Interventies/technieken met onderdelen Flashcards

(42 cards)

1
Q

4/5G schema

A

Gebeurtenis > Gedachte > Gevoel > Gedrag > Gevolgen (+S+, +S- etc, onderdeel van FA/gedragstherapie), gevolgen hebben weer invloed op gedachten

In college staan gedachten en gevoel andersom, omdat men zich vaak eerder bewust is van het gevoel dan van de gedachte die door de gebeurtenis komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ABC schema

A

Manier om cognities op te sporen.
A = Activating event
B = Belief
C = Consequence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Exposure beschrijving

A
  • Passief vermijdingsgedrag doorbreken door angstige situatie op te zoeken (fobie)
  • Falsificeren van disfunctionele verwachting
  • Sequentiële relatie falsificeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Responspreventie beschrijving

A

Actieve vermijding blokkeren door het blokkeren van veiligheidsgedrag (dwang)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cue exposure beschrijving

A

Bij appetitieve stimuli, blootstelling aan CR (drug/eten etc) en voorkomen van respons (R) (verslaving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Registratie kan bij:

A

Vermoeidheid, eetgedrag, stemming, pijn, dwanghandelingen, angst, sociale activiteiten, karakterveranderingen, zelfzorg gedrag, stress, cognitieve problemen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pannetjes model

A

Onderdeel van emotie-regulatie training: voorkomen dat je pannetje overkookt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Applied tension training

A

Bij mensen die flauwvallen, heeft als doel om bloeddruk verlaging die optreed bij het zien van een angstige stimulus, op te vangen. Is een voorbereiding voorafgaand aan exposure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Angst hiërarchie

A

Onderdeel van exposure in vivo, lader van 0 (helemaal niet bang) tot 100 (heel erg bang). Eerst samen invullen, dan de exposure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

4W systeem

A

Wie, wat, waar, wanneer (bij patiënt met geheugenproblemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandelingen bij iemand met cognitieve problemen

A

Psycho-educatie (zowel patiënt als partner, ook activeren en stimuleren), omgevingscontrole, conditionering, cognitieve functietraining (route naar toilet oefenen), compensatie/strategietraining (domein specifieke verbetering, bijvoorbeeld met 4W systeem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie vormen van registreren

A
  1. Frequentie/tijdsduur registratie, totalen kunnen bij de volgende therapiesessie in een grafiek worden gezet (bij specifieke probleemgedragingen)
  2. Vóórkomen en bezinning: naast registratie ook vragen naar gedragsalternatieven, of iemand deze toepast en wat het effect is van deze alternatieven (probleem in coping)
  3. Gedachterapport: naast registratie op zoek gaan naar de belangrijkste automatische negatieve gedachte (BANG, door middel van neerwaartse pijl techniek) en vormen van de evenwichtige, nieuwe gedachte - ENG (probleem bij betekenisverlening). Geloofwaardigheid BANG laten afnemen en ENG laten toenemen door intellectuele twijfel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderdelen vóórkomen en bezinning

A
  1. Weergeven: probleemgedrag, context en gevolgen
  2. Bezinning: weer registratie van probleemgedrag, maar nu ook tijdens het gedrag nadenken of je tevreden bent over dit gedrag en wat een alternatieve gedraging kan zijn
  3. Patiënt alternatieve gedragingen laten registreren. Als deze niet worden uitgevoerd, navragen waarom niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interoceptieve exposure

A

Als de CS lichamelijke gewaarwordingen zijn, zoals bij een paniekstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Alternatieven voor EMDR bij trauma

A

NET: narratieve exposure therapie
BEPP: beknopte electische psychotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

COMET training

A

Zelfbeeld te verbeteren door kennis over positieve eigenschappen te bekrachtigen, zodat de kracht van de disfunctionele US/UR afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Stressdagboek

A

Registreren van stress: welke stress signalen, wat de ernst hiervan is en wat de aanleiding is.

18
Q

Onderdelen stressmanagement

A

Bewustwording van stressoren, aanleren van ontspanningstechnieken, probleemoplossing, versterken van sociale vaardigheden en veranderen ongezonde leefgewoonten.

19
Q

Rozijnoefening (ACT)

A

Patiënt neemt rozijn bewust waar alsof hij nog nooit een rozijn heeft gezien. Alle gedachten over rozijn accepteren, ook gedachten over de therapie zelf. Zien, ruiken, proeven etc.

20
Q

Body scan (ACT, EMDR)

A

Focussen wat er in het lichaam gebeurd

21
Q

Ademhalingsoefeningen (MBCT)

A

Kunnen worden ingezet om rondzwevende aandacht op herkenbaar punt te richten, waardoor men zich beter kan concentreren op wat er gebeurd in het hier en nu.

22
Q

Gedachtenrapport

A

Onderdeel van CGT, wordt uitgevoerd bij disfunctionele, REFERENTIËLE betekenisverlening.

