LE18: Tijd en geologie Flashcards

1
Q

Wat wordt bedoeld met het actualiteits principe als we het hebben over de geologische geschiedenis?

A

Dit principe gaat er vanuit dat de kennis van de huidige processen in en op de aarde ook kan worden toegepast op het geologische verleden. ‘Het heden is de sleutel tot het verleden.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat beschrijven de wetten van Steno?

A

De relatieve ouderdom van lagen en laagpakketten wordt bepaald aan de hand van onderlinge ruimtelijke relaties. Deze zijn gebaseerd op de wetten van Steno, drie principes over de volgorde van gesteentelagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat beschrijft het principe van superpositie?

A

Het principe van de superpositie houdt in dat bij een opeenvolging van lagen afzettingsgesteenten de onderste laag de oudste en de bovenste laag de jongste is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt het principe van oorspronkelijke horizontaliteit in?

A

Het principe van de oorspronkelijke horizontaliteit houdt in dat de geaccumuleerde afzettingen oorspronkelijk (sub)horizontaal hebben gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat beschrijft het principe van orginele continuiteit?

A

Het principe van de oorspronkelijke continuïteit houdt in dat een laag ten tijde van afzetting in alle richtingen is uitgebreid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gelden de weteen van Steno ook voor stollingsgesteente?

A

De wetten van Steno gelden niet voor stollingsgesteenten omdat hun genese duidelijk anders dan de genese van (niet-vulkanische) sedimentgesteenten. Maar ook bij stollingsgesteenten kunnen ruimtelijke relaties wijzen op relatieve tijdsrelaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kunnen we 2 gangen van stollingsgesteente relatief dateren?

A

Als een gang van stollingsgesteente door een andere laag loopt, dan is de andere laag ouder dan het stollingsgesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kunnen metamorfe gesteente aanwijzingen verschaffen voor de tijdsschaal?

A

In een gebied met metamorfe gesteenten heeft de metamorfose namelijk altijd later plaatsgevonden dan de vorming van het oorspronkelijke gesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar hangt de nauwkeurigheid vanaf als we een gesteentelaag willen plaatsen in de tijd op basis van fossielen?

A

Hoe korter de dieren- of plantensoort heeft bestaan, hoe preciezer de afzetting te dateren is. Het voorkomen van (een combinatie van) bepaalde fossielen in een afzetting biedt tevens de mogelijkheid om afzettingen geologisch aan elkaar te koppelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer spreken we van facies?

A

Hiermee wordt een omstandigheid bedoeld, waarin een bepaald type gesteente wordt gevormd. Een verandering van de afzetting (of algemeen: het gesteente) komt dan niet door het moment van afzetting, maar door gelijktijdige verschillende omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er zijn een atal verschillende sedimentaire milieus te onderscheiden. Waar zijn deze opgebasseerd?

A

Op het aardoppervlak wordt een aantal sedimentaire milieus onderscheiden. Deze verschillen onderling in fysisch, chemisch en biologisch opzicht. Als voorbeelden kunnen we noemen woestijn, rivierdal, strand, delta en diepzee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de textuur van een gesteente?

A

De textuur is het totaal van kleinschalige kenmerken van het gesteente, zoals de korrelgrootte, de afrondingsgraad, de samenstelling, de stapeling van de korrels, het ‘cement’ tussen de korrels, enzovoorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen de structuur en de textuur?

A

Feitelijk geeft de textuur de relatie aan tussen de afzonderlijke korrels. Dit is in tegenstelling tot de ‘structuur’. Die geeft juist de relaties tussen grotere eenheden aan, dus de relatie tussen groepen van korrels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer hebben we het over een formatie?

A

De formatie is de formele eenheid van de lithostratigrafie, zoals bijvoorbeeld de soort in het biologische classificatiesysteem. Een formatie mag wel, maar hoeft niet, uit één type gesteente te bestaan. Als kenmerken van formaties worden vaak de laagdikte, fossielinhoud en samenstelling gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hebben formaties alleen een dikte (verticale) component?

A

Nee, ze onderscheiden zich ook vaak met een latterale (horizontale) component.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer spreken we vaan een regressie en wanneer van een transgressie?

A

We noemen deze zeewaartse verschuiving een regressie. Dit is het tegengestelde van een transgressie, als de kustlijn in de richting van het land verschuift.

17
Q

Wanneer noemen we de grenzen tussen gesteentes diachroon?

A

Dergelijke ‘scheef door de tijd’ lopende grenzen èn de formaties die ze begrenzen, worden diachroon genoemd.

Grenzen tussen opeenvolgende formaties mogen in laterale richting niet zonder meer als tijdgrenzen worden opgevat. Vooral bij naast elkaar gelegen sedimentatiemilieus lopen de formatiegrenzen in laterale richting vaak ‘scheef door de tijd’.

18
Q

Wanneer kan een fossiel een gids-fosiel zijn?

A

Een groep fossielen kan slechts gidsfossiel (marker) zijn, als aan een aantal voorwaarden is voldaan.

19
Q

Welke 3 criteria worden er gebruikt om biostratigrafische zones te onderscheiden?

A

1 de totale range van een soort corresponderend met de totale levensduur van dé soort (range-zone)

2 de overlapping van verschillende ranges van twee of meer soorten

3 het eerste voorkomen van een soort (of hogere taxonomische eenheid).

20
Q

Wat gebruiken we als we gesteente dateren doormiddel van chronostratigrafie?

A

De chronostratigrafie maakt gebruik van relatieve tijd als maatstaf

21
Q

Wat is het voordeel van de chronosratigrafie?

A

De chronostratigrafische indeling van de sedimentgesteenten is belangrijk om een verband te kunnen leggen tussen de (sedimentaire) gesteenten enerzijds en de geologische tijdschaal anderzijds. De chronostratigrafie plaatst de gesteenten in opeenvolging van tijd. Hiermee worden direct ook hun ontstaansprocessen en –omstandigheden in een tijdsvolgorde geplaatst

22
Q

In welke 3 hoofd era’s kunnen we de geologische tijdsschaal indelen?

A

Het Paleozoicum, Mesozoicum en Kenozoicum.

Oud, middel en modern dierenleven.

23
Q

Hoe worden het Paleozoicum, Mesozoicum en Kenozoicum samen genoemd, en wat onderscheidt deze van de periode ervoor?

A

Ze worden te samen het Phanerozoicum genoemd.

Het onderscheid wordt gebasseerd op het voorkomen van fossiele levensvormen.