Lesson 8 Flashcards
(69 cards)
1
Q
het bad
A
the bath
2
Q
de badkamer
A
the bathroom
3
Q
de bank
A
the couch
4
Q
het bed
A
the bed
5
Q
het dak
A
the roof
6
Q
de deur
A
the door
7
Q
de douche
A
the shower
8
Q
het fornuis
A
the stove
9
Q
de gang
A
the corridor, the hallway
10
Q
de kast
A
the closet
11
Q
de keuken
A
the kitchen
12
Q
het kleed
A
the carpet
13
Q
de koelkast
A
the refrigerator
14
Q
de lamp
A
the lamp
15
Q
de muur
A
the wall
16
Q
de plant
A
the plant
17
Q
het raam
A
the window
18
Q
het schilderij
A
the painting
19
Q
de slaapkamer
A
the bedroom
20
Q
de stoel
A
the chair
21
Q
de tafel
A
the table
22
Q
de televisie
A
the television
23
Q
de trap
A
the stairs
24
Q
de tuin
A
the garden
25
de wc
the toilet
26
de woonkamer
the living room
27
de zolder
the attic
28
het appartement
the apartment
29
besteden
to spend
30
binnen
inside
31
donker
dark
32
de hoek
the corner
33
de kapstok
the coat stand
34
laatste
last
35
laten
to let/ leave
36
laten zien
to show
37
luxe
luxurious
38
de muebels
the furniture
39
op bezoek
to visit
40
waar
true
41
warm
warm
42
zacht
soft
43
zelfs
even
44
arm
poor
45
dik
fat / thick
46
donker
dark
47
dun
slim / thin
48
duur
expensive
49
goed
good
50
groot
big / large
51
hard
hard
52
hoog
high
53
klein
small
54
koud
cold
55
laag
low
56
langzaam
slow
57
lekker
tasty
58
lelijk
ugly
59
licht
light
60
moeilijk
difficult
61
mooi
beautiful
62
nieuw
new
63
oud
old
64
rijk
rich
65
schoon
clean
66
slecht
bad
67
slim
clever
68
snel
fast
69
vaak
often