23
Q

Taartdiagram

A

Maken bij verantwoordelijkheid/schuld. Alle mensen/instanties die iets te maken hebben met bepaalde situatie allemaal een portie van de taart/schuld geven en kijken hoeveel er over blijft (is vaak kleiner dan de persoon had gedacht)

24
Q

Meerdimensionaal evalueren

A
  1. Patiënt maakt een lijst van eigenschappen van een bepaalde competentie (wat doet een goede moeder/werknemer).
  2. Patiënt scoort zichzelf en twee referentiepersonen (één die beter is dan de patiënt en één die slechter is dan de patiënt in een bepaalde competentie) op deze lijst met eigenschappen
  3. Berekenen van gemiddelde per persoon (zichzelf en de twee referentiepersonen): hoogste gaat omlaag en laagste én patiënt liggen hoger dan patiënt had gedacht

Heeft te maken met de aandachtsbias.

25
Reattributiemodel
CGT bij pijn. 1. Explorerende fase: door middel van een SCEGS (ONTHOUDEN) analyse, vraagt somatiek, cognities, emoties, gedrag en sociaal gebied uit. 2. Informerende fase: psycholoog geeft een begrijpelijk verklaringsmodel voor de klachten (BPS gevolgenmodel) 3. Plan maken: hoe kunnen we de cirkel (over/onderactivatie) doorbreken? Iemand moet bereid zijn om te veranderen. Hulpvraag, vermijd polarisatie somatisch/psychisch, besef naar streven van afname klachten begrijpelijk is maar niet helpt bij chronische pijn. Doel =beter functioneren, ondanks de pijn, waardoor men betere QoL krijgt.
26
Voorkomen van terugval
E-health
27
Gevolgenmodel
Lichamelijke klachten (aard, lokalisatie, kwaliteit, intensiteit, frequentie, verloop, verklaard of onverklaard), leidt tot Ideëen over klachten (over de oorzaak heet IO, disfunctionele automatische gedachten, betekenis van klacht voor de persoon), leidt tot - Cognitief/emotionele gedachten (3 B's - boos, bang, bedroefd). Drie groepen: catastrofaal/angstig (ik ga dood), niet-accepterend (ik wil dit niet) of defaitistisch/somber (het komt niet meer goed) - Gedragsmatige gevolgen: overt = zichtbaar, covert = niet zichtbaar - Lichamelijke gevolgen: lichamelijke reacties (meer bij de klachten) of lichamelijke gevolgen (komen na de lichamelijke reacties). - Sociale gevolgen (deze niet aanpakken, ook al heeft men hier vaak het meest last van, eerst de aspecten aanpakken die dichtbij iemand staan) Maak vervolgens cirkel in gevolgenmodel van instandhoudende factoren. Drie cirkels: catastroferend, niet-accepterend of defaitistisch/somber.
28
Jacobson-methode
Spiergroepen laten aanspannen en vervolgens weer los te laten. Daarna wordt geleerd de spieren direct los te laten, zonder ze aan te spannen zodat zij die spiergroepen voortaan beter kunnen ontspannen. Toepassing bijvoorbeeld bij hoofdpijn of buikpijn.
29
Disfunctionele cognities uitdagen
Hoeveel % overtuigd ben je hiervan? Waarom geen 100%? Wat is een andere verklaring? Hoe zou een goede vriend van jou hier tegenaan kijken?
30
Doorbreken vicieuze cirkel
Disfunctionele cognities uitdagen, andere coping inzetten en/of gedragsexperiment
31
Fasen gedragstherapeutisch proces
1. Diagnostische fase: kennismaking, probleeminventarisatie, oorzakelijke factor maar vooral instandhoudende factoren, formuleren hulpvraag, behandeldoelen en het opstellen van een behandelplan. Zowel classificerende (DSM) als verklarende diagnostiek (HT, BA, FA). 2. Advies- of interventiefase: uitvoeren behandelplan, geef tijdslimieten. 3. Afsluitingsfase: evalueren en eventueel doorverwijzen.
32
Desensitisation EMDR
Angstreductie
33
Reprocessing EMDR
Spontane verandering in betekenisverlening
34
Cue exposure en exposure
Vermijdingsgedrag aanpakken (passieve vermijding)
35
Respons preventie
Veiligheidsgedrag aanpakken (actieve vermijding)
36
Rationale gedachtenrapport
Rationale: het leren onderscheiden van gebeurtenis, gedachte, gevoel en gedrag en het toetsen van de gedachte waar de negatieve emotie aan gekoppeld is
37
Uitleg cognitieve therapie
Doorbreken van gedachtengang, niet door positief te leren denken, maar door informatie van alle kanten te bekijken om zo disfunctionele gedachten uit te dagen
38
G-schema
1. Gebeurtenis: feiten 2. Gevoel: 4 B's (van 0-100) 3. Automatische gedachte: welke gedachte is het meest gekoppeld aan de angst (BANG) 4. Gedrag: objectief Aan de hand van het voorbeeld van de kat en de inbreker laat je zien hoe anders iemand zich kan voelen en gedragen aan de hand van een andere interpretatie.
39
Voorbeelden gedragsexperimenten
Rust inlassen, emoties laten zien, fysieke activiteit opbouwen
40
Wanneer meervoudig evalueren
Basale assumpties (over zichzelf of anderen), zoals zwart-wit denken, ééndimensionaal of ongenuanceerd
41
Algemene kenmerken exposure
- Minimaal matig angstniveau - Voorkeur voor gradueel - Enigszins controle over situatie - Oefenen, generaliseren
42
Voorbereiding exposure
Waar is persoon bang voor, gradueel en gecontroleerde blootstelling (eerst foto's etc), maken van angst hiërarchie