Les faux amis Flashcards
(92 cards)
1
Q
een voorbeeld
A
un exemple
2
Q
een les
A
une leçon
3
Q
een les(uur)
A
un cours
4
Q
een oefening
A
un exercice
5
Q
een tekst
A
un texte
6
Q
een taal
A
une language
7
Q
een taalgebruik
A
un langage
8
Q
een groep
A
un groupe
9
Q
een huwelijk, trouw
A
un mariage
10
Q
huwen, trouwen
A
(se) marier
11
Q
ontploffen
A
exploser
12
Q
verwachten
A
attendre qqn / qqch
13
Q
verwachting
A
les attentes
14
Q
steunen
A
soutenir
15
Q
verdragen
A
supporter
16
Q
slagen
A
réussir
17
Q
opvolgen
A
succéder à
18
Q
een ontgoocheling
A
une déception
19
Q
de toekomst
A
le futur / l’avenir
20
Q
een horloge
A
une montre
21
Q
een (wand)klok
A
une horloge
22
Q
het milieu
A
l’environnement
23
Q
het (sociale) milieu
A
le milieu (social)
24
Q
de (olijf) olie
A
l’huile (d’olive)
25
de benzine
l'essence
26
vreemd
bizarre / étrange
27
zeldzaam
rare
28
vroeger
autrefois / avant
29
anders
autrement
30
gebruiken
utiliser / employer
31
verslijten
user
32
trainen
s'entraîner
33
rondhangen
traîner
34
trouwen
se marier avec qqn
35
uithuwelijken
marier
36
koken
cuisiner
37
bakken
cuire
38
(water) koken
bouillir
39
een toren
une tour
40
een ronde, wandeling
un tour
41
een band
un lien
42
een bende, strook
une bande
43
abstract
abstrait
44
abnormaal
anormal
45
comfortabel
confortable
46
financieel
financier
47
neutraal
neutre
48
perfect
parfait
49
sociaal
sociable (personnes)
50
sociaal
social (choses)
51
stabiel
stable
52
introvert
introverti
53
catastrofaal
catastrophique
54
persoonlijk
personnel
55
literair
littéraire
56
een avontuur
une aventure
57
een avonturier
un aventurier
58
een ervaring, experiment
une expérience
59
een chirurg
un chirurgien
60
een secretaris, secretaresse
un(e) secrétaire
61
een buitenlander, vreemdeling
un étranger, une étrangère
62
een student
un étudient, une étudiente
63
een inwoner, bewoner
un habitant, une habitante
64
een personage
un personnage
65
literatuur
la littérature
66
communiceren
communiquer
67
de communicatie
la communication
68
concluderen
conclure
69
een conclusie
une conclusion
70
consumeren
consommer
71
een consumptie
une consommation
72
coördineren
coordonner
73
een coördinatie
une coordination
74
corresponderen
correspondre
75
debatteren
débattre
76
een debat
un débat
77
definiëren
définir
78
een definitie
une définition
79
discussiëren
discuter
80
een discussie
une discussion
81
uitdrukken
exprimer
82
een uitdrukking
une expression
83
introduceren
introduire
84
een introductie
une introduction
85
permitteren, toelaten
permettre
86
een toelating
une permission
87
minimaliseren
minimiser
88
relativeren
relativiser
89
investeren
investir
90
een investering
un investissement
91
trainen
s'entraîner
92
een training
un entraînement