LE15: Bekkens en grootschalige sedimentaire patronen Flashcards

1
Q

Door welke krachten wordt erosie verplaatst?

A

Het sediment, dus los materiaal, wordt door het medium wind, water, ijs en/of zwaartekracht neergelegd zodra dit medium te weinig kracht heeft om het verder te transporteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren zouden de ‘levensduur’ van een sedimentatiebekken bepalen?

A

Zolang er sediment wordt aangevoerd, gaat afzetting door totdat het bekken is gevuld. Het is van een aantal factoren afhankelijk hoe lang het duurt voordat een bekken vol is. De hoeveelheid aangevoerd sediment is natuurlijk van belang, maar ook de grootte en diepte van het bekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van een sedimenetaire bekken?

A
  • Het grote horizontale afmetingen heeft, dat wil zeggen dat het bekken minimaal enkele honderden vierkante kilometers bedekt;

– Er tenminste enkele tientallen meters dikke pakketten sediment in kunnen accumuleren;

– Het een levensduur heeft van tenminste enkele duizenden jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kratonische bekkens en waarom onderscheiden we deze van andere bekkens?

A

Een kraton is een deel van de continentale korst dat weinig of niet geplooid is (tektonisch stabiel). De kratonische bekkens bevinden zich in depressies (laagten) op de continentale korst en zijn niet ontstaan door tektonische bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Continentranden of continentale marges kunnen we onderverdelen in:

A
  • De passieve continentale marge, waarbij de oceanische lithosfeer en de continentale lithosfeer deel uitmaken van één en dezelfde plaat;

– De actieve continentale marge, waarbij oceanische en continentale lithosfeer ten opzichte van elkaar bewegen en dus per definitie door een plaatgrens gescheiden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen een actieve continentale marges in beperkte zin en de transforme marges?

A

De actieve continentmarge in beperkte zin wordt ook convergente marge genoemd. Hierbij behoort het continent tot een andere lithosfeerplaat dan de oceaan, terwijl de oceanische plaat onder de continentale plaat schuift. (subductie)

Bij een transforme marge schuiven oceanische en continentale platen in horizontale zin langs elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt de overgang van land naar oceaan bij een passieve continetale mareg?

A

Passieve continentale marges hebben een relatief breed continentaal plat en een minder steile continentale helling. Aan de voet van de helling ligt dan een minder steil gedeelte dat de echte overgang vormt naar de diepzee. Dit noemen we de continentale voet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaan over het algemeen passieve continentranden?

A

Passieve continentranden ontstaan door het opbreken van een continentale plaat. Dit gebeurt meestal in oude zwaktezones, bijvoorbeeld als gevolg van eerdere breukvorming. Ook de geringe dikte van de continentale lithosfeer kan een oorzaak zijn van het opbreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit wat er in de volgende 4 afbeeldingen gebeurd, stap voor stap.

A
  • De eerste fase, is er sprake van opheffing boven een omhoog gerichte convectiestroom.
  • De tweede fase spreken we van ‹rifting›: er is een breuk (Engels: rift) ontstaan.
  • De derde fase speelt het proces ‘seafloor spreading’ een grote rol. De continenten drijven uit elkaar, waardoor een oceaan met een oceanische korst ontstaat.
  • De vierde en laatste fase is er in de oceaan een centraal bekken ontstaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er bij assymetrische rifting?

A

De breuk is hier niet verticaal. Door de rekspanning in de continentale lithosfeerplaat ontstaat juist een zwak hellende en zelfs gedeeltelijk horizontaal verlopende breuk(zone).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zal er na verloop van tijd gebeuren bij een assymetrische rift zoals in de figuur staat afgebeeld?

A

Onder- en bovenplaat worden gescheiden door de dikke blauwe lijn van de fault. Bij het verder uiteenschuiven en uitrekken van de continentale lithosfeer zal de asthenosfeer doorbreken. Hierdoor ontstaat een MOR en zal er ‘normale’ seafloor spreading optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt de warmte van een MOR afgevoerd?

A

Dit gebeurt door directe koeling aan het zeewater en via hydrothermale systemen in de oceanische korst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemen we de ‘‘zij-armen’’ van marges en slenken?

A

Deze zijarmen noemen we aulacogenen. Het zijn dus bekkens waar wel rifting heeft plaatsgevonden, maar die zich niet tot een zelfstandige oceaan hebben ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor taak vervult een aulacogeen? (zij-arm)

A

Ze vormen depressies, waarin grote hoeveelheden sediment kunnen accumuleren. Ze zijn dan ook een belangrijk drainagesystemen voor het achterland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe onstaan black shales in bekkens?

A

Door de slechte ventilatie in een bekken wordt versterkt door slecht circulerend, zwaar, hypersalien bodemwater. Dit leidt tot zuurstofarme en zuurstofloze bodemcondities, die de accumulatie van zogenaamde anoxische sedimenten bevorderen. Dit zijn sedimenten die worden afgezet in een zuurstofloze omgeving, bijvoorbeeld de zwarte kleien (Engels: black shales)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Figuur 15.8 laat een aantal geologische factoren zien die de vaak complexe sedimentatiepatronen in de continentale marges en riftzones kunnen beïnvloeden. Benoem een aantal van deze processen.

