Kaders van Staveren Flashcards

(12 cards)

1
Q

Vier ‘watjes’ voor het exploreren van de hulpvraag

A

WAT is er volgens u aan de hand?
WAT maakt dat u nu komt?
WAT moet er volgens u nu gebeuren?
WAT kan ik doen om u daarbij te helpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer open vragen

A

Bij het invoegen en opbouwen van de relatie, bij het exploreren van de hulpvraag, bij concretiseren, bij het informeren, bij het adviseren en bij gezamenlijke besluitvorming

Beginnen met open vragen! Vragen goed afwisselen met reflectief luisteren, op één open vraag twee gesloten vragen stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer gesloten vragen

A

Nagaan van persoonsgegevens, bij het regie houden en structureren van het gesprek bij het afnemen van de speciële anamnese, bij het snel diagnosticeren van een medische urgentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Socratisch uitvragen

A

Wat bedoel je precies, wat is daar zo erg aan, wat pleit voor en wat tegen, heb ik het goed begrepen dat …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Techniek van schaalvragen stellen

A
  1. Introduceer eventueel eerst de schaalvraag: ‘Stelt u zich eens een schaal voor van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor de meest ongewenste situatie en 10 voor de meest gewenste situatie’
  2. Vraag de patiënt waar op de schaal de patiënt zich nu bevindt.
  3. Focus op wat al heeft gewerkt: vraag de patiënt wat hij heeft gedaan om van 0 naar dit getal te komen.
  4. Vraag naar eerdere successen en uitzonderingen: wat is het hoogste getal waarop de patiënt recentelijk heeft gestaan? Wat werkte toen goed?
  5. Vraag hoe het eruit ziet op de hogere posities, wat zou er anders zijn?
  6. Vraag de patiënt hoe hij nu een stapje vooruit kan zetten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vaardigheden voor omgang met weerstand

A

Weerstand herkennen: verzet of tegenstand, maar ook verschil in doel.
Patiëntgericht inspelen op onderliggende behoeften: geruststelling (duidelijkheid bieden), erkenning (erkenning geven), controle (gelijkwaardigheid nastreven en controle delen), veiligheid en steun
Positief formuleren
Judotechniek: pas verwachtingen omgekeerd evenredig aan aan die van de patiënt, draai de rollen om, neem het ja-maar over
Attributie: uitgaan van een aanname
Confronteren
Een experiment voorstellen
Indirecte suggesties: misschien, het zou kunnen dat…
Benadrukken van keuzevrijheid en autonomie
Drie-keuzes optie: minder gaan doen, meer gaan doen of hetzelfde doorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kernkwadranten van Ofman

A

Linksboven: kernkwaliteit
Rechtsboven: valkuil (doorschieten kernkwaliteit)
Rechtsonder: uitdaging (positief tegenovergesteld aan valkuil)
Linksonder: allergie (doorschieten van uitdaging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Roos van Leary

A
Boven, onder, samen, tegen. 
Boven: concurrerend, leidend 
Onder: volgend, teruggetrokken 
Samen: helpend, meewerkend
Tegen: aanvallend, opstandig

Goed om dezelfde rol als de patiënt aan te nemen, als je een tegenovergestelde rol inneemt kan er een lastige interactie plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reddingsdriehoek

A

Aanklager: boos
Redder: triomf
Slachtoffer: somberheid

Vaak gaat arts tegenovergesteld aan de patiënt zijn rol innemen. Ook de expertrol werkt niet altijd, het is beter om deze te vermijden en neutrale empathie uit te stralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vaardigheden claimend gedrag

A

Er een schepje bovenop doen, de expertpositie vermijden, positief herformuleren, houvast bieden en structureren, vaste afspraak maken, stoppen met ineffectief geruststellen en nee zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opbouw slecht nieuws gesprek

A
  1. Voorbereiden: (½ punt bij één juist aspect, 1 punt bij 2-3 juiste aspecten, 1 ½ punten bij 4-5 juiste aspecten)
    - Zorg dat naaste bij uitslaggesprek aanwezig is
    - Plan voldoende tijd voor de afspraak in/zorg dat er niet gestoord kan worden
    - Van tevoren precies weten wat je pt/naaste wilt gaan vertellen
    - Bereid je voor op de mogelijke reacties van pt/naaste
    - Zorg dat je alle informatie bij de hand hebt (bijv. resultaten onderzoek, info over evt. professionele ondersteuning)
  2. Kort inleiden
    - wat weet de pt al (½ punt)
    - wat wil de pt weten (½ punt)
  3. De mededeling brengen
    - niet te lang wachten met de mededeling (½ punt)
    - slechte nieuws kort aankondigen (“markeren”) (½ punt)
    - richt je vooral op het belangrijkste voor nu (½ punt)
  4. Ruimte geven
    - in eerste instantie niet direct ingaan op vragen (½ punt), maar luisteren/erkenning geven (½ punt)
  5. Aanvullend informeren zodra pt weer in staat is te luisteren
    - Informeren waar pt/naaste informatie over wil (½ punt)
    - Korte toelichting/uitleg onderzoek (½ punt)
  6. Plannen en steunen
    - Het verdere traject gezamenlijk maken (bijv. “Wat we kunnen doen, is het volgende”) / vervolgtraject bespreken (½ punt)
    - Hoop/perspectief bieden op een realistische manier (½ punt)
  7. Afronden
    - Controleren wat pt/naaste van gesprek heeft begrepen/onthouden (½ punt)
    - Pt laten weten wat te doen bij verdere vragen (½ punt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vaardigheden boosheid en agressie

A

Omgaan met agressie, grenzen stellen (duidelijk maken dat je iets niet accepteert - ik wordt bang, dan kan ik je niet helpen), onderbieden (competenties patiënt benadrukken en eigen beperkingen noemen), ik- en wij-boodschap geven, laten ventileren-erkennen-toetsen aan realiteit, empathie tonen, cognitief afleiden, nee zeggen en feedback geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly