Les médias & la presse écrite Flashcards

(124 cards)

1
Q

le métier de journaliste

A

het beroep van journalist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

l’agence de presse

A

het persbureau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

la rédaction

A

de redactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

le rédacteur en chef

A

de hoofdredacteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

un journaliste

A

een journalist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

un envoyé special

A

een speciale verslaggever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

un correspondant

A

een correspondent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

un reporter

A

een reporter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

un cameraman (caméraman)

A

een cameraman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

être au courant

A

op de hoogte zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

être mis au courant

A

op de hoogte gebracht worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

être à la hauteur

A

iets aankunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

recevoir une information

A

een info krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

couvrir un évènement

A

verslag uitbrengen over een gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aller sur le terrain

A

ter plaatse gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

recouper les informations

A

de info controleren, vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

aborder un sujet sous un certain angle

A

een onderwerp benaderen vanuit een bepaalde invalshoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

publier / envoyer une dépêche

A

een persbericht sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

transmettre / diffuser une info (en temps réel)

A

(realtime) info verstrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

avoir un scoop

A

een primeur hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

enquêter

A

onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

le journalisme d’investigation

A

onderzoeksjournalistiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

faire un reportage

A

een reportage maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

protéger ses sources

A

zijn bronnen beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
révéler ses sources
zijn bronnen onthullen
26
avoir un source (d'information) fiable
en betrouwbare bron hebben
27
toucher son public
zijn publiek bereiken
28
le public-cible
de doelgroep
29
écrire / rédiger un article
een artikel schrijven
30
légender un photo
een afbeeldingsonderschrift aanbrengen
31
faire paraître/publier un article/contenu
een artikel/inhoud publiceren
32
la parution / la publication
het publiceren
33
la presse écrite
de geschreven pers
34
lire la presse (tous les jours, occiasionnellement, régulièrement, rarement)
de pers lezen (dagelijks, nu en dan, regelmatig, zelden)
35
parcourir / feuilleter / jeter un coup d'oeil
een kijkje nemen
36
le lecteur
de lezer
37
se tenir informé
op de hoogte blijven
38
rechercher une info fiable/crédible
op zoek zijn naar betrouwbare info
39
une intox
fake nieuws
40
l'actualité
het nieuws / de actualiteit
41
une nouvelle / une info(rmation) / les infos
een info / de info / het nieuws
42
les news, une fake news
het nieuws, het fake nieuws
43
le journal (papier ou numérique)
de krant (papieren of digitaal)
44
un quotidien (régional, national, international, spécialisé)
een dagblad (streek-, nationaal, internationaal, gespecialiseerd)
45
un hebdomadaire
een weekblad
46
un mensuel
een maandblad
47
un magazine (d'actualité, sportif, féminin, de loisirs)
een tijdschrift (nieuws-, sport-, vrouwen-, vrijetijds-)
48
une revue
een blad, een tijdschrift
49
un kiosque
een kiosk
50
une librairie
een krantenwinkel + boekenwinkel
51
un article
een artikel
52
une enquête / un dossier
een dossier
53
un éditorial
een editoriaal / een woord van de redacteur
54
une chronique
een column
55
les gros titres / les manchettes
de hoofdtitels
56
la Une
de voorpagina
57
faire la Une
de voorpagina halen
58
être en première page
het voorpagina nieuws zijn
59
la rubrique (politique, sports,...)
de rubriek (politiek, sport,...)
60
l'illustration, la photo, la caricature
de afbeelding, de foto, de cartoon
61
les faits divers
nieuwtjes
62
une critique (cinéma, gastronomique)
een recensie (film-, culinair)
63
un titre accrocheur/attrape-clics
een pakkende titel
64
être abonné à un journal
een abonnement hebben op een krant
65
un abonnement
een abonnement
66
se méfier de la presse à sensation
op zijn hoede zijn voor de roddelpers
67
la presse people / la presse à sensation
de roddelpers
68
la radio
de radio (-zender)
69
une radio généraliste, d'information, commerciale
een radiozender voor een breed publiek, waar nieuws centraal staat, en commerciële radio
70
une radio proche de son public
een radio die dicht bij haar publiek staat
71
écouter la radio / le journal
naar de radio / het nieuws luisteren
71
passer à l'antenne
op de radio komen
72
une radio à ancrage régional
een regionale zender
73
une émission (d'information)
een (informatief) programma
74
présenter le journal
het nieuws presenteren
74
un présentateur / un animateur
een presentator
75
réaliser une interview / un entretien
een interview afnemen
75
interviewer qqn / s'entretenir avec qqn
iemand interviewen
75
un invité
een gast
76
animer un débat
een debat leiden
76
l'auditeur
de luisteraar
76
un jingle
een jingle
77
les écouteurs
de oortjes
77
un podcast
een podcast
78
le bulletin météo
het weerbericht
78
l'info-trafic
de verkeersinformatie
78
un flash-info
het nieuws (kort)
79
une chaîne publique
een openbare zender
79
le téléspectateur
de kijker
79
la télévision / la télé / la TV
de televisie
79
présenter le journal, le JT
het nieuws presenteren
80
une chaîne d'information (en continu)
een nieuwszender
80
regarder la télé / les infos / le JT
naar de televisie / het nieuws kijken
80
une chaîne commerciale
een commerciële zender
80
passer à l'antenne
op tv komen
81
recevoir un invité (en plateau)
een gast ontvangen (op de set)
81
un magazine d'actualtié
een (informatief) programma
81
un marronnier
een onderwerp dat jaarlijks in het nieuws terugkomt
82
la télécommande
de afstandsbediening
82
les voyeurs
de gluurders
82
changer de chaîne, zapper
zappen
82
regarder l'émission en replay
uitgesteld naar het programma kijken
82
les audiences
de kijkcijfers
83
le documentaire
de documentaire
83
regarder l'émission en directe
live naar het programma kijken
83
enregistrer une série
een serie opnemen
84
la météo
het weer
84
la pub
de reclame
85
un divertissement / une émission de variété
entertainment
85
internet
internet
85
les nouveaux médias
de nieuwe media
85
un film d'animation
een animatiefilm
86
un dessin animé
een tekenfilm
87
la télé-réalité
reality-TV
87
les nouveaux médias
de nieuwe media
88
le web
het web
88
les réseaux sociaux
de sociale media
88
les médias grand public
mainstream media
89
consulter les sites internet des journaux
de sites van de kranten raadplegen
89
le bandeau / la bannière
de banner
89
l'internaute
de internetgebruiker
90
le site (facile d'accès, convivial)
de site (toegankelijk, aangenaam)
91
un écran
een scherm
91
le fil info de l'agence de presse
de nieuwsfeed van het persbureau