A

factoren a, b en c vallen onder het begrip breuktektoniek. Factor a is het ontstaan van horsten (langs een breuk omhoog geschoven deel van de aardkorst) en slenken (langs een breuk omlaag geschoven deel van de aardkorst). Bij b schuiven delen van de aardkorst langs breuklijnen omlaag, terwijl bij c er juist een opgaande beweging is.

Bij d is sprake van plooiing als gevolg van laterale druk.

Bij e is er een relatieve opheffing doordat de sedimenten verschillend samengedrukt worden. Dit heet de differentiële compactie van sediment.

Bij f treedt door deze verschillen in compactie juist een relatieve daling op.

Bij g is sprake van riftvorming; bij h van vulkanische intrusies en bij i van halokinese, ofwel de vervorming door zoutlagen.

17
Q

Wat voor factoren (groepen) spelen naast geologieische een rol in sedimentatie patronen?

A

– fysische factoren (golven, stromingen, eb en vloed, temperatuur)

– chemische factoren (chemische neerslag, zoutgehalte)

– biologische factoren (biochemische neerslag, voedingsstoffen)

– geografische factoren (topografie, klimaat/geografische breedte).

18
Q

Hoe gedraagt zout zich onder druk?

A

Zout heeft de eigenschap dat het, onder druk geplaatst, gaat vloeien. Dit gebeurt bijvoorbeeld als dikke steenzoutpakketten worden bedekt door andere sedimenten

19
Q

Waaruit is het subductiecomplex (gestuwde sedimentaire wig) uit opgebouwd?

A

Het bestaat voornamelijk uit diepzeeafzettingen, die door de onderschuivende oceanische plaat van de zeebodem zijn geschraapt en vervolgens tegen de continentale plaat zijn opgestuwd. Sommige delen van dit pakket zijn zo hoog opgestuwd dat de bovenste delen boven het zeeniveau uitsteken

20
Q

In welke opvolgende gedeeltes kunnen we de overgang van oceaan naar land indelen bij een eilandboog type subductie-zone?

A

Van de gestuwde sedimentaire wig gaat het over naar de fore-arc, en dan naar de back-arc.

21
Q

Hoe kan het dat de diep zee trog bij subductie zones niet gevuld worden met sediment?

A

Het van het continent afkomstige sediment wordt ingevangen in de fore-arc en back-arc bekkens en bereikt dus niet de trog. Deze is en blijft dus zeer diep.

22
Q

Waarom vinden er meer aardbevingen plaats bij het cordillera type?

A

Tevens duikt bij het Cordilleratype de subducerende oceanische plaat met een kleinere hoek (tot 30 graden) de mantel in. Hierdoor is er meer contact en dus meer wrijving tussen de overriding plate en de subducerende slab.

23
Q

Wanneer spreken we van anatexis.

A

Door de verschuiving ontstaat wrijvingswarmte. Hierdoor kan diep in de continentale schuifzones regionale metamorfose optreden en kunnen zelfs gesteenten opsmelten

24
Q

Wat gebeurt er bij een pull-apart bekken?

A

Dit zijn zijschuivingen langs gebogen (breuk)vlakken.

In situatie b van figuur 15.14 schuiven de blokken juist naar elkaar toe. Let op: situaties a en b staan geheel los van elkaar. Situatie b volgt dus niet op situatie a! Door de compressie ontstaan deformaties, zoals verplooiingen en overschuivingen. Figuur 15.14, onderdeel c is een driedimensionaal blokdiagram ter verduidelijking van de in b weergegeven situatie.

25
Q

Hoe kunnen we herkennen dat er vroeger een oceaan tussen twee continenten inzat?

A

Door het voorkomen van ofioliet.

26
Q

Hoe kunnen we het orogeen verklaren van twee continenten met een oceaan ertussen?

A

Orogenen of plooiingsgebergten kunnen we zien als het eindresultaat of de voltooiing van het subductieproces: nadat alle oceanische lithosfeer tussen twee naar elkaar toebewegende continenten is gesubduceerd, ‘botst’ de continentale lithosfeer van het ene continent tegen die van het andere continent.

27
Q

Wat voor soort afzettingen zullen er voorkomen in kratonische bekkens?

A

De sedimenten in kratonische bekkens bestaan vaak uit zoetwaterafzettingen: fluviatiele (rivier), lacustriene (meer) en eolische (wind) sedimenten. Maar het kunnen ook ondiep-mariene (zee) sedimenten zijn.

28
Q

Waarom is het gemiddelde voor de continenten zoveel lager dan de gemiddelde hoogte van het landoppervlak?

A

Het continent houdt niet op bij de kustlijn omdat het continentale plat (shelf sea) er ook bij hoort. Dit onder zee gelegen deel van het continent drukt natuurlijk de gemiddelde waarde.

29
Q

Wat heeft subductie van de oceanen tot gevolg op de continenten?

A

Subductie van oceanische lithosfeer in een actieve of Pacifische continentale marge tussen twee continenten heeft tot gevolg dat de randen van de continenten elkaar naderen en dat de tussenliggende oceaan alsmaar kleiner wordt.