les 4 Flashcards

(10 cards)

1
Q

incidenteel leren

A

tot 7 jaar incidenteel leren
gevolg? aanpak hierop afstemmen

  • incidenteel leren: leren zonder het zelf te beseffen.
  • intentioneel leren: bvanaf 7 jaar) bewust dingen leren met de intentie om dingen te leren

kernbegrippen om te onthouden:
- uitdaging, speelsheid, actie (verwijst nr ontwikkelingskansen creëren denk ik?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ontwikkelingskansen creëren

A
  • positieve ingesteldheid van kleuter, zodat ze met plezier deelnemen
  • uitdagende situaties en materialen
  • leg de nadruk op spel en actie (ervaren, ontdekken, doen, nabootsen…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

van doen naar denken

A
  • uitgangspunten: spel - actie - ontdekken
  • leerlijn:
    materieel handelen -> verbaal handelen -> mentaal handelen (eerst materiaal geven dan vertellen wat je aan het doen bent, dit evolueert verder tot handelingen in gedachten kunnen uitvoeren)
  • voorwaarde om te leren: betrokkenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

criteria voor een kwaliteitsvol spelidee

A
  1. speels karakter
    -> humor en plezier zijn belangrijk
  2. aanzetten tot intensief en actief omgaan met de werkelijkheid
    -> de wereld verkennen, onderzoeken, grijpen,… = ontdekkend leren
    -> rechtstreeks contact met de werkelijkheid verkiezen boven prenten
    -> probleemoplossend denken stimuleren
  3. innovatief en verassend
    -> Het lesidee wijkt af het traditionele en biedt iets nieuws. De activiteit bevat een onverwachte of originele invalshoek.
  4. interdisciplinair
    -> Er worden meerdere leerdomeinen geïntegreerd (bijv. taal, wiskunde, muzische, beweging…) op een vloeiende manier.
  5. out of the box materiaalgebruik
    ->De leerkracht kiest bewust voor onverwachte materialen of middelen die afwijken van het gebruikelijke lesmateriaal (bijv. werken met natuurlijke objecten, herbruikbare materialen, of digitale tools).
  6. autonomie bevorderen
    -> Het spelidee is flexibel genoeg om tijdens de uitvoering ruimte te laten voor veranderingen en improvisaties, afhankelijk van de reacties van de kleuters. (niet allemaal hetzelfde maken).
  7. divers en inclusief
    -> Het spelidee houdt rekening met verschillende culturele achtergronden, interesses en leerbehoeften van de kleuters.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leerinhouden

A

aansluiten bij de leefwereld, het ontwikkelingsniveau, doelen.

  • iets wat kleuters zelf aanbrengen
  • onderwerp uit het jaarverloop
  • iets uit de omgeving van de kleuters
  • Iets uit de sociaal-emotionele of morele leefwereld
  • iets uit de fantasie
  • iets wat kleuters kunnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ervaringskansen

A
  • ontmoeten O (rituelen zoals verjaardag)
  • zelfstandig spelen en leren ZSL (veel materiaal voorzien) wat is rol leraar??
  • begeleid exploreren en beleven BEB (zintuigen, samen met kleuters onderzoeken)
  • geleid spelen en leren GSL (bewegingsactiviteit is meestal GSL)

de leraar is steeds betrokken bij het leren maar heeft een andere rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ervaringskansen zijn evenwaardig

A
  • moeten relatief gelijkwaardig aan bod komen
  • het kiezen van EK is bepalend voor het invullen van je activiteit
    vb verhaal O = genieten en GSL = woordenschat verrijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

om aan te zetten tot handelen en de betrokkenheid te verhogen

A
  • structuur bieden om de complexe werkelijkheid overzichtelijk te maken (dagplan in de klas)
  • het stellen van grenzen
  • het maken van afspraken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

betekenisvol leren

A

wanneer je betekenis geeft aan inhouden via je aanbod zullen kinderen deze beter begrijpen en ze ervaren als nuttig en relevant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

groeperingswijze:

A
  • wisselend samengestelde groepen: de KO laat kleuters kiezen tussen een aantal (groeps)activiteite
  • potentialiteitsgroepen: kleuters bij elkaar plaatsen op basis van niveau (of intresse)
  • homogene potentialiteitsgroep: kleuters die eenzelfde ‘achterstand’ vertonen ten aanzien van die techniek.
  • heterogene potentialiteitsgroep: kleuters door ‘handigere’ kinderen te laten helpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly