LE8: De oceaanbodem Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er als er een plaatbeweging van een MOR af plaatsvindt met de temperatuur van het oceaanwater?

A

Er wordt warmte afgestaan aan de oceaanbodem doordat de lithosfeer zich verwijdert van het warmegebied onder de rug.

Vervolgens daalt hierdoor de temperatuur boven in de asthenosfeer , waardoor de top geleidelijk over gaat in lithosfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe definieren we de ouderdom van de oceanische lithosfeer?

A

Hieronder wordt het betreffende deel van de lithosfeer bedoelt dat uit de mantel omhoog is gekomen en is gestold.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke dateringen is de geomagetische tijdsschaal opgebouwd?

A

Uit anamolieen uit de zeebodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is ouderdomsbepaling van seafloorspreading fundamenteel voor de plaatektoniek?

A

Omdat seafloor spreading direct samenhangt met het bewegen van de continenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke 3 lagen kunnen we de oceanische korst indelen?

Bij seismische gegevens zijn er 4 lagen te onderscheiden hoe kan dit?

A
  • Sedimenten
  • Kussenlava’s
  • Intrusies en gabbro

De vierde laag bevindt zich onder Moho dit geeft de overgang van korst en mantel aan. Deze laag is dus offcieel geen onderdeel van de korst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor ontstaat kussenlava?

A

De specifieke kussenvorm ontstaat door afkoeling in zeewater van het uitvloeiiende gesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee verschillende coninentale marges onderscheiden we?

A

Actieve en passieve continentale marges.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat verstaan we onder een mathematisch/ fysisch model van een proces?

A

Een gesimplificeerde voorstelling van de werkelijkheid, waarbij gebruik gemaakt wordt van mathematische concepten en/ of symbolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een model is per definitie geen volledige representatie van de werkelijkheid , waarom kan deze dan vaak toch toegepast worden?

A

Omdat het model de onderdelen van de werkelijkheid representeert die in de context van de analyse of het onderzoek van belang zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de geotherm?

A

De geotherm of geothermische gradiënt is de toename van de temperatuur met de diepte in de Aarde of ondergrond. Deze gradiënt ligt in de aardkorst normaal gesproken tussen de 15 en 30 °C per kilometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er met de geotherm als deze verder verwijdert ligt van een MOR?

A

Dan begint deze af te vlakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vindt de temperatuursverandering plaats inde volgende vergelijking?

A

Door middel van geleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij het grenslaag model?

A

het mantelmateriaal komt omhoog onder de spreidende ruggen en beweegt symmetrisch van de rug af. Door het contact met het koude oceaanwater koelt de grenslaag af, waarbij het warmtetransport plaatsvindt door middel van geleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De temperatuurverdeling in het grenslaagmodel is gelijk aan die in materie met de geometrie van een halfruimte. Wat is een halfruimte?

A

Een halfruimte is een oneindige ruimte, die aan één kant begrensd wordt door een plat vlak. Een dergelijke halfruimte wordt benaderd door een zeer diepe bak met een zeer groot oppervlak, zodat randeffecten zowel aan de zijkanten als de bodem verwaarloosbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de variabelen in een model?

A

Een of meer grootheden die veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat geeft het minteken in de warmtestroom vergelijking aan?

A

Dit geeft aan dat de warmte stroomt in de richting waarin de temperatuur afneemt.

17
Q

Op welke tijdsperiode is de afwijking het groots voor zowel het grneslaag model als het plaatmodel?

A

De grootste afwijking treed op in de oceanische korst die jonger is dan 60x106 jaar. Hier zijn de werkelijk gemeten waarde van de warmtestroom duidelijk lager dan de theoretische waarden.

18
Q

Wat kunnen we uit volgende afbeelding concluderen?

A

Dat de dikte van de oceanische lithosfeer toeneemt met de ouderdom en dus met de afstand tot de MOR.

19
Q

Hoe werkt het principe van isostasie op de topografie van de continentenen oceanen?

A

Basis van het principe van isostasie. Hierbij werd een gemiddelde waarde voor de diepte van oceanen vergeleken met een gemiddelde waarde voor continenten. Verschillen in dichtheid van de gesteenten boven de compensatiediepte leiden tot verschillen in topografie

20
Q

Waar gaat het comprismodel vanuit als we het grneslaag en plaat model samen nemen?

A

De goede eigenschappen van de twee modellen worden gecombineerd door een grenslaagmodel te nemen waarin warmteproductie of warmteaanvoer geïncorporeerd wordt. Dit kan gedaan worden door aan te nemen dat de basis van de lithosfeer overeenkomt met een isotherm, dus een lijn die punten verbindt met gelijke temperatuur

21
Q

Beschouw het grenslaagmodel met warmtestroom Q aan de basis van de lithosfeer. De waarde van Q die het juiste (geobserveerde) patroon van de oceaandiepte geeft, noemen we Qo. Deze waarde Qo. is ongeveer
25 m W m–2).

Neem vervolgens de situatie dat de oceanische lithosfeer, na enkele tientallen miljoenen jaren afgekoeld te zijn volgens het grenslaagmodel, over een abnormaal warme bovenmantel beweegt. Door deze warme bovenmantel is de warmtestroom aan de basis groter dan de standaardwaarde Qo.

Beredeneer wat hiervan het effect is voor de diepte van de oceaanbodem.

A

Als de warmtestroom Q aan de basis groter is dan Qo, betekent dit in ieder geval dat de afkoeling van de lithosfeer ‘tegengewerkt’ wordt.

Dit kan, afhankelijk van de waarde van Qo resulteren in:

langzamer afkoelen dan in het normale geval (zoals weergegeven in figuur 8.15), of

als Q zoveel groter is dan Qo dat de lithosfeer er zelfs weer door opwarmt, de diepte van de oceaanbodem weer afneemt (door uitzetting en verlaging van de dichtheid)