HS 23: Plasticiteit en Stoornissen Flashcards

1
Q

wanneer grootste groeispurt van brein?

A

rond de 1.5 jaar > schade in deze jaren grote impact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke cellen groeien?

A

gliacellen en synapsen

> NIET neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat ontwikkelt het langst?

A

frontale lob: vooral witte stof blijft ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat gaat het eerst achteruit?

A

het laatst ontwikkeld > als eerste achteruit

dus de frontale lob (executieve functies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat gebeurt met grijse massa in de ontwikkeling?

A

grijze massa neemt AF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

definite: breinplasticiteit

A

compensatie voor schade:

> chemische en fysieke veranderingen toepassen

> aanpassing aan de omgeving verbeteren

> gaat samen met ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke lob is het meest gevoelig voor omgevingsinvloeden?

waarom?

A

occipitaal

> visuele centrum

> 80% van het hersenen bezig met visuele informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

invloed van deprivatie op hersenenontwikkeling?

hoe lang?

A

deprivatie van omgeving van langer dan 6 maanden

> ernstige gevolgen voor hersenenontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is amblyopia?

A

amblyopia: een oog met deprivatie van visuele informatie

> in vroege leven: kan leiden tot visuele stoornissen

CZS = use it or lose it

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verrijkte omgeving bij dieren, gevolgen?

oud/jong

A

> lengte dendrieten naam toe bij oud en jong

> spine density neemt af bij jonge dieren

> spine density neemt toe bij oude dieren

bij jongeren dieren kon het hersenen nog groeien als reactie op meer dendrieten, bij ouderen niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 kritische leeftijden in ontwikkeling

A
  1. voor 1 jaar: grotere schade in vergelijking met latere letsel
  2. tussen 1 en 5 jaar: reorganisatie van functie is mogelijk
  3. boven 5 jaar: geen of weinig besparen van functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het effect van breinschade in een taalgebied (LH) op vroege leeftijd?

A

> vaak kortdurend invloed op taal, schrijven blijft echter slecht

> taal kan op jonge leeftijd een shift maken van LH naar RH

> crowding: dit gaat echter ten koste van visuospatiele skills

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het effect van breinschade in de RH op vroege leeftijd?

invloed op IQ?

vergelijk met LH?

A

> schade aan de RH op vroege leeftijd is vergelijkbaar aan schade aan de RH op latere leeftijd

> schade in de LH heeft veel grotere effect:

LH: hele IQ omlaag

RH: alleen performale IQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welk effect heeft leeftijd op het leren van een tweede taal?

schade?

A

vroege leeftijd: tweede taal overlapt (grotendeels) met de oorspronkelijke taal in het gebied van broca

latere leeftijd: tweede taal ontwikkelt zich parallel aan de oorspronkelijke taal in een apart gebied

> schade: bij tweede taal op latere leeftijd zou het kunnen dat het gebied van de tweede taal intact blijft!

(man die russisch had geleerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

reorganisatie van taal: hoe verschuift taal?

schade na het 6 levensjaar?

A

> indien taal gedwongen moet verschuiven, doet dit het vaak maar gedeeltelijk

schade na het 6 levensjaar:

> niet door shift maar door intrahemisferische reorganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe zit het met plasticiteit van taal bij bilaterale schade?

A

is niet mogelijk!

> plasticiteit is afhankelijk van een intacte hemisfeer!

17
Q

in welk gebied het meest uitgebreid herstel mogelijk?

waarom?

A

in den frontale lobben

waarom:

> minst asymmetrisch

> het laatst klaar in ontwikeling

18
Q

welke gebieden in de cortex kunnen niet goed compenseren?

waarom?

A

primaire sensorische gebieden

waarom:

> heel specifieke functies

> moeielijk te compenseren

19
Q

schade aan de cortex:

wanneer vrijwel volledige herstel?

wanneer verwoestend?

A

schade aan de cortex:

volledig herstel bij bilaterale schade: tijdes neurogenesis

verwoestend: in een fase van neurale migratie/cell differentiatie

> cortex extreem kwetsbaar in deze periode

20
Q

hemidecorticatie: verlies van een hemisfeer

wanneer betere/slechtere functionele uitkomst?

A

slechter: op latere leeftijd
beter: op dag van geboorte

> waarschijnlijk want laesie geen invloed heeft op migratie/differentiatie

21
Q

wat is cel migratie?

A

het verplaatsen van cellen naar een ander gebied

22
Q

wat is cel differentiatie?

A

het zich differentieren in een ander type cel

23
Q

effect van vroege hersenletsel op latere breinstructuur:

3 manieren waarop brein kan compenseren

A
  1. reorganisatie door resterende intacte hersencircuits

> kans op herstel even groot als op abnormaliteit

  1. genereren van nieuwe circuits
  2. genereren van neuronen en gliacellen om verloren neuronen te vervangen
24
Q

wat zijn “ neurotrofische factoren”?

A

trofe = voeding

> voeding van neurotransmitters

> astrocyten produceren neutrophines

beroemde neurotrophine: NGF (Nerve Growth Factor)

25
Q

wat is neurogenesis?

A

neurogenesis: geboorte van neuronen

> generatie van neuronen uit neurale stem en progenitor cellen

26
Q

effect van tactiele stimulatie bij dieren?

A

> stimuleert neurotrofische factoren

> stimuleert acetylcholine ( activatie cortex) - daardoor zeer gunstig effect op synaptogenesis