterker bij vrouwen/mannen?

A

vrouwen: LH > analytisch
mannen: RH > ruimtelijk

mannen beter in “perceptual closure” > gestalt law of closure